nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 19 maart
2009 en het nader rapport d.d. 14 april 2009, aangeboden aan de Koningin
door de minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Het advies van de Raad
van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2009, no. 09.000486, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet
houdende regels met betrekking tot een wettelijke grondslag voor de brede
doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (Wet wettelijke grondslag
bdu siv), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel voorziet in een wettelijke grondslag voor de BDU SIV.
Voorts bevat het een wettelijke grondslag voor twee subsidieregelingen.
Blijkens de mededeling van de plv. Directeur van Uw kabinet van 24 februari
2009, nr. 00.000486, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 19 maart 2009, nr. W08.09.0048/IV, bied ik U hierbij
aan.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal te zenden nadat met zijn advies rekening zal zijn
gehouden.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar
maakt een opmerking over de wettelijke grondslag van de Subsidieregeling Kenniscentrum
Grote Steden. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van
het voorstel wenselijk is.
De voorgestelde artikelen 6 en 7, onderdeel b, voorzien in een wettelijke
grondslag voor de Subsidieregeling Kenniscentrum Grote Steden. Uit de toelichting
bij artikel 6 blijkt dat deze subsidieregeling geen betrekking heeft op de
brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (hierna: BDU SIV), maar
op andere aspecten van het Grotestedenbeleid waardoor een specifieke wettelijke
grondslag noodzakelijk is. De Raad merkt hierover het volgende op.
De Subsidieregeling Kenniscentrum Grote Steden geldt in beginsel voor
onbeperkte duur. Dit in tegenstelling tot de BDU SIV; deze brede doeluitkering
heeft een looptijd van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009.
De Raad acht het aannemelijk dat de Wet wettelijke grondslag bdu siv wordt
ingetrokken na het verstrijken van de looptijd van de BDU SIV, nadat de vaststelling en de terugvordering van middelen zijn afgerond. Gelet
hierop adviseert hij het wetsvoorstel in die zin aan te passen dat wordt voorzien
in een andere wettelijke grondslag voor de Subsidieregeling Kenniscentrum
Grote Steden. Daarbij zou gedacht kunnen worden aan een kaderwet VROM-subsidies.
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State merk ik het volgende
op.
Het ligt in de verwachting dat de Subsidieregeling Kenniscentrum Grote
Steden een langere looptijd zal hebben dan de nu voorgestelde Wet wettelijke
grondslag bdu siv. Omdat op dit moment geen wettelijke grondslag beschikbaar
is voor de Subsidieregeling Kenniscentrum Grote Steden is er voor gekozen
die wettelijke grondslag op te nemen in het wetsvoorstel.
Hierbij is niet gekozen voor het opnemen van een wettelijke grondslag
voor artikel 34 van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en
veiligheid – de huidige grondslag voor de Subsidieregeling Kenniscentrum
Grote Steden – omdat het de voorkeur verdient ministeriële regelingen,
waar mogelijk, direct op een formele wet te baseren.
Het is de bedoeling in de in voorbereiding zijnde kaderwet VROM-subsidies
een wettelijke grondslag voor onder meer de Subsidieregeling Kenniscentrum
Grote Steden op te nemen. Indien die kaderwet VROM-subsidies nog niet in werking
is getreden op het moment dat de brede doeluitkering sociaal, integratie en
veiligheid is vastgesteld en de voorgestelde Wet wettelijke grondslag bdu
siv kan worden ingetrokken, zal daar op dat moment een passende oplossing
voor gevonden worden.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening
zal zijn gehouden.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie
van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. E. van der Laan