31 936 Luchtvaartbeleid

Nr. 134 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2013

Hierbij zend ik u de informatie toe met betrekking tot de casus in het DEGAS-rapport «Remmende voorsprong» zoals toegezegd in het Algemeen Overleg Luchtvaart van 19 december 2012 (Kamerstuk 31 936, nr. 130). Bij brief van 13 februari 2013 heeft de vaste commissie mij verzocht u zo snel mogelijk te informeren over deze toezegging en niet te wachten op de afgesproken verzamelbrief. Aan dat verzoek voldoe ik bij deze.

De genoemde casus betreft een vlucht van KLM van Amsterdam naar Los Angeles. Er was op het moment zelf geen aanleiding voor de Inspectie Leefomgeving en Transport (verder: ILT) om deze specifieke vlucht nader te bekijken. Naar aanleiding van de vraag van de Kamer heeft ILT bij KLM navraag gedaan over deze vlucht. Daaruit bleek het volgende. Tijdens de vlucht werd vanwege de weersomstandigheden meer brandstof gebruikt dan voorzien en daarom heeft de gezagvoerder besloten eerst bij te tanken in Las Vegas alvorens door te vliegen naar de eindbestemming. De verantwoordelijkheid voor een dergelijk besluit ligt geheel en al bij de gezagvoerder. Wel is in dit soort situaties gebruikelijk dat overlegd wordt met de maatschappij.

De ILT heeft geen aanleiding te vermoeden dat er sprake zou zijn van het onder druk zetten van de gezagvoerder om door te vliegen. De ILT heeft ook nooit anonieme meldingen van KLM-personeel ontvangen over het onder druk zetten om door te vliegen. Ook op basis van de bij KLM opgevraagde vluchtgegevens komen geen onregelmatigheden aan het licht. ILT constateert dat de vlucht is uitgevoerd binnen de wettelijk geldende kaders en de geëigende protocollen en ziet geen aanleiding om nader onderzoek te doen.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven