31 930
Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956)

nr. 49
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID SAP TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 47

Ontvangen 28 oktober 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel AC, onder 3, komt te luiden:

3. Het eerste lid, onder 4°, komt te luiden:

4°. door de hierna genoemde personen tot de daarachter vermelde bedragen:

a. partner: € 600 000;

b. kinderen: € 25 000;

c. kleinkinderen: € 25 000;

d. overige verkrijgers: € 25 000;

met dien verstande dat deze bedragen worden verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met de grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de verkrijger in het aan het jaar van overlijden van de erflater voorafgaande kalenderjaar, dan wel, ingeval de verkrijger dat gehele voorafgaande kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 van die wet geacht wordt te hebben gehad, met de helft van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van die wet, van de verkrijger en diens partner in het aan het jaar van overlijden van de erflater voorafgaande kalenderjaar.

Toelichting

Voorgesteld wordt de bedragen van de vrijstellingen in de erfbelasting aan te passen in die zin dat het bedrag van de vrijstelling verminderd wordt met het bedrag van het vermogen dat in de inkomstenbelasting in box 3 in aanmerking wordt genomen als grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dit ingevolge het wetsvoorstel fiscale vereenvoudigingswet 2010 (32 130) per 1 januari 2010 komt te luiden. Uitgegaan wordt van de grondslag sparen en beleggen in het jaar voorafgaand aan het overlijden van de erflater. Indien de verkrijger gedurende het hele hiervoor bedoelde jaar dezelfde partner heeft gehad of op grond van artikel 2.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 geacht wordt te hebben gehad, dan wordt de helft van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen van de verkrijger en dienst partner in aanmerking genomen.

Verkrijgers met een grondslag sparen en beleggen van ten minste het in artikel 32, eerste lid, onder 4°, letter a tot en met d, van de Successiewet 1956 vermelde bedragen van de vrijstelling erfbelasting worden voor het volledige bedrag van de verkrijging belast. Het bedrag van de vrijstelling kan niet tot een negatief bedrag leiden; het bedrag van de vrijstelling wordt op grond va de voorgestelde wettekst niet verder verminderd dan tot nihil.

Met de opbrengst van de vermindering van de vrijstellingen met de grondslag sparen en beleggen worden de bedragen van de vrijstellingen voor alle andere verkrijgers dan partners – vóór toepassing van de hiervoor bedoelde vermindering – verhoogd naar € 25 000. Dit amendement is budgettair neutraal.

Sap

Naar boven