Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2023
Naar aanleiding van het Tweeminutendebat Luchtvaartveiligheid van 7 oktober 2021 (Handelingen
II 2021/22, nr. 9, item 5) is de motie van lid Van der Plas (BBB) aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 10, item 11)1. De motie verzoekt om in het algemeen belang van de vliegveiligheid een leidende
rol te nemen in het evalueren en gelijktrekken van het beleid ten aanzien van ontheffingen
voor het beheer van ganzen in de 20 km zone rondom Schiphol tussen de provincies Noord-Holland,
Utrecht en Zuid-Holland, zodat de veiligheid van passagiers en burgers op de grond
beter wordt gewaarborgd. Middels deze brief wordt u geïnformeerd over de uitkomsten
van de studie naar de verschillende ontheffingen en de wijze waarop het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: IenW) invulling geeft aan haar leidende
rol in het luchtvaartveiligheidsbeleid hieromtrent. Hiermee wordt de motie van het
lid Van der Plas afgedaan.
Vogels, waaronder ganzen, kunnen een risico voor de luchtvaartveiligheid vormen. Met
de luchtvaartsector en het ministerie zijn afspraken gemaakt om het risico van botsingen
tussen vliegtuigen en vogels (met name ganzen) op en rond de nationale luchthaven
Schiphol in te perken. Deze zijn vastgelegd in het «convenant reduceren risico vogelaanvaringen
Schiphol 2020- 2024» (hierna: het convenant). Daarin zijn ook de rollen en verantwoordelijkheden
voor onder meer de provincies en het ministerie omschreven.
Voor het uitvoeren van populatiebeheer van ganzen in Nederland zijn provinciale ontheffingen
nodig. In bijgevoegd rapport zijn de verschillen tussen de provinciale ontheffingen
in het kader van de vliegveiligheid voor het ganzenbeheer in de 20 km zone rondom
Schiphol op een aantal punten vergeleken voor bovengenoemde provincies. Tevens worden
in het rapport een aantal aanbevelingen gedaan om ontheffingen beter op elkaar aan
te laten sluiten.
Uit het rapport blijkt dat in de ontheffingen voor de 0–10 km zone nagenoeg geen verschillen
tussen de provinciale ontheffingen zijn. Dat is wel het geval in de 10–20 km zone.2 Een deel van deze verschillen is te verklaren doordat iedere provincie een ontheffing
ter bescherming van de landbouwgewassen in het algemeen verleent, maar niet specifiek
voor vliegveiligheid. Met name op detailniveau verschillen de ontheffingen in het
gebruik van toegestane jachtmiddelen en in de voorschriften.
Het rapport onderstreept het belang van uniformiteit in de uitgangspunten, de ontheffingsaanvraag
en de ontheffingsverlening. Om hiertoe te komen en om de regierol voor de luchtvaartveiligheid
met betrekking tot ganzenbeheer rondom Schiphol te bestendigen zal IenW de volgende
stappen nemen:
IenW zal een regulier afstemmingsoverleg tussen de provincies opstarten om waar mogelijk
de ontheffingen gelijk te trekken. De faunabeheereenheden van de betrokken provincies
werken aan een gezamenlijk gedragen ganzenbeheerplan. IenW zal periodiek overleg voeren
met de provincie Noord Holland en haar faunabeheereenheid hebben, om de voortgang
van het beheerplan te monitoren en eventuele knelpunten via bestaande overlegstructuren
te agenderen voor bijsturing. Tot slot zullen in de aankomende evaluatie van het hierboven
genoemde convenant de rolverdeling en de taken van de convenantpartijen worden geëvalueerd
en waar nodig worden aangescherpt.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers