31 930 Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956)

Nr. 92 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2012

De vaste commissie voor Financiën heeft mij verzocht u in te lichten over de invulling van het door mij toegezegde overgangsrecht voor de toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956. De Commissie verzoekt mij ook aan te geven hoe en wanneer het overgangsrecht bekend wordt gemaakt.

Het overgangsrecht heb ik bekend gemaakt bij beleidsbesluit van 4 april 2012, nr. BLKB2012/103M. Dit besluit bevat een actualisering van het beleid met betrekking tot de toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956. In onderdeel 5 van het besluit is het overgangsrecht opgenomen dat betrekking heeft op de eerdere intrekking van de besluiten van 30 november 1964, nr. D4/8981, en 25 augustus 1980, nr. 280-11466. In dit onderdeel keur ik onder voorwaarden goed dat voor de toepassing van artikel 10 voor onroerende zaken die in gebruik zijn als woning wordt uitgegaan van de waarde van die woning op het tijdstip van de rechtshandeling(en) waarbij het genot is ontstaan, vermeerderd met de waardestijging van 1 januari 2010 tot de overlijdensdatum. De waardestijging vanaf het tijdstip van de rechtshandeling tot 1 januari 2010 wordt niet meegenomen in de grondslag van artikel 10. De voorwaarden hebben onder meer betrekking op de te hanteren waarden en het tijdstip waarop het genot waarop artikel 10 betrekking heeft, moet zijn ingegaan (vóór 1 januari 2010).

Het besluit is op 6 april 2012 gepubliceerd in Stcrt. 2012, 7145.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers

Naar boven