nr. 5
VERSLAG
De vaste commissie voor Economische Zaken1
belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft
de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag
afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling
van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
I Algemeen
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van
het wetsvoorstel omtrent de aanwijzing van een accreditatie-instantie. Naar
aanleiding van dit wetsvoorstel hebben de leden van de VVD-fractie een aantal
aandachtspunten die zij graag onder de aandacht zouden willen brengen.
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De leden van de CDA-fractie benadrukken dat bedrijven door het systeem
van accrediteren zelf stappen kunnen zetten op weg naar bijvoorbeeld een duurzame
productie en dat door bijvoorbeeld een keurmerk ook zichtbaar maken richting
consument. Het werk van een accreditatie-instelling is erop gericht het vertrouwen
van een afnemer in de kwaliteit van een product of dienst te ondersteunen,
zodat afnemers weten dat een keurmerk de garantie biedt die het beweert te
geven. Dat doet de Raad door te bekijken of een «conformiteitverklarende
instelling» (die bijvoorbeeld vaststelt of er inderdaad duurzaam geproduceerd
wordt) o.a. onafhankelijk en deskundig is. De leden van de CDA-fractie vinden
onafhankelijkheid van de Raad zelf van belang. De Raad wordt door de toekenning
van publiekrechtelijke bevoegdheden een ZBO. Op welke wijze is de onafhankelijkheid
van de Raad gewaarborgd? Welke mogelijkheden heeft de regering om in te grijpen
als de Raad de wettelijke taken niet goed uitvoert?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Nederlandse markt ruimte blijft
bieden aan andere accreditatie-instanties voor accreditaties die buiten de
reikwijdte van de verordening liggen. Hoe draagt de overheid er zorg voor
dat een gelijk speelveld blijft bestaan tussen de Raad voor Accreditatie (RvA)
en andere instanties die op commerciële basis dezelfde taken vervullen.
Deze leden vragen hoe te controleren of de geldstromen binnen het publieke
gedeelte van de RvA niet zullen en kunnen worden gebruikt voor de uitvoering
van het privaatrechtelijke gedeelte van de RvA waar immers geen verandering
in bedrijfsvoering is voorgenomen?
De leden van de VVD-fractie vragen voorts hoe de financiering van de werkzaamheden
van de RvA zich verhoudt tot die van accreditatie-instellingen van andere
lidstaten? Daarnaast zijn deze leden benieuwd of er een harmonisering van
kosten tussen de verschillende accreditatie-instanties in andere lidstaten
is voorgenomen?
Omdat het volgens de verordening niet verplicht is om een nationale accreditatie-instantie
te hebben is het voor lidstaten zonder een dergelijke instantie mogelijk om
gebruik te maken van een accreditatie-instantie in een andere lidstaat. De
leden van de VVD-fractie vragen of Nederlandse aanvragers van accreditatie
verplicht zijn een beroep te doen op de RvA, dan wel of de mogelijkheid zal
gaan bestaan om een aanvraag voor accreditering in een andere lidstaat dan
de eigen lidstaat te doen.
5. Effecten voor het bedrijfsleven en administratieve
lasten
De leden van de VVD-fractie vragen waarom administratieve lasten die ontstaan
door het instellen van het publieke orgaan RvA niet tot de administratieve
lasten worden gerekend? Wat bedragen de administratieve lasten die kennelijk
altijd al bestonden?
II Artikelsgewijs
Artikel 5
De Raad voor Accreditatie moet binnen zes maanden besluiten over een aanvraag
tot accreditatie. Dit lijkt de leden van de CDA-fractie wat lang, het zou
goed zijn als we bedrijven sneller zekerheid kunnen geven. Waarom kiest de
regering voor een termijn van zes maanden? Welke ruimte biedt de Verordening
op dit punt? Is de regering bereid deze termijn te heroverwegen?
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Timmer
De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,
De Veth
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten
Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD),
Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen
(SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van
der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen
(SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), de Rouwe (CDA) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Sap (GL), Van Vroonhoven-Kok
(CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt
(SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen
(PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA),
Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink
(VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme
(PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).