Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2018
In reactie op het verzoek van het lid Teunissen, zoals dat is gedaan in het ordedebat
van 11 december 2018 (Handelingen II 2018/19, nr. 34, Regeling van Werkzaamheden),
stuur ik u deze brief. In dit ordedebat is gesproken over het beeld dat het ministerie
samen met de luchtvaartsector debatten over de groei van Schiphol zou voorbereiden
en de sector het ministerie zou helpen aan oneliners en de redeneerlijnen zou beïnvloeden.
Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat ik zelf bepaal wat ik richting uw Kamer
zeg of schrijf. Ik ga over mijn eigen woorden. Ik ben altijd bereid om over de inhoud
daarvan met uw Kamer in debat te gaan. Veiligheid in de luchtvaart staat voor mij
op één. Ik zie daarom toe op de implementatie van de aanbevelingen van de OVV die
aan de sector zijn gericht en zal de implementatie van alle aanbevelingen onafhankelijk
laten evalueren voordat kan worden besloten over de ontwikkeling van Schiphol. Bovendien
ziet de ILT als onafhankelijke toezichthouder in de praktijk toe op de naleving van
de regels en de wijze waarop partijen hun risico’s beheersen.
Als het gaat om de operationele veiligheid van Schiphol zijn de sectorpartijen primair
verantwoordelijk. Dit uitgangspunt is vastgelegd in internationale regelgeving. Het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is verantwoordelijk voor de kaders waarbinnen
de sector opereert. De ILT is verantwoordelijk voor het toezicht. Daarbovenop heeft
het ministerie de verantwoordelijkheid voor het functioneren van het gehele systeem.
Hierbij is het van belang te constateren dat de verantwoordelijkheid van het ministerie
niet in de plaats treedt van de verantwoordelijkheid van partijen in de luchtvaartsector.
De luchtvaartveiligheid in Nederland is gediend met een stelsel waarin iedere partij
– sector en ministerie – de eigen verantwoordelijkheid zelfstandig en in gezamenlijkheid
adequaat invult. Een goede afstemming tussen overheid en de sector is nodig om een
goed functionerend vliegveiligheidssysteem te borgen. Ook het State Safety Programme
2015–2019 verwijst naar het belang van goede afstemming tussen de verschillende partijen
– zowel overheden als bedrijfsleven – met als doel het veiligheidsmanagement in de
luchtvaart verder te verbeteren.
De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) heeft in haar rapport Veiligheid Vliegverkeer
Schiphol van april 2017 aanbevelingen gedaan aan zowel de sector (Schiphol, Luchtverkeersleiding
Nederland (LVNL) en luchtvaartmaatschappijen) als aan het ministerie. De aanbevelingen
voor de sector gaan over het verbeteren van de operationele veiligheid op Schiphol
en de samenwerking binnen de sector. De aanbevelingen voor de Minister gaan over het
nader invullen van de rol als eindverantwoordelijke.
Juist om die eindverantwoordelijkheid te kunnen nemen en goed zicht te krijgen en
houden op de verbeteringen die de sector doorvoert naar aanleiding van de aanbevelingen
van de OVV, vindt overleg plaats met de sector. Onder meer is er onder leiding van
het ministerie een periodiek overleg over de integrale veiligheid op Schiphol ingesteld
(met veiligheidsmanagers en op directieniveau). Dit is tevens vastgelegd in het convenant
veiligheidsverbetering Schiphol1, dat ik met de sector heb gesloten. De «Safety Review Board» van het integraal veiligheidsmanagementsysteem
van de sector laat zich hierin vertegenwoordigen door directeuren van Schiphol, LVNL
en KLM. Deze partijen hebben een directe en formele verantwoordelijkheid voor de veiligheid
op en rond Schiphol. Bovendien kennen enkele aanbevelingen die de OVV aan de sector
en het ministerie doet samenhang. Eerder is daarom gemeld dat het ministerie de uitwerking
op onderdelen samen met de sectorpartijen doet, ook om aansluiting te houden met de
aanbevelingen die de sector zelf uitwerkt2.
Om uw Kamer correct te kunnen informeren over de maatregelen van de sector, worden
documenten die daar een relatie mee hebben met de sector gewisseld. De suggesties
en adviezen die het ministerie ontvangt, worden zorgvuldig gewikt en gewogen. Dit
geldt uiteraard ook voor suggesties en adviezen van andere partijen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga