31 929 Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek

Nr. 25 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2012

Het lid Ortega-Martijn heeft na de plenaire behandeling inzake wetsvoorstel Regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek (31 929) een amendement ingediend (Kamerstuk 31 929, nr. 24). Dit amendement regelt dat alleen een aanbod tot een huisbezoek kan worden gedaan, als er gegronde redenen zijn om de door de belanghebbende verstrekte inlichtingen te verifiëren of als de belanghebbende helemaal geen informatie heeft verstrekt die nodig is om de leefsituatie vast te stellen. Daarnaast regelt dit amendement dat er nadere regels moeten worden gesteld over wat er onder «gegronde redenen» moet worden verstaan. In deze brief geef ik mijn reactie op dit amendement.

Ik ontraad het amendement.

Zoals ik tijdens het debat heb betoogd, moeten de uitvoeringsinstanties de uitkering rechtmatig vaststellen. Daarvoor moeten inlichtingen altijd worden geverifieerd. Het is aan de uitvoering om te bepalen op welk moment en voor welke situaties een huisbezoek van belang kan zijn. Het huisbezoek is ook met de nodige waarborgen omkleed. Dit voorkomt bij de inzet van het huisbezoek willekeur en het ten onrechte aantasten van de persoonlijke levenssfeer. Een zorgvuldige uitvoering brengt dat met zich mee. De rechter toetst of die waarborgen in acht zijn genomen bij de afweging of er aanleiding is voor een huisbezoek en bij de wijze waarop een huisbezoek wordt gedaan.

Het amendement ziet ook op het moment waarop een aanbod tot een huisbezoek kan worden gedaan. Ook daarover heb ik in het debat aangegeven dat aan de uitvoering te willen overlaten, inspelend op individuele omstandigheden. Het verbinden van consequenties aan het weigeren van een huisbezoek kan echter niet dan nadat belanghebbende in de gelegenheid is gesteld op andere wijze zijn leefsituatie aan te tonen.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

Naar boven