31 933 De rol van maatschappelijke organisaties bij ontwikkelingssamenwerking

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2010

Graag ga ik in op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 13 september jl . kenmerk 2010Z12598/2010D34351) inzake de aanbesteding van de nieuwe «Subsidiefaciliteit voor Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking» (SBOS).

In het voorjaar van 2009 is de Kamer akkoord gegaan met de vernieuwing van het «draagvlakbeleid voor ontwikkelingssamenwerking (OS). Centraal daarin staat de bevordering van het besef van burgerschap in relatie tot OS. Deze beleidsvernieuwing is onderdeel van de bredere moderniseringsagenda voor OS en behelst onder meer een duidelijkere scheiding tussen subsidiëring en advisering.

Een en ander heeft onder meer tot gevolg dat:

  • de NCDO wordt omgevormd tot een kennis- en adviescentrum op het gebied van mondiaal burgerschap in relatie tot OS;

  • de subsidietaak – die nu nog door de NCDO wordt uitgevoerd – wordt op een nieuwe leest geschoeid en zal onder ministeriële verantwoordelijkheid gaan plaatsvinden via een nieuwe subsidiefaciliteit. Het beheer daarvan wordt uitbesteed. De faciliteit heeft een looptijd van vier jaar (2011–2014). Voor de kosten gemoeid met subsidieverlening en het beheer van de faciliteit zal een jaarlijks een bedrag van ten hoogste € 19 miljoen beschikbaar zijn.

Voor de selectie van een organisatie die de subsidiefaciliteit gaat uitvoeren en beheren was een Europese aanbestedingsprocedure noodzakelijk. De criteria waaraan de nieuwe uitvoerder moet voldoen zijn omschreven in het aanbestedingsdocument. De motie Ferrier/Voordewind (kamerstuk 31 933, nr. 10) waaraan de commissie refereert, is in die criteria verwerkt. In dit verband wijs ik ook op mijn antwoorden op schriftelijke vragen van het kamerlid Ferrier (Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2634).

De aanbestedingsprocedure is onlangs afgerond met als resultaat dat de opdracht is gegund aan de combinatie PricewaterhouseCoopers Advisering NV, Stichting Wilde Ganzen en het Nederlands Jeugdinstituut. Voor de aanbesteding hadden vier partijen ingeschreven.

Deze combinatie PricewaterhouseCoopers, Stichting Wilde Ganzen en het Nederlands Jeugdinstituut scoorde het beste. De combinatie voldeed ten eerste aan:

  • de in het aanbestedingsdocument gestelde minimumeisen; dit betreft met name ervaring waarover het consortium dient te beschikken om de opdracht goed te kunnen vervullen.

  • de knock-outcriteria: dit betreft met name de bevestiging dat taken en activiteiten – zoals vereiste administratieve procedures en beoordeling van de subsidieaanvragen volgens de SBOS-beleidsregels – zullen worden uitgevoerd.

Ten tweede is de combinatie voor wat betreft de gunningscriteria het beste beoordeeld. Deze criteria betroffen onder meer de kwaliteit van de in te zetten medewerkers en de prijs voor de uitvoering van de opdracht.

Met de gunning aan deze combinatie is tegemoet gekomen aan hetgeen in de motie Ferrier/Voordewind is gevraagd ten aanzien van de benodigde kennis en de maximale hoogte van de beheerkosten (niet hoger dan 10% van het budget).

Publicatie van de SBOS-beleidsregels in de Staatscourant is voorzien voor begin oktober a.s. Zo ontstaat een overgangsperiode van drie maanden waarin de NCDO in en de nieuwe uitvoerder uitfaseert. De deadline voor de eerste aanvraagronde is gesteld op 1 november, opdat activiteiten en projecten waarvoor SBOS-subsidie wordt aangevraagd vanaf 1 januari 2011 kunnen starten.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven