nr. 4
NADER RAPPORT1
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 6 april 2009, aangeboden
aan de Koningin door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 5 januari
2009, nr. 08.003766, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 11 februari 2009, nr. W12.08.0585/III, bied
ik U hierbij aan.
De Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen.
De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt.
Mede naar aanleiding van deze kanttekeningen zijn een aantal artikelen
nader overwogen en bleken nog enkele aanvullende aanpassingen noodzakelijk.
De achtergrond hiervan is in hoofdzaak de verder doorgevoerde afstemming op
de wijze waarop de bevoegdheden in de Wet werk en bijstand aan de colleges
van burgemeester en wethouders zijn gegeven. Om die reden is de verplichting
tot het opleggen van een bestuurlijke boete in de IOAW en de IOAZ komen te
vervallen. Door deze aanpassing verviel de noodzaak om de door de Raad voorgestelde
redactionele kanttekeningen bij artikel 17, derde lid, onderdeel a, IOAW en
artikel 17, tweede lid, onderdeel a, IOAZ.
Daarnaast bleek aanpassing noodzakelijk wegens een aantal wetswijzigingen,
die op 1 januari 2009 in werking zijn getreden, zoals de totstandkoming
van de Wet participatiebudget en de wijziging van de Wet uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen.
Voorts is nog voorzien in een overgangsbepaling op grond waarvan de verantwoording
van ontvangsten en uitgaven over de periode voor inwerkingtreding van deze
wet kan plaatsvinden.
De memorie van toelichting is dienovereenkomstig aangepast.
Ik moge U verzoeken, het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet
en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma