Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 januari 2019
Hierbij stuur ik u de beantwoording van de vragen van de heer Laçin (SP) zoals gesteld
tijdens de procedurevergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
d.d. 19 december 2018.
Vraag 1
U wordt verzocht de Kamer te informeren over de uitkomsten van het Duitse onderzoek
inzake Low Cost Carriers (LCC’s) en de eventuele mogelijkheden om landingsrechten
te koppelen aan de naleving van nationale wetgeving, waaronder het arbeidsrecht?
Antwoord
De Duitse studie betreft een periodieke monitor uitgebracht door het Duitse onderzoeksbureau
voor lucht- en ruimtevaart (DLR). De laatste monitor naar LCC’s in Duitsland betreft
de periode tussen oktober 2006 en oktober 2018. De rapportage bevat de meest actuele
kwantitatieve en kwalitatieve gegevens en kenmerken van dit segment van de Duitse
luchtvaartsector. Het complete rapport is in het Duits opgesteld maar er is een samenvatting
in het Engels met de belangrijkste conclusies opgesteld (bijgevoegd)1.
Er is geen onderzoek uitgevoerd door Duitsland naar de koppeling van landingsrechten
aan de naleving van arbeidsrecht door luchtvaartmaatschappijen.
Vraag 2
U wordt verzocht de Kamer te informeren over de mogelijkheden om landingsrechten te
koppelen aan de naleving van nationale wetgeving waaronder sociaal en arbeidsrecht.
Antwoord
De Duitse luchtvaartautoriteit heeft geen onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om
landingsrechten te koppelen aan de naleving van sociale en arbeidsrechtelijke verplichtingen
door (buitenlandse) luchtvaartmaatschappijen.
Europese maatschappijen mogen op grond van EU-verordening 1008/2008 zonder enige belemmering
door de hele EU vliegen en hoeven daar geen toestemming voor te vragen. Artikel 21
van de verordening geeft een lidstaat echter wel de mogelijkheid de uitoefening van
verkeersrechten in geval van noodmaatregelen te weigeren. De ILT kan deze opleggen.
Dergelijke maatregelen moeten bovendien voldoen aan voorwaarden van evenredigheid,
transparantie, objectiviteit en afwezigheid van discriminatie en na het treffen onmiddellijk
aan de Commissie worden gemeld.
Het is daarom niet mogelijk op basis van bestaande EU regelgeving EU luchtvaartmaatschappijen
markttoegang te ontzeggen wanneer communautaire en/of nationale sociale wetgeving
niet naar behoren wordt toegepast. Het niet naleven van arbeidsrechten vormt dus onvoldoende
grond om landingsrechten in te trekken.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga