31 930
Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956)

nr. 55
AMENDEMENT VAN DE LEDEN TANG EN CRAMER

Ontvangen 28 oktober 2009

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel AC, onder 3, komt te luiden:

3. Het eerste lid, onder 4°., komt te luiden:

4°. door de hierna genoemde personen tot de daarachter vermelde bedragen:

a. partner: € 600 000;

b. kinderen: € 14 250;

c. kleinkinderen: € 14 250;

d. overige verkrijgers: € 1500;.

II

Artikel I, onderdeel AG, komt te luiden:

AG. Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35

1. Het bedrag van de vóór toepassing van dit artikel over een verkrijging verschuldigde erfbelasting wordt verminderd met € 1000, maar niet verder dan tot nihil, indien blijkt dat het vermogen van de verkrijger aan het einde van het aan het jaar van overlijden van de erflater voorafgaande kalenderjaar tezamen met de waarde van het verkregene, bedoeld in artikel 21, lager is dan tweemaal het in artikel 5.5, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dit luidt op het tijdstip van de verkrijging, genoemde bedrag.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder vermogen verstaan het gezamenlijke bedrag van:

a. de eigenwoningwaarde, bedoeld in artikel 3 112 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met de eigenwoningschuld, bedoeld in artikel 3 119a van die wet;

b. de waarde in het economische verkeer van het vermogen van een onderneming als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

c. de waarde in het economische verkeer van de vermogensbestanddelen die behoren tot een werkzaamheid als bedoeld in afdeling 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

d. de waarde in het economische verkeer van de vermogensbestanddelen die bij de verkrijger behoren tot een aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en

e. de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Toelichting

Dit amendement regelt een korting van € 1000 op de erfbelasting die zonder toepassing van deze korting verschuldigd zou zijn door de verkrijger. De korting is van toepassing indien blijkt (de bewijslast rust dus op de belanghebbende) dat het vermogen (in box 1, 2 en 3) van de verkrijger aan het einde van het aan het jaar van overlijden van de erflater voorafgaande kalenderjaar, tezamen met de waarde van het van de erflater verkregene, lager is dan tweemaal het heffingvrije vermogen voor box 3.

De kosten van dit amendement zijn € 50 miljoen. Dit bedrag komt voornamelijk terecht bij (klein)kinderen die weinig vermogen hebben en een kleine erfenis krijgen. Dekking wordt budgetneutraal gevonden in een aanpassing van de vrijstellingen van (klein)kinderen en derden.

Op deze manier is de effectieve vrijstelling voor kinderen die een kleine erfenis ontvangen, en weinig vermogen hebben, tot € 10 000 hoger dan voor andere verkrijgers. Ongeveer de helft van de verkrijgers die erfbelasting verschuldigd is, komt in aanmerking voor de kortingsregeling.

Tang

Cramer

Naar boven