Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31924-XIII nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31924-XIII nr. 10 |
Vastgesteld 24 juni 2009
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 15 juni 2009 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken over het Jaarverslag 2008 van het ministerie van Economische Zaken.
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Timmer
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Franke
Maandag 15 juni 2009
19.00 uur
De voorzitter: Timmer
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten:
Elias, Ten Hoopen, Smeets, Timmer, Gesthuizen,
en minister Van der Hoeven en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren.
Aan de orde is de behandeling van:
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 17 oktober 2008 over de beleidsdoorlichting ondernemerschapsbeleid (30991, nr. 5);
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 10 juni 2009 inzake de beantwoording van de vragen van de commissie EZ inzake de beleidsdoorlichting ondernemerschapsbeleid (30991, nr. 5);
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 9 december 2008 over de beleidsdoorlichting Economische Zaken "het bevorderen van het goed functioneren van de interne markt" (30991, nr. 6);
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 3 maart 2009 over de beantwoording van de vragen van de commissie EZ inzake de beleidsdoorlichting Economische Zaken (30991, nr. 7);
de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 20 maart 2009 over de functie en representativiteit van Kamers van Koophandel (30875, nr. 16);
de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 16 april 2009 over de Terugblik 2008 van de Consumentenautoriteit (27879, nr. 21);
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 6 april 2009 ter aanbieding van het Jaarverslag van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (31700-XIII, nr. 55);
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 20 mei 2009 houdende het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet ministerie van Economische Zaken 2008 (31924-XIII);
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 20 mei 2009 houdende het Jaarverslag van het ministerie van Economische Zaken 2008 (31924-XIII, nr. 1);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 20 mei 2009 over het Rapport bij het Jaarverslag 2008 van het ministerie van Economische Zaken (31924-XIII, nr. 2);
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 8 juni 2009 met de antwoorden op de vragen over het Jaarverslag 2008 (31924-XIII, nr. 7);
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 8 juni 2009 met de antwoorden op vragen over het Rapport bij het Jaarverslag 2008 (31924-XIII, nr. 6);
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 20 mei 2009 houdende het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Fonds Economische Structuurversterking 2008 (31924 D);
de brief van de minister van Economische Zaken van 20 mei 2009 houdende het Jaarverslag Fonds Economische Structuurversterking 2008 (31924 D, nr. 1);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 20 mei 2009 houdende het Rapport bij het Jaarverslag 2008 van het Fonds Economische Structuurversterking (31924 D, nr. 2);
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 8 juni 2009 met de antwoorden op de vragen over het Jaarverslag 2008 Fonds Economische structuurversterking (31924 D, nr. 6);
de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 8 juni 2009 met de antwoorden op vragen over het Rapport bij het Jaarverslag 2008 Fonds Economische Structuurversterking 2008 (31924 D, nr. 7).
De voorzitter:
Ik heet de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken, de hen vergezellende ambtenaren en de mensen op de publieke tribune van harte welkom. Wij hebben afgesproken dat mevrouw Smeets als rapporteur namens de commissie in ongeveer een kwartiertje enkele algemene zaken zal inbrengen. Daarna krijgen de leden zes minuten voor hun eigen inbreng.
MevrouwSmeets(PvdA)
Voorzitter. Vandaag behandelen wij de Jaarverslagen 2008 van het ministerie van Economische Zaken en van het Fonds Economische Structuurversterking. De commissie voor Economische Zaken heeft dit jaar wederom besloten om uit en namens deze commissie een rapporteur aan te stellen. Aan mij de eer om dat dit jaar te mogen doen. Ik zal namens de commissie ingaan op de kwaliteit van het jaarverslag en op de oordelen van de Rekenkamer over de rechtmatigheid en de bedrijfsvoering. Bij de voorbereiding van deze taak ben ik ondersteund door de staf van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken, alsmede door de leden van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR), waarvoor namens de hele commissie heel hartelijk dank. Ik denk dat beide bewindslieden, gezien hun Kamerervaring, kunnen beamen dat een goede en gedegen ondersteuning bij het Kamerwerk onontbeerlijk is. Ik spreek dan ook niet zomaar dank uit, maar oprechte dank!
Ik knip mijn bijdrage als rapporteur in drie delen. Het eerste gedeelte gaat over de kwaliteit van het Jaarverslag 2008. Het tweede gedeelte gaat over het aandeel van het ministerie van Economische Zaken in de verantwoordingsbrief over het beleidsprogramma Samen Werken, Samen Leven. Het derde gedeelte betreft het financiële beheer.
Geconstateerd kan worden dat onze commissie kritisch is over de kwaliteit van de verslaglegging. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat de vraag naar de beleidseffecten nog steeds onvoldoende beantwoord wordt en dat is voor iedere fractie hier aan tafel een gemis. Deugdelijke bedrijfsvoering en financiële verslaglegging zijn bij het ministerie een stuk beter op orde. Kortom, wij bezigen een kritische toon, niet als doel maar als middel om met elkaar te zoeken naar de juiste rapportage, zodat iedere fractie in dit huis haar conclusies kan trekken over het gevoerde beleid en de effecten daarvan.
De Algemene Rekenkamer concludeert dat in het Jaarverslag 2008 minder informatie beschikbaar is over realisatie van de doelen en prestaties dan in het Jaarverslag 2007. De Tweede Kamer is daardoor dit jaar minder geïnformeerd over de vraag in hoeverre het ministerie van Economische Zaken voorgenomen prestaties heeft geleverd en in hoeverre de voorgenomen doelen zijn bereikt. De gebrekkige informatie over de realisatie van de doelstellingen en de effecten van het EZ-beleid zijn het zwakke punt van het Jaarverslag 2008. Overigens betekent dit ook een forse achteruitgang ten opzichte van het Jaarverslag 2007. De Algemene Rekenkamer geeft aan dat bij 71% van de beleidsdoelen inzicht gegeven wordt in de realisatie. Het BOR daarentegen constateert dat slechts voor circa 42% van de operationele doelstellingen informatie over de beleidseffecten is opgenomen. De rapporteur sluit zich hier aan bij het BOR en vraagt zich af, waarom dit getal zo laag is. Waarom is in slechts 42% van de gevallen inzicht gegeven in de realisatie? En is het juist dat die 42% zelfs nog wat geflatteerd is, omdat sommige prestatie-indicatoren maar één onderdeel van een operationele doelstelling afdekken? De klanttevredenheid over Syntens zegt toch niets over de operationele doelstelling 2.2, dat er meer bedrijven moeten komen die technologische kennis ontwikkelen en benutten?
Bij het WGO in juni 2008 over het Jaarverslag 2007 heeft de minister toegezegd dat er meer prestatie-indicatoren komen, zodat een betere en directe relatie gelegd kon worden met het beleid. Waarom heeft de minister na de bespreking van het Jaarverslag 2007, waarin de Kamer bij monde van het lid Gesthuizen haar zorgen heeft uitgesproken over de inmiddels geconstateerde achteruitgang van de informatie over de beleidseffecten, in het Jaarverslag 2008 niet gezorgd voor een beter verslag met meer relevante effectindicatoren?
De minister neemt voor een aantal doelstellingen wel informatie op in de begroting en in het jaarverslag in de vorm van kengetallen. Zij kan daarop in principe niet aangesproken worden, omdat deze niet direct kunnen worden teruggevoerd op haar beleid. Als het netto-effect zo moeilijk is vast te stellen in een macrocijfer, zou de minister op een andere, wellicht meer kwalitatieve wijze aannemelijk moeten maken welke effecten haar beleidsprestaties hebben gehad. Maar dat doet de minister slechts voor een beperkt aantal doelen, waardoor uiteindelijk de betekenis van het EZ-beleid voor een aantal doelstellingen niet goed kan worden beoordeeld.
Een positief voorbeeld zijn de innovatievouchers. Daarvan wordt, naast het aantal verstrekte vouchers en het verzilveringspercentage, gemeld dat zij hebben geleid tot 80% meer opdrachten aan kennisinstellingen. Nog een positief voorbeeld, maar dan wel uit 2007: de jaarlijkse vermindering van de groei van het energiegebruik als gevolg van energie-efficiëntiebeleid.
De borgstellingen BBMKB zijn een negatief voorbeeld. Alleen de benutting wordt gerapporteerd, want noch in het jaarverslag noch in de beleidsdoorlichting ondernemerschap wordt een objectief effect aangetoond. Daarom stellen wij de volgende drie vragen:
1. In hoeverre kan de minister worden aangesproken op kengetallen die zij heeft opgenomen in begroting en jaarverslag? Maakt het daarbij nog uit of de kengetallen ambities bevatten zoals dit in de begroting 2009 vaker het geval is?
2. Waarom besteedt de minister beperkt aandacht aan het verduidelijken welke bijdrage haar beleid heeft geleverd aan het bereiken van haar beleidsdoelen, bijvoorbeeld door aan te geven voor welke verschillen haar beleid heeft gezorgd die zonder dat beleid niet opgetreden zouden zijn? Kan de minister in het vervolg duidelijker maken welke betekenis haar beleid al dan niet heeft gehad?
3. Waarom is een uitgesproken effectindicator als de jaarlijkse vermindering van de groei van het energiegebruik als gevolg van energie-efficiëntiebeleid nog wel opgenomen in het Jaarverslag 2007, maar helaas in het Jaarverslag 2008 niet meer te vinden?
Kortom, de centrale vraag blijft hoe de Kamer zich een oordeel kan vormen over de resultaten van het EZ-beleid. Ook de beleidsdoorlichtingen – de evaluaties op het niveau van de operationele doelen – zouden gericht moeten zijn op de beleidseffecten, maar ook deze evaluaties bieden geen uitkomst. Wat gaat de minister doen om in de volgende beleidsdoorlichtingen en in de daaronder liggende evaluatieonderzoeken de effectiviteitsvraag centraal te stellen en op die manier de Kamer inzicht te geven in de resultaten van het beleid?
In de opeenvolgende begrotingen en jaarverslagen van EZ blijft de inconsistentie van de kengetallen en indicatoren een probleem. Het gaat om inconsistenties in het wel of niet opnemen van indicatoren, of de definitie en de vulling ervan. Het is op deze manier lastig om inzicht te krijgen in de meerjarige ontwikkeling op bepaalde terreinen. De vaste Kamercommissie EZ vraagt hier al sinds de behandeling van het Jaarverslag 2006 aandacht voor. Ook het Jaarverslag 2008 bevat een aantal inconsistenties ten opzichte van het voorgaande jaarverslag. Ik vraag de minister of zij kan aangeven voor welke indicatoren de zoektocht inmiddels is afgerond, waardoor vanaf nu meerjarige en vergelijkbare inzichten kunnen ontstaan. Voor welke indicatoren is de minister nog op zoek naar een optimale formulering?
Mijn laatste punt bij het eerste onderdeel betreft de beleidsconclusies. In het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag 2007 heeft de minister beterschap beloofd bij het trekken van beleidsconclusies. Het beleidsverslag in het Jaarverslag 2008 van EZ bevat een aparte paragraaf met beleidsconclusies. In deze paragraaf worden de drie departementale beleidsprioriteiten op hoofdlijnen besproken. Voor beleidsprioriteit één wordt op een beperkt aantel plaatsen voorzichtig aangegeven welke conclusies de minister trekt: het innovatiekrediet zal worden gecontinueerd; de bekendheid van het BBMKB en de groeifaciliteit bij banken vormen een aandachtspunt voor de komende jaren; de aandacht voor de WTO en het internationale vrijhandelsverkeer blijft onverminderd groot. Bij de twee overige beleidsprioriteiten worden in het geheel geen beleidsconclusies getrokken.
In algemene zin kan worden geconcludeerd dat de beleidsconclusies erg mager zijn. De minister benut daarmee niet de mogelijkheden om structureler vooruit te blikken vanuit de opgedane ervaringen en het jaarverslag dus te gebruiken voor óf het intensiveren óf het heroverwegen van het beleid. Waarom trekt de minister slechts drie voorzichtige beleidsconclusies voor slechts enkele onderdelen van haar beleidsterrein? In hoeverre kan de minister echte beleidsconclusies trekken, gezien haar beperkte inzicht in de effectiviteit van haar beleid? Wat erg interessant is, is het antwoord op de vraag wat haar inzet wordt bij de begroting voor 2010. Welke verbeteringsmogelijkheden ziet de minister voor de beleidsconclusies?
Onderdeel twee van mijn rapporteurschap betreft het aandeel van het ministerie van Economische Zaken in de verantwoordingsbrief van het kabinet over het beleidsprogramma Samen Werken, Samen Leven. Van de 74 kabinetsdoelstellingen in de verantwoordingsbrief hebben er acht betrekking op Economische Zaken. Bij slechts twee van deze acht beleidsdoelen, namelijk de administratieve lasten en de bedrijventerreinen, geeft het kabinet voldoende inzicht in de behaalde beleidseffecten. In de andere zes gevallen dus niet. Daar worden slechts inputgegevens in de vorm van gedane inspanningen en bestede middelen aangedragen. Waarom geeft de minister bij de kabinetsdoelstellingen vooral een verantwoording over prestaties en geeft zij niet stelselmatig aan wat met de beleidsprestaties is bereikt, zodat daarover met de commissie kan worden gedebatteerd?
Voorts is ook niet duidelijk welke kosten in 2008 waren gemoeid met de acht afzonderlijke kabinetsdoelstellingen. De minister onderscheidt in het jaarverslag drie departementale beleidsprioriteiten en rekent daar kosten aan toe. Dit is terug te vinden op pagina 32, maar de acht kabinetsdoelstellingen worden niet onderscheiden. Welke kosten heeft het ministerie van EZ in 2008 gemaakt voor de verschillende kabinetsdoelstellingen van het beleidsprogramma? Waarom heeft de minister deze kosten niet inzichtelijk gemaakt in het jaarverslag? Kan de minister dat wel doen in de komende begrotingen en jaarverslagen?
Over de rechtmatigheid kan ik kort zijn. De rechtmatigheid en de weergave van de financiële informatie zijn volgens de Rekenkamer op orde. Er zijn geen belangrijke fouten en onzekerheden geconstateerd.
Bij de bedrijfsvoering maakt de Rekenkamer melding van twee onvolkomenheden: het verantwoordingstraject beleidsgelden bij SenterNovem en de transactie-uitgaven bij de stafdirectie facilitair management. In de schriftelijke beantwoording heeft de minister al aangegeven welke verbeteracties zijn gestart voor deze twee onvolkomenheden. De commissie heeft nog wel de volgende vragen.
1. Met welk tijdschema wil de minister de bestaande systemen en procedures van de fusieorganisaties SenterNovem, Octrooicentrum en EVD evalueren voordat de daadwerkelijke fusie tot stand komt?
2. Is de minister van mening dat het Agentschap Uitvoering één nieuw financieel-boekhoudkundig systeem moet krijgen? Graag een toelichting.
Ik kom op mijn allerlaatste punt van onderdeel 3. De Rekenkamer is kritisch op de afname van het aantal reviews over de naleving van de subsidievoorwaarden. Het aantal bij EZ uitgevoerde reviews op de naleving van de subsidievoorwaarden is met de invoering van het nieuwe reviewbeleid flink teruggelopen. Het oude reviewbeleid omvatte jaarlijks ongeveer veertig reviews, terwijl in 2008 nog maar drie reviews zijn uitgevoerd. Dat is een afname met meer dan 90%. Waarom is het aantal reviews door de auditdienst op de naleving van subsidievoorwaarden in 2008 met meer dan 90% afgenomen? Krijgt de minister met dit aantal een redelijke zekerheid over de naleving van de subsidievoorwaarden? Zal de adviserende rol die de auditdienst krijgt bij de inventarisatie van de reviewbehoefte leiden tot een toename van het aantal reviews?
Tot zover mijn inbreng namens de vaste commissie voor Economische Zaken.
De heerTen Hoopen(CDA)
Ik dank de rapporteur voor haar grondige bijdrage.
Voorzitter. De effectiviteit van het beleid van EZ is traditiegetrouw lastig vast te stellen. Dit sluit een beetje aan bij de opmerkingen van mevrouw Smeets. Volgens het BOR wordt slechts bij 42% van de doelstellingen informatie over beleidseffecten gegeven. De CDA-fractie is al jaren kritisch over het subsidiedenken. Zij is niet overtuigd van de effectiviteit van ondernemerssubsidies. Dat heeft geleid tot de motie-Ten Hoopen in het debat over de begroting voor 2008 (31200, nr. 22). De subsidieregelingen worden naar aanleiding van de motie gebundeld in zeven pakketten. Dat is wat ons betreft een goede eerste stap. In de motie wordt ook gesteld dat subsidieregelingen waarvan de effectiviteit niet bewezen is, eigenlijk geschrapt of vervangen zouden moeten worden. Met effectiviteit doelen wij natuurlijk op de uitkomst. Wordt het maatschappelijke doel daadwerkelijk bereikt? Leidt een innovatiesubsidie tot meer innovatie? Dit lukt niet helemaal of eigenlijk helemaal niet met het BBMKB. Economische Zaken rapporteert alleen over de benutting, terwijl de vraag zou moeten zijn of het leidt tot meer ondernemersactiviteiten, omdat bedrijven die activiteiten beter kunnen financieren.
Ongeveer 1 mld. van de begroting van EZ gaat naar ondernemerschap en innovatie. Het CDA wil dat alleen die regelingen blijven bestaan die daadwerkelijk ergens toe leiden. Hoe wil de minister dat in de toekomst bewerkstelligen?
Nederland is innovatievolger. Dat is een harde maar onvermijdelijke constatering. Nederland loopt sterk achter op vernieuwende landen als Zweden en Finland, maar ook op grote economieën als Duitsland en Engeland. Volgens de Lissabondoelstellingen moet de private sector jaarlijks 2% van het bnp in innovatie investeren. Volgens het jaarverslag is dat in 2007 ruim 1%. Dat zou komen door onze sectorstructuur en de investeringen van buitenlandse bedrijven. Wij houden het bijna niet voor mogelijk dat dit hoofddoel van het kabinetsbeleid nauwelijks voor de helft wordt bereikt! In onze optiek zou de minister het volgende moeten doen: óf zij stelt het doel naar beneden bij, óf zij komt met een actieplan. Dat stellen wij voor.
Het mkb meldt dat de innovatieprestatiecontracten zeer succesvol zijn. Ik meld maar dat wij ook na 2010 hiervoor wat meer middelen willen hebben, omdat juist het mkb in deze recessie niet het kind van de rekening moet worden.
De minister geeft aan dat SenterNovem nog steeds betrokken is bij de uitvoering van de Warmtewet. Het falen van Senter was nu juist een van de redenen om de Warmtewet op te stellen. Om hoeveel fte's gaat het en is de minister bereid om deze dan ook bij Senter te schrappen?
De minister geeft geen antwoord op de feitelijke vraag, hoe zij strafrechtelijke sancties in het mededingingsrecht wil invoeren zonder dat dit de effectiviteit van de NMa aantast. Verder geeft de minister aan dat de ontvangst van boetes zeven tot acht jaar kan duren. Dat vinden wij veel te lang. De preventie loopt ver terug; een bedrijf kan al failliet zijn. Dan is het bedrag nul en is het beleidseffect ook nul.
Het kabinet wil de administratieve lasten opnieuw met 25% verminderen. Dat is een goed streven dat met kracht moet worden doorgezet. Hoewel het zwaartepunt nog steeds in 2009 en 2010 ligt, zijn het laatste jaar gelukkig goede stappen gezet. Wij hebben een specifieke vraag. De nulmeting voor gemeenten heeft alleen betrekking op de voor bedrijven meest relevante verordeningen. Wie heeft de relevantie vastgesteld en over welk deel van de verordeningen gaat het eigenlijk? Waarom is de nulmeting niet integraal, net als bij het Rijk?
Bij het terugdringen van de regeldruk willen wij bekijken of er een ander accent gelegd kan worden. Er zijn verschillende manieren om een algemeen belang – bijvoorbeeld regels voor arbeidsomstandigheden – te verankeren. De overheid kan gedetailleerde regels maken of zij kan helemaal vertrouwen op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven, maar er zijn ook tussenvormen. Daarop kom ik zo terug.
Bepaalde kwesties kunnen wij helaas niet aan burgers en bedrijven overlaten. Zonder de Mededingingswet stond Nederland bekend als een kartelland. Er zijn allerlei interessante opties om algemene belangen te verankeren, zonder het helemaal aan de samenleving over te laten of alles dicht te regelen met wet- en regelgeving. Een voorbeeld is de Gedragscode Consumenten en Energieleverancier. Deze code bevat regels voor telefonische verkoop. Een consument die eerst een informatiepakket wil ontvangen, moet dat ook kunnen ontvangen. Tegelijkertijd is er bij deze zelfregulering wel een stok achter de deur: het niet naleven van de gedragscode is op grond van het Burgerlijk Wetboek een oneerlijke handelspraktijk, zodat de Consumentenautoriteit een boete kan opleggen. Wij vinden dat een interessante manier van denken. Daardoor wordt namelijk de regelgeving beperkt, alsmede de regellast van bedrijven. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook, of hij bereid is om met zijn collega's een overzicht en een analyse te maken van de verschillende reguleringsmethodieken. Een volgende stap kan zijn dat wij vaker kiezen voor een tussenvorm. De CDA-fractie ziet kansen om misschien niet dit jaar maar wel volgend jaar de effectiviteit van regulering te vergroten, een groter beroep te doen op eigen verantwoordelijkheid en de belasting van het bedrijfsleven sterk te verminderen. Ik zie graag het antwoord tegemoet. Afhankelijk van dat antwoord overweeg ik in tweede termijn een motie in te dienen.
MevrouwGesthuizen(SP)
Ik ben blij met de aandacht die de heer Ten Hoopen geeft aan de achterblijvende private investeringen in R&D. Dat is ook voor mijn fractie al een aantal jaren een grote zorg. De heer Ten Hoopen zegt dat hij van de minister verwacht dat zij óf die grens naar beneden bijstelt, maar dat heeft hij liever niet, óf met een actieplan komt. Voor dat laatste vindt hij mij aan zijn zijde. Wat vindt de heer Ten Hoopen er zelf van? Zegt hij: laat de minister maar daarmee komen, of heeft zijn fractie zelf ideeën over wat er moet gebeuren om de private uitgaven voor research en development omhoog te krijgen?
De heerTen Hoopen(CDA)
Het is natuurlijk stap voor stap. Er is een regeerakkoord waarin een aantal doelstellingen is vastgelegd. Verder is er een Lissabonagenda die particulier en privaatgeld bij elkaar brengt in het kader van de cofinanciering. Ik constateer dat de private investeringen achterblijven. Ik vraag de minister welke route zij wil bewandelen om naar die 2% te komen. Mijn fractie heeft daarover zelf ook wel ideeën, maar ik stel voor dat de minister eerst antwoord geeft en dat wij vervolgens bekijken wat wij als CDA-fractie zullen doen.
De heerElias(VVD)
Mevrouw de voorzitter. Uiteraard dank ook ik de rapporteur voor haar inbreng namens de commissie.
Mijn fractie is bijzonder geschrokken van een aantal ernstige zaken die zijn komen rollen uit de stapel papier die wij vandaag bespreken. Ik haal er vier uit die wij bijzonder ernstig en van belang vinden. Zij zijn allemaal principieel van aard, omdat niets meer of minder dan het functioneren van de controlerende rol van het parlement in het geding is. Wij moeten hier als Kamerleden beoordelen of het beleid doeltreffend is, of het werkt. Daarvoor hebben wij onder meer het instrument van de beleidsdoorlichtingen; twee van de zeventien onderwerpen op onze agenda van vandaag.
De Kamer heeft op 9 december vorig jaar een beleidsdoorlichting – een soort röntgenfoto – gekregen van een van de belangrijkste dingen waarover het ministerie gaat: "het bevorderen van het goed functioneren van de Interne Markt". En wat stellen wij vast? Die foto is door eigen mensen gemaakt, namelijk door de directie Europese Integratie en Strategie (EIS). Er hebben zogenaamd enkele mensen van buiten mee gekeken in een klankbordgroep, maar dat zijn twee topambtenaren van EZ en twee topambtenaren van twee andere departementen. Hun eventuele kritische opmerkingen staan niet in het verslag!
Ik ben hier Kamerlid geworden om controle te kunnen uitoefenen. Hoe kan ik nou fatsoenlijk controleren als de betrouwbaarheid van de beleidsdoorlichting onduidelijk is? De waarborging van onafhankelijke oordeelsvorming heeft onvoldoende controleerbaar plaatsgevonden. Vindt de minister niet dat ten minste enkele mensen van buiten, en dan bedoel ik écht van buiten, in een controleclubje moeten zitten en dat wij hun commentaar op de beleidsdoorlichting moeten krijgen? Dat is toch wel het minste dat zou moeten gebeuren. Ik vraag daarop dringend een reactie.
Dit ministerie heeft geen zicht op het nut van de subsidies die het verstrekt en lijkt daarop ook geen zicht te willen hebben. De opmerkingen van de Rekenkamer hierover zijn naar de mening van mijn fractie dodelijk. Bij energieonderzoeksubsidies wordt vooraf niet bedacht waar een subsidie voor dient of toe moet leiden! Het staat er letterlijk op pagina 37: "Het ministerie stelt vooraf geen normen of criteria vast." Mevrouw de minister: waarom niet? U bent hoedster van belastinggeld. Ik wil als Kamerlid weten of dat geld goed besteed wordt en dat kan ik alleen maar weten als u oplet waarvoor het wordt uitgedeeld!
Verder neemt het aantal zogeheten reviews op subsidieverstrekking met 90% af. Ook daarover maakt de Rekenkamer zich zorgen. De minister niet, zo schrijft zij in antwoord op onze vragen daarover, want de accountants zijn na Enron een stuk preciezer en voorzichtiger geworden. Daar komt het antwoord op neer. Dit meent zij toch niet serieus, mag ik hopen? De minister moet toch zelf willen weten, via haar eigen interne auditdienst, of subsidiegeld goed gebruikt wordt? Wil de minister ons alstublieft geruststellen op dit punt?
Op dit ministerie gebeuren dingen waarvan het nut niet duidelijk is. Letterlijk staat in de beleidsdoorlichting over de interne markt waarover ik het net al even had op pagina 12: "Het effect van de instrumenten op de geformuleerde doelstelling is niet te meten." Laat iedereen goed tot zich laten doordringen wat in dit verhullend geschreven ambtelijke stuk staat. In rond Hollands staat er: wij weten niet of het nut heeft wat wij hier bij Economische Zaken aan het doen zijn. De Kamer heeft daarop in februari doorgevraagd en krijgt op 3 maart volstrekt nietszeggende antwoorden. Ik geef één voorbeeld, het antwoord op vraag 19 van de Kamer: "Dat een kwantitatieve toerekening van concrete effecten van beleid niet mogelijk is, doet mijns inziens niks af aan het feit dat de activiteiten van de desbetreffende directie zinvol en belangrijk zijn." Dit is werkelijk gebakken lucht. Het departement van Economische Zaken moet de interne markt verbeteren. Maar als wij de minister vragen of en in welke mate dat door haar toedoen lukt, hapt zij naar adem. Is het nou nuttig en effectief wat de minister daar doet op dat departement, of niet? En als een directie of een afdeling geen nut blijkt te hebben, is zij dan bereid om die gewoon op te heffen? Dat lijkt mij toch een reële vraag van iemand die moet controleren of het belastinggeld waarvan het ministerie betaald wordt, nuttig wordt besteed.
Dat brengt mij op mijn laatste punt. Men is op datzelfde ministerie niet in staat om de boekhouding op orde te hebben. Ik kan geen andere conclusie trekken als een organisatie voor 4,5 mln. onzekerheden in haar boeken heeft staan, waarvan 1,5 mln. zelfs onrechtmatig is uitgegeven. Het staat zwart op wit in de antwoorden van het departement zelf. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 27. Mijn fractie vindt dat een hoop geld en vindt ook dat dit domweg niet kan; zeker niet wanneer de Rekenkamer er nog bij vermeldt dat de problemen "structureel" zijn en dat ook een jaar eerder al gewaarschuwd is. Mag ik de minister vragen hoe zoiets kan? Mag ik haar vragen wat zij heeft gedaan om herhaling te voorkomen? Een verbeterplan is één ding, maar er ook voor zorgen dat er goede mensen zitten met de juiste mentaliteit, is een tweede. Als mijn boekhouder in mijn vorige bedrijf mij zoiets zou leveren, ging hij er gewoon uit. Ik wil klip en klaar van de minister horen wat zij doet om deze problemen structureel op te lossen. Die antwoorden betrek ik in mijn afweging over de dechargeverlening.
Ik heb mij moeten beperken, want wij hebben maar zes of zeven minuten spreektijd per fractie. Waar ik de minister in algemene termen zeer indringend op aanspreek, zijn de vier punten die ik er nu uitgehaald heb. Ik neem aan dat zij zich voor dit soort dingen verantwoordelijk voelt. Waarom let u niet beter op, mevrouw de minister? U bent hoedster van belastinggeld en in die rol blijft u volgens de VVD in gebreke.
MevrouwGesthuizen(SP)
Voorzitter. Direct van wal stekend, ga ik allereerst in op het onderwerp energie. Van mijn collega, energiewoordvoerder Paulus Jansen, mag ik de minister een compliment maken voor de wijze waarop verslag is gedaan over 2008 in het extra boekje dat wij hebben gekregen. Wat hem betreft was dit zeer overzichtelijk. Ik weet dat er heel divers wordt gedacht over het systeem met rode en groene vlaggetjes, maar wat Jansen betreft mag volgend jaar de brij aan papier achterwegen blijven en volstaan worden met de kleine boekjes die zeer goed duidelijk maken hoe de stand van zaken bij energie is.
Er is ook kritiek. Het kabinet is in het Jaarverslag 2008 te summier over de SDE (Stimulering Duurzame Energieproductie) en dat terwijl het gaat om een post die ongeveer een vierde van de EZ-begroting beslaat. De regeling is tot op heden helemaal niet uit de verf gekomen. Het doel was vergunning voor liefst 650 MW, maar slechts voor 160 MW is dit ook daadwerkelijk gebeurd. Krap 25% van de doelstelling werd gehaald. Wij hebben het hier wel over één van de kerndoelstellingen van het kabinet: het verduurzamen van de energie in de Nederlandse economie! Bij het openstellen van de regeling heeft de SP gewaarschuwd voor de in haar ogen onhaalbare grens van 650 MW. Dit doel leunde immers zwaar op het realiseren van wind op land, maar daarvoor worden nauwelijks vergunningen verleend. De minister wijt dit aan opstartproblemen. Voor 2009 wordt dezelfde doelstelling gehanteerd, maar ook dit jaar dreigt het een fiasco te worden. Voor de SP zou dit een tweede gele kaart voor de minister betekenen. Mijn collega Jansen heeft daarop al gewezen bij de minister. Wat is zij van plan te gaan doen aan de bij het doel achterblijvende realisatie van de SDE-regeling? Overweegt zij nu toch om meer te gaan kijken naar wind op zee? Ik heb hierop graag een reactie.
Een heel ander onderwerp uit het jaarverslag is de post. In het jaarverslag vind ik niets terug over de hevige strijd die heeft gewoed – ook in 2008 – op de postmarkt. Iets meer dan een jaar geleden werd gestaakt door werknemers bij TNT, er is een toename van het aantal OVO's (overeenkomsten van opdracht) geweest in 2008, de arbeidsvoorwaarden staan nog sterker onder druk dan voorheen en de liberalisering is een aantal keren uitgesteld omdat die arbeidsvoorwaarden niet op orde waren. Toch wordt helemaal niets gezegd over de werknemers in de post. Waarom niet? Zijn zij geen onderdeel van de postmarkt?
Ook van de problemen die ondernemers ervaren rond kredietverstrekking mis ik een goede analyse in het jaarverslag van Economische Zaken. Wel wordt gesteld dat de BBMKB-regeling en de groeifaciliteit minder werden gebruikt dan was verwacht en dat de oorzaak daarvan ligt bij de banken. Wij zijn inmiddels enige tijd verder en ik mis een actie van het kabinet om de problemen op te lossen. De SP en GroenLinks hebben onlangs gesuggereerd om in ieder geval te zorgen dat ondernemers vooraf door banken wordt verteld waaraan hun kredietaanvraag minimaal moet voldoen om in behandeling te worden genomen. Daarop heeft het kabinet afwijzend gereageerd en dus worden ondernemers wat dat betreft aan hun lot overgelaten. Het was een uitdrukkelijk verzoek vanuit de mkb-hoek om voor meer transparantie rond voorwaarden die banken stellen te zorgen, maar ondernemers komen nog altijd van een koude kermis thuis. In die zin vind ik het dan ook kwalijk dat een goede analyse van dit probleem in het jaarverslag EZ ontbreekt, want met een goede analyse waren wij wellicht verder gekomen. Als de minister de oplossingen van de SP niet wil omarmen, moet zij toch zelf met oplossingen komen!
Wij hebben vandaag een uitstekende brief gekregen van de staatssecretaris over aanvullende bescherming voor consumenten bij kopen op afstand. Daarvoor krijgt hij van mij een veer! De staatssecretaris gaat ook uitvoeren wat de Kamer hem heeft gevraagd en zal dus komen met aanpassingen van wetten die beter en sneller ingrijpen door de Consumentenautoriteit mogelijk maken als sprake is van boeven op de telemarketingmarkt. Ik zeg het maar even zo, want het zijn gewoon boeven. Onder andere wordt het mogelijk om bedrijven die het te bont maken en waarnaar de Consumentenautoriteit onderzoek doet, tijdelijk extra gedragsregels op te leggen. Wij hebben het eerder gezegd en ik zeg het nu weer: dat is volgens ons precies wat er nodig is om ervoor te zorgen dat wij niet meer in zaken verwikkeld raken die zich jaren voortslepen en steeds meer slachtoffers maken. Dus nogmaals: hulde!
Ik ben ook enthousiast over het feit dat de NMa onderzoek gaat doen naar de klantwerving door energiebedrijven. Dat staat niet in het jaarverslag maar heeft wel met consumenten te maken. Daarom zeg ik het hier nog even. Wat minder enthousiast ben ik over de wijze waarop in de terugblik van de Consumentenautoriteit wordt gezegd dat zij het afgelopen jaar wel heeft bewezen een instituut te zijn waarmee rekening gehouden dient te worden en dat zij respect afdwingt. Als dat inderdaad het geval was, waren de aanpassingen van het instrumentarium wellicht niet nodig. Zeg nou zelf: van vijf boetes van in totaal € 658.000 word ik niet direct stil!
Op het gebied van innovatie volstaat men nu met de opmerking dat achterblijvende private R&D-investeringen vooral door de sectorspecifieke kenmerken van de Nederlandse economie worden veroorzaakt. Wat vindt de minister van het idee om dit eens onafhankelijk te laten onderzoeken? Nu wordt verwezen naar onderzoek van het IP. Ik verneem graag haar reactie op een mogelijk onafhankelijk onderzoek. Hoe komt het dat de inzet van de Investor Development zich nog niet vertaalt in hogere private R&D-uitgaven? Is dat omdat er gewoon nog geen cijfers bekend zijn, of kan er ook iets anders aan de hand zijn?
Dat brengt mij bij een opmerking over de innovatievouchers. Er is nu een pilot geregeld voor vouchers die bij private kennisinstellingen kunnen worden ingeleverd. Het komt erop neer dat het mkb ook kan meedoen met de vouchers. Mkb-bedrijven kunnen als private kennisinstelling worden aangemerkt en zo onderzoek en ontwikkeling doen voor een klant die zo'n voucher te besteden heeft. Heel mooi, ik vind dat echt goed! Ik hoor echter wel wat zorgwekkende geluiden uit de markt. Zo kunnen grotere bedrijven wel eens dwars gaan liggen als zij bij de constructie betrokken zijn, of TNO wil liever niet samenwerken met een mkb-bedrijf. Wil de minister mij toezeggen dat zij heel scherp zal letten op zulke signalen uit de markt? Juist in deze tijd is het van belang dat mkb'ers mee kunnen doen en dat ook bij hen de motor blijft draaien. Gezien het aandeel van deze bedrijven in de Nederlandse economie, is oplettendheid geen overbodige luxe. Ik zou dolgraag zien, en ik hoop dat de minister dat met mij eens is, dat die vele, vele kleine en middelgrote bedrijven in Nederland waar zo veel hoogwaardige kennis aanwezig is over de meest uiteenlopende technieken, die kennis en ervaring middels innovatievouchers kunnen inzetten om de R&D als geheel in Nederland naar een hoger peil te trekken. Volgens mij is dat het best denkbare of het op één na best denkbare antwoord op welke crisis ons ook maar zou overkomen!
Ook ik dank de rapporteur voor haar uitstekende bijdrage. Met haar ben ik benieuwd naar de reactie van het kabinet.
MevrouwSmeets(PvdA)
Voorzitter. Ik wil beginnen met de beide bewindslieden te bedanken voor het uitvoerig beantwoorden van de vele schriftelijke vragen. Naar aanleiding van deze beantwoording heb ik nog een aantal aanvullende vragen en daarnaast nog een enkele vraag over de overige stukken die op de agenda van vandaag staan.
Laat ik starten met een vraag aan de minister die aansluit bij de vragen die ik als rapporteur gesteld heb. Ook mijn fractie maakt zich zorgen over de gebrekkige of helemaal ontbrekende prestatie-indicatoren om de effectiviteit van het beleid te meten. Ik wil stilstaan bij het innovatiebeleid waaraan jaarlijks ongeveer 1 mld. wordt uitgegeven. De klanttevredenheid over Syntens en de georeturn op de ruimtevaart kunnen toch niet worden gezien als serieuze prestatie-indicatoren voor het innovatiebeleid? Graag hoor ik van de minister hoe zij verbeteringen gaat aanbrengen om juist dit belangrijke element van beleid te kunnen meten. Jaarlijks wordt circa 600 mln. in innovatiebeleid geïnvesteerd en daarbovenop ruim 400 mln. via de WBSO. Toch wordt de Lissabondoelstelling van 3% private R&D-uitgaven bij lange na niet gehaald. Is de 1 mld. die ieder jaar naar innovatie gaat onvoldoende, of wordt dit geld verkeerd ingezet?
In het kader van innovatie heb ik nog een andere opmerking. De CBS-definitie van "innoverend bedrijf" richt zich helemaal op technologische innovatie. Zo valt de sociale innovatie wel buiten de boot. Graag een reactie van de minister daarop.
Een van de tien actiepunten van het Innovatieplatform is dat in de komende jaren 50 significante internationale bedrijven zich in Nederland zouden moeten vestigen. De staatssecretaris is verantwoordelijk voor de implementatie. Hoe gaat hij die vormgeven? Haalt hij ook hightechbedrijven naar Nederland? Uit de schriftelijke beantwoording blijkt immers dat de Nederlandse economie een relatief laag aandeel van hightechsectoren heeft. Verder vragen wij ons af, in hoeverre de onderuitputting van de BSRI aangewend kan worden om juist die internationale hightechbedrijven naar Nederland te halen.
De staatssecretaris heeft in het afgelopen jaar een groot aantal bedrijvenmissies naar het buitenland geleid. Gaat het bij deze missies vooral om handel, dus import en export, of ook om buitenlandse investeerders naar Nederland te halen? In aansluiting op het punt van de internationale bedrijven merk ik op dat de kwaliteit van de internationale scholen een punt van zorg is. Dit is overigens ook een actiepunt van het Innovatieplatform. Volgens de beantwoording van de bewindslieden zou de kwaliteit van deze scholen "behoorlijk" zijn. "Behoorlijk" is wat ons betreft toch echt te mager. Kunnen de bewindslieden aangeven aan welke verbeterpunten gewerkt wordt?
Ik heb in de schriftelijke ronde een aantal vragen gesteld over de sector scheepsbouw. Wij hebben hier zorgpunten. De Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw is nog steeds niet geregeld. Wanneer wordt de eerste scheepsbouwgarantie afgegeven? Is het juist dat de regeling al af was, maar dat de banken daarna opnieuw de voorwaarden wilden veranderen?
Bij de Innovatieregeling Scheepsbouw hebben wij te maken met een forse onderuitputting. Dit wordt geweten aan een stilvallende orderintake vanaf september 2008. Is dit dan geen reden om de subsidievoorwaarden aan te passen in welke vorm dan ook? Tenslotte gaat het om innovatie in de sector!
Het is misschien een beetje onwerkelijk in deze tijd, maar toch kampt de scheepsbouwsector met een tekort aan goed geschoold technisch personeel. De door dit kabinet ingestelde Taskforce Technologie, Onderwijs en Arbeidsmarkt (TOA) kent op dit moment vier pilotprojecten. Ligt het, gezien de specifieke problemen in de scheepsbouwsector, niet voor de hand dat er een vijfde pilot komt voor deze sector?
Ik maak mij zorgen over de voortgang bij de actiepunten die in de Toeristenbrief zijn gemeld. Er is sprake van uitstel van actiepunten in 2008. Echter, toen wij in september 2008 spraken over die actiepunten, vonden wij dat het al vijf voor twaalf was. Dat was niet alleen de mening van onze partij maar werd breed gedragen. Dus hoezo uitstel? Wij willen een toelichting van de staatssecretaris en vernemen ook graag wanneer wij binnen nu en twee weken het vervolg op deze brief tegemoet kunnen zien. Dat is immers aan de Kamer beloofd.
Over de uitvoering van de motie-Vos over de brede doeluitkering voor de grote steden zijn wij niet helemaal gerust. Worden nu de nodige middelen gereserveerd ter ondersteuning en versterking van de wijkeconomie, zoals de motie vraagt? De bewindslieden hebben gezegd dat er een strategische economische samenwerkingsagenda wordt gemaakt, maar wanneer kunnen wij die verwachten?
Dan kom ik bij het digitale loket "Antwoord voor Bedrijven". De uiterst positieve beoordeling hiervan van de kant van de bewindspersonen vanwege het hoge aantal bezoekers, moet worden gerelativeerd. Een bekendheid van 9% betekent immers dat 91% van de ondernemers deze website niet kent. Dat moet beter. Is het bekendheidspercentage niet een mooie nieuwe prestatie-indicator?
Mijn laatste opmerking betreft de brief over de representativiteit van de Kamers van Koophandel. Er zijn nog steeds te weinig vrouwen lid van de 12 algemene besturen, namelijk 46 van de 288, dit ondanks het amendement-Smeets op de Wet KvK. Het aantal allochtonen is relatief gezien nog lager. Wat kan en wil de staatssecretaris hieraan doen? Welke mogelijkheden zijn er gedurende de lopende zittingsperiode? Welke besturen scoren goed, welke slecht en kunnen zij van elkaar leren?
De vergadering wordt van 19.50 uur tot 20.10 uur geschorst.
MinisterVan der Hoeven
Voorzitter. Laat ik beginnen met mijn waardering uit te spreken voor de gedegen voorbereiding door de Kamer van de behandeling van het jaarverslag. Het is een goede zaak dat de Kamer daarvoor ook de benodigde ondersteuning krijgt. Uit mijn tijd als lid van de Kamer kan ik mij herinneren dat het een grote hulp is om een aantal zaken op een rij gezet te krijgen, want er komt een enorme brij op je af. Dat is zo, dat was zo en dat zal ook wel zo blijven. Ik ben zeer in voor de handzame boekjes en ik wil wel bedanken voor het compliment, maar zelfs dan nog moet een Kamerlid zich door veel heen ploeteren. Dat moet ook wel kunnen gebeuren, want de Kamer moet in staat zijn om het kabinet op resultaat af te rekenen. Zo simpel is dat. We hebben daar een aantal stappen in gezet. De beleidsprogramma's zijn ook zoveel mogelijk als kwantificeerbare doelstellingen opgenomen. De Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd dat we sinds 2005 elk jaar een sterke verbetering van de concrete informatie over doelstellingen, prestaties en middelen laten zien.
Nu is dit niet het eerste debat over de verantwoording voor het beleid. Twee weken geleden heeft de Kamer uitgebreid met ons gesproken, vooral over de vormgeving via het deliverysysteem. Dat is inderdaad nog niet helemaal perfect, maar het laat wel zien dat serieus werk wordt gemaakt van de verantwoording van het beleid. In ieder geval kwam naar voren dat de doelstellingen van Economische Zaken op koers liggen. We kregen een rode kleur en wel bij het regionaal economisch beleid. Daar was ook een reden voor. Dit doel is inmiddels ook gerealiseerd, alleen niet in 2008 maar begin 2009. Het is van belang om te proberen om daar waar mogelijk de verantwoording van het beleid te verbeteren. Je moet laten zien wat je doet, wat het kost en wat het effect ervan is. Je moet dat ook zo helder mogelijk maken. Ik ben in ieder geval blij te zien dat de Algemene Rekenkamer constateert dat Economische Zaken vorderingen maakt en concludeert dat de beleidsinformatie is verbeterd en dat de koppelingen op het departement van Economische Zaken tussen het beleid en de resultaten van het beleid verbeteren.
Er zijn wel grenzen aan. Daar kom ik dadelijk nog op terug, omdat mevrouw Smeets daaraan refereerde in haar rol als rapporteur. Niet elke doelstelling kan op outcomeniveau worden geformuleerd. Zou dat wel het geval zijn, dan zou de overheid de enige sturende variabele zijn. Op het gebied van duurzame inkoop door het Rijk zijn wij inderdaad wel de enige factor die dat bepaalt, maar op de terreinen van ondernemerschap, innovatie en duurzame energie is dat heel anders. Daar zijn de marktpartijen aan zet en speelt de overheid een stimulerende en faciliterende rol.
In geen enkel geval is sprake geweest van tolerantieoverschrijdingen, bijvoorbeeld op het gebied van onrechtmatigheden. Dat wil ik hier toch ook opnieuw gezegd hebben. Wel zijn er aanbevelingen gedaan, zoals op het terrein van verantwoording door SenterNovum en factuurcontrole. Ook moeten wij vorderingen maken met EFRO en met de interne beleidsreviews. In mijn brief heb ik aangegeven hoe we die zaken aanpakken. Het plan van aanpak heb ik naar de Kamer gestuurd. De aanbevelingen van de Rekenkamer en de suggesties van vandaag neem ik ter harte. In de behandeling van de verschillende onderdelen zal ik daar verder op ingaan.
Na deze algemene opmerkingen wil ik ingaan op de vragen over de verantwoording en de kwaliteit van het jaarverslag, de specifieke aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer, ondernemerschap en innovatie en mededinging en energie. De staatssecretaris zal vertellen waarop hij zal ingaan.
StaatssecretarisHeemskerk
Ik zal ingaan op de administratieve lasten, de reguleringsmethodiek, de nulmeting voor gemeenten, het antwoord voor bedrijven, economische missies en investeringen, de diversiteit van de Kamers van Koophandel en een aantal vragen over consumentenbeleid en post.
MevrouwSmeets(PvdA)
Ik ga ervan uit dat de toeristenbrief nog aan bod komt?
De voorzitter:
Die was de staatssecretaris per ongeluk even vergeten, maar dat komt goed, zie ik.
MinisterVan der Hoeven
Voorzitter. De rapporteur heeft eigenlijk alle vragen al over de verantwoording van de kwaliteit van het jaarverslag gesteld, als ik dat zo oneerbiedig mag zeggen. Door de andere leden van de Kamer is een aantal aanvullende vragen gesteld maar zijn ook vragen herhaald. Ik zal daarom ook niet elke keer over de rapporteur spreken.
De vraag is gesteld in hoeverre de minister kan worden aangesproken op de kengetallen die in de begroting en in het jaarverslag zijn opgenomen. De Kamer kan en moet mij op alles aanspreken en dat doet zij ook. Het zou ideaal zijn als de Kamer kan werken met prestatie-indicatoren waaruit de doelstellingen van het beleid en de resultaten zijn af te leiden. Ik heb zojuist al aangegeven dat dit helaas niet mogelijk is, in de eerste plaats omdat het EZ-beleid een van de factoren is die van invloed is. In de tweede plaats krijgt een deel van het EZ-beleid pas na enige jaren concreet effect. Je hebt dus een bepaalde doorlooptijd. Het is methodologisch niet verantwoord om een een-op-eenrelatie te leggen tussen doelstelling, beleid en maatschappelijk effect door middel van prestatie-indicatoren die per jaar worden afgerekend. Dat lukt niet. Een kengetal legt dus een minder directe relatie met het gevoerde beleid. Het geeft wel relevante informatie over het doel. Om die reden worden er ook geen streefwaarden aan gekoppeld. Soms kan het wel en dan wordt er gesproken over "ambitie" in plaats van een streefwaarde. Ik wijs in dit verband op de Barcelonadoelstelling voor research en development. Overigens geven de evaluaties en beleidsdoorlichtingen vaak veel meer detailinformatie over het bereiken van beleidsdoelen dan prestatie-indicatoren en kengetallen. Binnen de VBTB zijn de evaluaties en de beleidsdoorlichting belangrijke instrumenten om het inzicht in de beleidsprestaties te completeren. De Kamer wordt ervan op de hoogte gebracht en dat moet als een aanvulling gezien worden op wat in het jaarverslag gebeurt.
De opmerking is gemaakt dat de Algemene Rekenkamer minder informatie over realisatie van doelstellingen constateerde en sprak over een achteruitgang ten opzichte van 2007. De vraag is gesteld hoe het verschil tussen de 42% van het BOR en de 71% van de Algemene Rekenkamer is te verklaren. De regelgeving schrijft voor dat ik bij elk operationeel doel een algemeen doel van de begroting prestatie-indicatoren moet opnemen. Als ik dat niet kan, moet ik dat conform het principe comply or explain uitleggen. Bij de 42% zijn de ontbrekende indicatoren die zijn uitgelegd niet meegeteld. Het explaindeel is niet meegeteld, terwijl de Algemene Rekenkamer dat wel heeft gedaan. Het percentage van 71 is dus wel relevant voor de conclusie of alles conform de regelgeving is. Nogmaals, dat is de reden van het verschil; het is in ieder geval de reden waarom dat verschil er voor mij is. Als er voor de Kamer een andere reden is, hoor ik dat graag.
De effectindicator, de jaarlijkse vermindering van de groei van het energiegebruik als gevolg van het energie-efficiencybeleid, is nog wel opgenomen in het Jaarverslag 2007, maar niet meer in dat van 2008. De wijze waarop wij de doelstellingen in 2020 zullen behalen, staan in het werkprogramma Schoon en Zuinig. De minister van VROM is verantwoordelijk voor de uitvoering van het werkprogramma en zij controleert of alle aangekondigde maatregelen worden genomen die bijdragen aan het realiseren van die doelstellingen. Deze effectindicator van het energie-efficiencybeleid en de ontwikkeling daarvan staan sinds 2008 op de begroting van VROM en niet meer op die van Economische Zaken.
De Kamer heeft gevraagd waarom ik na de bespreking van het Jaarverslag 2007 niet heb gezorgd voor een beter jaarverslag met meer relevante effectindicatoren. In het Jaarverslag 2008 rapporteer ik over hetgeen in de begroting 2008 is opgenomen. Het jaarverslag is als het ware het spiegelbeeld van de begroting. Dat betekent dat ik in het Jaarverslag 2008 moet werken met dezelfde indicatoren als in de begroting 2008. Ik mag dat niet anders doen, want zo is het voorgeschreven. Nieuwe of gewijzigde indicatoren worden in de begroting opgenomen en pas daarna in het jaarverslag. Ik kan het jaarverslag niet anders inrichten dan de begroting. Dat is ook gebeurd in de begroting 2009. Met name naar aanleiding van de kritiek van zowel de Kamer als van de Algemene Rekenkamer op het Jaarverslag 2007 is in 2008 die extra inspanning gedaan voor het formuleren van nieuwe indicatoren voor de begroting 2009. Ik heb de aanbeveling van de Kamer opgevolgd, maar ik moet haar eerst verwerken in de begroting en daarna in het jaarverslag over hetzelfde jaar.
Voor welke indicatoren is de zoektocht naar de juiste vorm en definitie afgerond en waren we ook op zoek naar een optimale formulering? Wat is opgenomen in de begroting 2009 wordt voor het overgrote deel gehandhaafd in de begroting 2010. Uit de gesprekken met de Rekenkamer vorig jaar heb ik mogen concluderen dat de aanpassingen in de begroting 2009 tegemoet komen aan de wensen van de Rekenkamer. Dat trek ik door. Laat er geen misverstand over bestaan dat ik consistentie wil hebben: als zich mogelijkheden tot verbetering voordoen, moet je die natuurlijk wel benutten. Dat is bijvoorbeeld het geval als nieuwe statistieken beschikbaar komen. De suggesties van de Kamer daarover neem ik uiteraard mee. Het omgekeerde is ook het geval: in de begroting 2010 komt de indicator voor het awareness level voor digibewust te vervallen, omdat de Europese Commissie deze cijfers niet meer in haar ICT-barometer publiceert. Op die manier blijf je altijd wel met veranderingen zitten, maar de grote lijn wordt gehandhaafd.
MevrouwGesthuizen(SP)
We lopen hiermee enigszins vooruit op de begroting van 2010 en dat is natuurlijk een beetje lastig, maar hoor ik de minister nu zeggen dat in de begroting 2010 nog meer gewerkt zal worden met afrekenbare doelen dan voor 2009 het geval is?
MinisterVan der Hoeven
Waar dat kan, ja! Ook dan geldt inderdaad weer het principe van comply or explain.
MevrouwGesthuizen(SP)
De minister zegt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met dezelfde afrekenbare doelen als in 2009. Waarom gebeurt dat niet overal?
MinisterVan der Hoeven
Ik heb u daar zojuist een voorbeeld van gegeven. Wanneer je zaken wilt veranderen – ook omdat de Kamer wil dat ze veranderen – dan doe ik dat. Wanneer er dingen verdwijnen, bijvoorbeeld de indicator voor het awareness level voor digibewust, dan moet je dat er uithalen. Dat zijn de veranderingen waar ik op doel. Het streven moet er natuurlijk op gericht zijn om de zaak meer inzichtelijk te maken. Het belangrijkste wat ik kwijt wil, is dat ik de aanbevelingen die de Kamer mij heeft meegegeven, heb gebruikt bij de inrichting van de begroting 2009. Die zijn ook terug te vinden in het Jaarverslag 2009. Dat hoort bij elkaar. Ik kan in het Jaarverslag 2008 geen andere zaken opnemen dan die ik in de begroting 2008 heb opgenomen. Ik zou het misschien wel willen, maar dat gaat niet.
MevrouwGesthuizen(SP)
Dat is volkomen logisch en dat was me inderdaad ook duidelijk. Het zou mooi zijn, maar de minister geeft aan dat zoveel mogelijk te proberen. Als er in de opeenvolgende jaren consistentie is, hebben we die lange termijn waarover de minister sprak omdat veel dingen niet in een jaar zijn te realiseren.
MinisterVan der Hoeven
Dat ben ik met u eens. Ik wil dat ook graag, want op die manier is over vier jaren kabinetsbeleid te zien waar een en ander toe geleid heeft. Zo moet het ook.
Op de vraag of ik in het vervolg duidelijker kan maken welke betekenis mijn beleid heeft gehad, heb ik al een aantal zaken aangegeven. Behalve het jaarverslag en de mogelijkheden van de prestatie-indicatoren hebben we natuurlijk ook de evaluaties en de beleidsdoorlichting die van belang zijn. Daarmee kunnen we wel degelijk een totaaloverzicht krijgen.
De vraag is gesteld waarom ik de kosten van de kabinetsdoelstellingen niet inzichtelijk heb gemaakt in het jaarverslag en of dat niet anders kan in de komende begrotingen en jaarverslagen. In het jaarverslag staat welke middelen ik inzet voor het behalen van de prioriteiten. De kabinetsdoelstellingen van het beleidsprogramma maken daarvan onderdeel uit. Ik heb dat inderdaad niet nader gespecificeerd, maar luisterend naar de Kamer dacht ik dat we daar inderdaad een stap verder in moeten zetten. Ik zal die dan ook inzichtelijker maken in de begroting 2010. Het resultaat ziet de Kamer in het Jaarverslag 2010 en niet in het Jaarverslag 2009. Ik zeg de Kamer nu toe dat ik dat wel voor de begroting 2010 zal doen. Ik kan dat niet veranderen.
De Kamer is van mening dat ik de effectiviteitsvraag in de volgende beleidsdoorlichting en evaluatieonderzoeken centraal moet stellen. Ik ben het niet met de Kamer eens dat de uitgevoerde beleidsdoorlichtingen geen aanvullend inzicht geven in de resultaten van het beleid. Dat geven ze wel. Je kijkt in een breder perspectief of de samenhang tussen de verschillende beleidsinstrumenten bijdraagt aan het bereiken van doelstellingen. Het onderzoek is gebaseerd op onderliggende evaluaties van beleidsinstrumenten. Natuurlijk proberen wij met die onderliggende evaluaties inzicht te geven in de netto effectiviteit van het beleid. Daar waar dat niet goed mogelijk is, moeten we proberen om het plausibel te maken. Bij iedere beleidsevaluatie staat de effectiviteitsvraag centraal en de aanpak is in lijn met de Richtlijnen voor het evaluatieonderzoek, vastgelegd in de voorschriften voor de rijksbegroting. Daar kan ik niet buiten treden.
Ik trek inderdaad drie voorzichtige beleidsconclusies en de Kamer ziet graag dat ik echte beleidsconclusies trek. Zij vraagt welke mogelijkheden tot verbetering ik zie. Het jaar 2008 was een fase in deze kabinetsperiode waarin heel veel zaken zijn opgestart en de enveloppen van de tweede pijler van het beleidsakkoord vorm hebben gekregen. De opstartfase leende zich nog niet voor uitgebreide evaluatie en dat heeft ook zijn weerslag op de beleidsconclusies. In 2009 verwacht ik een verbetering op dit terrein, mede aan de hand van de evaluaties en beleidsdoorlichtingen die we in 2009 uitvoeren, bijvoorbeeld de beleidsvoorlichting over ondernemerschap die recent naar de Kamer is gestuurd. We hebben veel aandacht besteed aan de koppeling tussen beleid en effecten, onder andere door een overzicht van de kencijfers op te nemen en door meer aandacht voor de koppeling tussen doelstelling en resultaat. De Algemene Rekenkamer geeft niet voor niets aan dat het inzicht in de samenhang tussen beleid en resultaat verbeterd is. De kwalificatie dat er slechts drie conclusies in staan vind ik een beetje kort door de bocht. De Kamer kan conclusies vinden over de gebruikmaking van het innovatie-instrumentarium, de achterblijvende toepassing van het BBMKB, het verwerpen van de Aanbestedingswet door de Eerste Kamer, het bereik van Antwoord voor bedrijven, knelpunten en dergelijke. Dan moeten we inderdaad beseffen dat het jaarverslag een momentopname is, gekoppeld aan een begroting die anderhalf jaar eerder is vastgesteld. Daar loop je tegenaan. In feite moet je voortdurend conclusies trekken en je inzet bijstellen naar aanleiding van die conclusies. Ik noem in dit verband het aanvullend beleidspakket met geld en ook wat het beleid betreft een aantal dingen erbij. Als je alles alleen moet neerzetten in een jaarverslag dat anderhalf jaar later verschijnt dan de beleidsaanpak die verwoord is, zou het een beetje armoedig zijn. Tussentijds moeten beleidsconclusies worden getrokken en dat doen we ook.
Dat brengt mij bij de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Daarbij ga ik onder andere in op SenterNovem, de factuurcontrole, het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling en de reviews. Er is onder andere gevraagd naar de verbeteracties voor beheer en werking van BAS en SenterNovem, de interface met SAP van Economische Zaken. Eerder hebben wij onderkend dat het beheer en de werking van BAS als verbeterpunt kon worden aangemerkt. De actie heeft zich toegespitst op die elementen van verbetering die ook door Algemene Rekenkamer zijn geformuleerd. Ook de aanbevelingen om de interface tussen BAS en SAP nader te onderzoeken en te verbeteren, opdat de financiële gegevens uit het BAS-systeem van SenterNovem volledig juist en tijdig kunnen worden overgeseind naar het SAP-systeem van Economische Zaken, hebben we overgenomen. De aanpassingen zijn geïnventariseerd en worden afgerond conform planning voor 1 juli.
De Rekenkamer heeft inderdaad voorgesteld om een boekhoudkundig systeem te gebruiken voor de te fuseren organisaties SenterNovem, de EVD en het Octrooicentrum. In antwoord op de vraag van de heer Ten Hoopen of ik daartoe bereid ben, zeg ik gewoon "ja". Men maakt al gebruik van dezelfde systemen. Voor de apparaatsuitgaven gebruiken ze alle drie het Exactsysteem en voor de beleidsuitgaven gebruiken SenterNovem en de EVD beide het BAS-systeem van SenterNovem. Het Octrooicentrum Nederland heeft geen beleidsuitgaven. In het kader van de vorming van het nieuwe Agentschap Uitvoering worden alle bestaande systemen en procedures geëvalueerd, waaronder het BAS-systeem. Op basis daarvan wordt besloten over een eventueel nieuw in te voeren boekhoudsysteem voor de drie organisaties gezamenlijk. De rapporteur, aangevuld met de vraag van de heer Ten Hoopen, vroeg welk tijdschema ik daarbij hanteer. Het nieuwe agentschap gaat op 1 januari 2010 van start met continuering van de huidige systemen. Dat kan omdat de drie fusiepartners in de huidige situatie gebruikmaken van hetzelfde systeem: het Exactpakket voor de apparaatsuitgaven. Een nieuw systeem zal op basis van een evaluatie worden ingevoerd, want wat niet nodig is, hoeft niet, vooral omdat zij al dezelfde systemen gebruiken.
Gevraagd is waarom het aantal reviews met meer dan 90% is afgenomen. Voor 2008 heb ik inderdaad het reviewbeleid gewijzigd. Een van de redenen daarvoor is dat de wet- en regelgeving voor het accountantsberoep ingrijpend is gewijzigd. Daarin zijn de eisen voor kwaliteitsbewaking voor zowel de accountantsorganisaties als voor individuele accountants belangrijk verhoogd. Daarnaast heeft de Autoriteit Financiële Markten als onafhankelijk toezichthouder een toezichthoudende taak in dezen en juist door die versterkte kwaliteitsborging van het accountantsberoep hebben we afgezien van een eigen generieke toets op de kwaliteit van de externe accountantscontroles. Wel wordt jaarlijks bij de beleidsdirecties geïnventariseerd of er een specifieke behoefte is aan reviews. Daarvoor kan een verzoek bij de auditdienst van Economische Zaken worden neergelegd. Het is echt niet doelmatig en noodzakelijk om bovenop de controle van een externe accountant nogmaals een systematische controle door review van de auditdienst van Economische Zaken te krijgen.
In de rapportage kwam de vraag naar voren of het niveau van het reviewbeleid redelijke zekerheid biedt over de naleving van de subsidievoorwaarden. Om die zekerheid te verkrijgen kan bijvoorbeeld een accountantsverklaring over de rechtmatigheid worden overgelegd. Dat kan een van de subsidievoorwaarden zijn. Reviews om in het algemeen de kwaliteit van de externe accountant te toetsen lijken mij niet zo goed, omdat de versterkte kwaliteitsborging van het beroep geregeld is. Natuurlijk kan zeker om een review gevraagd worden als een beleidsdirectie een verhoogd risico aanwezig acht dat de betrokken subsidieontvanger de voorwaarden bewust of onbewust niet goed naleeft en de werkzaamheden van de externe accountant misschien ontoereikend zijn geweest om dat risico te ondervangen. Het voordeel daarvan is dat het instrument op die manier doelmatig is en dat het effectief wordt gebruikt, want het is wel een kostbare en extra assurancemaatregel. Of zo'n geval zich voordoet, hangt van de risicoanalyse af. Vijf factoren spelen daarbij een rol, te weten de politiek-bestuurlijke aandacht voor het instrument, de mate van complexiteit, de vernieuwing van beleid en regelgeving, een omvangrijk financieel belang en ervaringen uit het verleden. Wat dat betreft, wordt het niet zomaar op zijn beloop gelaten.
Wat betreft de rol van de auditdienst bij de inventarisatie van de reviews heb ik de Algemene Rekenkamer meegedeeld dat in 2009 de directie FEZ net als in 2008 de inventarisatie van de behoefte aan reviews bij de beleidsafdelingen coördineert en dat ook de auditdienst als adviseur bij die inventarisatie zal optreden, juist ook om met andere dan alleen beleidsogen ernaar te kijken. Dat sluit aan bij de wens van de Rekenkamer tot uitvoering van de steekproefsgewijze reviews. Nogmaals, het aantal is afhankelijk van de zaken die ik zojuist heb genoemd.
De Rekenkamer adviseert een review van een aantal assurancerapporten van de instellingsaccountants van SenterNovem met betrekking tot de MEP-regeling. Ten behoeve van biomassa worden deze met ingang van 1 januari voorgeschreven. Ik zal het advies van de Rekenkamer zeker opvolgen, omdat hier wel een heel specifiek karakter van de gevraagde accountantswerkzaamheden aan de orde is. Daarnaast is het van belang dat deze reviews ook de gelegenheid bieden, verbeteringen van het onderzoeksprotocol door te voeren waarmee onnodige lasten worden verminderd. Ik zal dit advies dus zonder meer opvolgen.
Dat brengt mij bij de vraag van de heer Elias over de 4,5 mln. die onzeker zijn en de 1,5 mln. die onrechtmatig zijn uitgegeven. In 2007 heeft de auditdienst beheerproblemen geconstateerd bij de directie Facilitair Management. Dat betrof met name de ontoereikende factuurcontrole door de bestaande onduidelijkheden in de onderlinge taakverdeling bij de diverse directies. Daarover zijn nieuwe afspraken gemaakt en op grond van een verbeterplan zijn concrete verbeteracties benoemd om het contractbeheer en de factuurcontrole de komende jaren structureel te verbeteren, want dat is inderdaad gewoon nodig. Deze concrete acties bestaan uit het verbeteren van de factuurcontrole, waarbij getoetst moet worden op de aanwezigheid van de juiste en actuele tarieflijsten en de overeenkomst tot opdracht in de inkoopdossiers. De afspraken over factuurcontroles en het gebruik van prestatieverklaringen worden vastgelegd in de procesbeschrijvingen. Een centraal contractenregister wordt bijgehouden en aflopende contracten dienen tijdig en op tijd te worden gesignaleerd. Voorts moet juridisch advies worden ingewonnen bij het aangaan of het verlengen van contracten om te borgen dat wordt voldaan aan de Europese aanbestedingsregels en moeten de totale kosten per soortgelijke dienst of levering inzichtelijk worden gemaakt, wat ook van belang is voor de tijdige signalering van Europese aanbestedingsdrempels. Die punten zijn al opgepakt en ik ga ervan uit dat we dit probleem in de toekomst ook geheel opgelost hebben.
De heerElias(VVD)
De minister lepelt opnieuw op wat al in het antwoord op de schriftelijke vraag 2 stond en dat had ik dus al gelezen. Mijn vraag was welke structurele aanpak de minister voorstaat in plaats van hier en daar wat in het proces te verbeteren. Naar mijn mening is het veel meer een kwestie van mentaliteit. Ik heb ook gevraagd of er niet wat meer drastisch zou moeten gebeuren om ervoor te zorgen dat overheidsgeld niet onrechtmatig wordt uitgegeven. Ik vind dat nogal wat.
MinisterVan der Hoeven
Ja, naar mijn mening is dit een structurele aanpak. Ik heb nu zowel schriftelijk als mondeling aangegeven wat het verbeterplan inhoudt. Ik kan u overigens op een briefje geven dat dit behoorlijk ingrijpt en dat dit er ook toe zal leiden dat aan bepaalde zaken, zoals de onderlinge taakverdeling waardoor onduidelijkheden ontstonden, een einde komt. Aan dat laatste is ook een einde gekomen.
De heer Ten Hoopen sprak over de effectiviteit van het beleid inzake ondernemerschap en innovatie. Ongeveer 1 mld. van de EZ-begroting gaat naar ondernemerschap en innovatie. Regelingen waarmee maatschappelijke doelen worden bereikt moeten inderdaad in stand blijven, terwijl de regelingen die niet goed werken moeten verdwijnen. Wij evalueren voortdurend onze instrumenten en passen ze ook aan. Daarbij kijk je ook naar de operationele doelstellingen van de begroting en naar de legitimiteit, effectiviteit en efficiency van het beleid in totaal. Ik heb eerder gesproken over de afrekenbare doelstellingen van het coalitieakkoord, het beleidsprogramma en de verschillende departementale begrotingen. De heer Ten Hoopen heeft mijns inziens terecht gewezen op de stroomlijning waarmee we het aantal instrumenten terugbrengen naar zeven samenhangende pakketten. Dat is een goede eerste stap. Maar het moet ook wel even de kans krijgen om zich te bewijzen. Het moet inderdaad bijdragen aan een effectief instrumentarium en we moeten ook indicatoren en doelen kunnen bijstellen. Daarmee zijn we van start gegaan, maar er is natuurlijk nog wel een slag te maken in de verantwoording daarvan. Ik ben dat met de heer Ten Hoopen eens. De conclusie uit de Beleidsdoorlichting ondernemerschapsbeleid, die ik in oktober 2008 heb gestuurd, liet dat ook zien. In algemene zin ben ik het dus met de heer Ten Hoopen eens ten aanzien van doeltreffendheid en legitimiteit, maar er is ruimte voor het verbeteren van de bijdrage van individuele instrumenten. Om die reden hebben we op dat punt meer indicatoren met streefwaarden opgenomen in de begroting 2009. Ik neem het commentaar van de Kamer mee in de begroting die ik daarna opstel; dat heb ik met dit ook gedaan. In de rapportage 2009 zouden die verbeteringen en het resultaat daarvan inderdaad zichtbaar moeten worden.
Terecht is aandacht gevraagd voor de lage private R&D-uitgaven in Nederland. Dat zit mij zeer dwars. De Kamer meent dat de doelstelling naar beneden moet worden bijgesteld of dat een actieplan moet worden opgesteld. In een eerder Europaoverleg met de Kamer heb ik aangegeven dat we de doelstelling van 3% inderdaad niet zullen halen. Laten wij onszelf niets wijsmaken; die halen we niet. Ik word ook elke keer geconfronteerd met de verhalen over de sectorstructuur. We zitten inderdaad sterk vertegenwoordigd in diensten en in medium- en lowtech industry die van nature een lagere R&D-intensiteit hebben, zeker als dit als technologische R&D wordt gedefinieerd. Ik zie dat punt dus wel degelijk. We trekken ook minder buitenlandse R&D-investeringen aan dan we op basis van de openheid van de economie mogen verwachten. De staatssecretaris zal hier nog op terugkomen, maar wat gaan we eraan doen? In de eerste plaats zullen wij doen wat wij in het aanvullend beleidsakkoord hebben afgesproken, namelijk dat de minister van OCW en ik op Prinsjesdag met een brief komen hoe we de ontwikkeling van onderwijs, kennis en innovatie naar ten minste het niveau van het OESO-gemiddelde brengen. Ook moeten wij een goede discussie voeren over de R&D-doelstelling na 2011, dus na Lissabon. Dat is niet omdat ik af wil van een doelstelling die we niet halen, maar omdat ik wil weten of dit de meest geschikte indicator is om innovatieresultaten te meten. De R&D-inspanning is een inputindicator en geen outputindicator. Daar loop je tegenaan, want over de resultaten mogen we niet klagen. Dat wordt echter weersproken door de inputindicator, namelijk het geld dat we erin stoppen. In de genoemde brief gaan we in ieder geval ook in op de Europese discussie over de nieuwe Lissabondoelstellingen. Mevrouw Gesthuizen heeft mij op dat punt gevraagd nog eens heel goed te kijken of niet op een andere manier naar die sectorstructuur kan worden gekeken, omdat er zo veel goede dingen gebeuren. Mevrouw Smeets wees in dit verband op de sociale innovatie. Ik neem dat mee en ik zal dat een plaats geven in de brief.
MevrouwGesthuizen(SP)
De minister sprak over een brief op Prinsjesdag van haar en de minister van OCW, waarin zij zal ingaan op het behalen van het OESO-gemiddelde met betrekking tot kennisinvesteringen. De private R&D-uitgaven verhouden zich natuurlijk wel enigszins tot de publieke R&D-uitgaven. Nederland ligt ook op het gebied van deze publieke R&D-uitgaven nog steeds onder de 1% bbp die wij hebben afgesproken. Zou de minister daar ook werk van kunnen maken en ook dat in de brief rond Prinsjesdag kunnen aankondigen?
MinisterVan der Hoeven
Dat laatste zie ik niet direct zitten, want dat zou betekenen dat ik ergens een heel grote pot met geld zou hebben om te besteden. Ik denk wel dat het goed is om, ook gelet op al die extra investeringen die we gaan doen, in het aanvullende beleidsakkoord nog eens heel goed kijken naar de manier waarop dat ook een rol kan spelen in dit geheel. Wij zitten in ieder geval minder ver van onze 1% af dan de private sector van haar 2% af zit. Tegen mij wordt gezegd dat ik meer moet besteden waarna zij ook meer zullen besteden, maar dat geloof ik niet. Het probleem zit echter ergens anders. Met de Kamer ben ik van mening dat wij daar wat meer de vinger achter moeten kunnen krijgen.
De heer Ten Hoopen heeft gevraagd naar de IPC-regeling. Die is inderdaad een succes. Er zijn op dit moment 21 IPC-aanvragen bij SenterNovem ingediend. Daar ben ik blij mee. Bij de eerste suppletoire begroting 2009 is het budget in 2009 verhoogd van 10 mln. naar 20 mln. Dat is echter nog niet genoeg en daarom ben ik voornemens om bij de Voorjaarsnota het budget voor de IPC's in 2009 te verhogen van 20 mln. naar 35 mln. Dan heb ik voldoende om alle ingediende aanvragen te kunnen behandelen, terwijl er ook nog ruimte is voor nieuwe aanvragen. Bij de Miljoenennota 2010 zal het budget in 2010 van 10 mln. naar 20 mln. stijgen. Overigens krijgt de Kamer deze gegevens ook nog schriftelijk, want dit is ook mijn antwoord op de vragen van de heer Van der Ham die hij nog niet zo lang geleden heeft gesteld. Op die manier kunnen wij inderdaad wat de IPC's betreft de kou uit de lucht halen, omdat het extra geld daarvoor zal worden gevonden.
Ik ben het helemaal met mevrouw Gesthuizen eens dat innovatievouchers beschikbaar moeten zijn voor alle bedrijven, dus ook voor de middelgrote en kleinere bedrijven. Het kan niet zo zijn dat grote bedrijven dwars liggen of TNO weigert louter en alleen omdat het een mkb-bedrijf betreft. Dat proef ik namelijk een beetje uit haar vraag. Ik zeg mevrouw Gesthuizen graag toe om deze signalen te verifiëren, want dit gaat ook mij zeer aan het hart.
MevrouwGesthuizen(SP)
Ik lever de minister graag de informatie aan die ik van zelfstandigen krijg.
MinisterVan der Hoeven
Heel graag. Ik zoek dat uit en u krijgt van mij een antwoord, evenals de bedrijven in kwestie.
Voorzitter. De heer Ten Hoopen heeft gevraagd naar de betrokkenheid van SenterNovem bij de Warmtewet. Het falen – zoals hij het noemde – was juist een van de redenen om de Warmtewet op te stellen. Tot voor kort controleerde SenterNovem de warmtetarieven van een aantal warmtebedrijven, want zij hadden subsidieovereenkomsten waarin als eis was opgenomen dat bedrijven zich moesten houden aan het "niet meer dan anders"-principe. Dat moet dan ook gecontroleerd worden. De betreffende contracten zijn inmiddels beëindigd en dus ook de rol van SenterNovem in het kader van deze financiële ondersteuning. De op de uitvoering toezicht houdende organisatie voor de Warmtewet en de daarbij horende uitvoeringsregeling is de Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit en niet SenterNovem. In het kader van de vormgeving van de uitvoeringsregeling die voortvloeit uit de Warmtewet zijn er wel 500 uren bij SenterNovem gereserveerd ten behoeve van de technische ondersteuning en de beantwoording van vragen door Economische Zaken. We hebben daar eerder over gesproken en dat is nog redelijk gecompliceerd. Vanwege de technische kennis is SenterNovem op afroep hierbij betrokken, maar meer ook niet. Ook dat is een aflopende zaak.
Op een gegeven moment ging mevrouw Smeets in op wat zij niet alleen als rapporteur vond maar ook als lid van de PvdA-fractie over met name de prestatie-indicatoren. Zij sprak over de klanttevredenheid en merkte op dat dit niet kan worden gezien als serieuze prestatie-indicator. In de begroting voor 2008 was het aantal prestatie-indicatoren beperkt en in het jaarverslag kan ik er geen extra prestatie-indicatoren aan toevoegen. Wel hebben wij in 2008 een extra inspanning gedaan om die indicatoren te formuleren, die zijn terug te vinden in de begroting voor 2009. Hierbij gaat het om de WBSO, het aantal aanvragers met een toegekende WBSO, de IPC's en het aantal betrokken bedrijven bij de gestarte IPC's en het verzilveringspercentage van de innovatievouchers. In het jaarverslag over 2009 wordt daarover gerapporteerd en in de begroting 2010 zal het aantal indicatoren voor het innovatiebeleid, bijvoorbeeld voor de innovatieprogramma's, worden uitgebreid.
Ik heb ook met Innovatieplatform overleg gevoerd over de internationale scholen. Er is een aantal verbeterpunten, zoals de versterking van de marketing rondom het Nederlandse internationaal onderwijs. De informatie blijkt niet echt goed toegankelijk te zijn. Ook worden de mogelijkheden tot het aanbieden van het internationale baccalaureaat uitgebreid. Daardoor kan een IV-programma gevolgd worden op scholen waarop tweetalig onderwijs wordt aangeboden. De derde aanbeveling was de facilitering van de uitbreiding van bestaande en de vestiging van nieuwe internationale scholen door bijvoorbeeld kennis en expertise te bundelen in een draaiboek. Dat is besproken in het Innovatieplatform van 3 juni. Het eerste punt, de versterking van de marketing, neem ik op mij en de twee andere punten zal het ministerie van OCW oppakken.
Mevrouw Smeets heeft gevraagd of de onderuitputting van de BSRI kan worden aangewend voor internationale bedrijven. De onderuitputting van 8 mln. in 2008 is aan het BSRI-budget van 12,5 mln. voor 2009 toegevoegd. Van de voor 2009 beschikbare 20 mln. is inmiddels al ruim 8 mln. toegezegd. Die zijn dus al weg. Bij de doorgang van datgene wat in de pijplijn zit, is nog zo'n 13 mln. nodig. Als ik het BSRI-budget ga overhevelen, zal dat ten koste gaan van bedrijven die investeringen in Nederland doen of in Nederland gevestigd zijn en waarvan de aanvragen dus bekend zijn. Om die reden vind ik dat geen goed voorstel. Ik zou beknibbelen op iets wat niet gebeurt om ergens anders iets binnen te halen. Een dergelijke verschuiving zou ik echt ontraden.
Wat betreft Antwoord voor bedrijven was de Kamer van mening dat de beoordeling van de 140.000 bezoekers toch eigenlijk gerelativeerd moest worden. Ja, Antwoord voor bedrijven streeft natuurlijk naar een toename van de naamsbekendheid; dat is logisch. Maar zij richten zich met name op verbetering van de vindbaarheid van overheidsinformatie voor ondernemers. Een bekendheid van 9% betekent niet dat zij de website niet kennen of niet weten te vinden, want 79% van de 140.000 bezoekers komt via Google of via verwijzing op andere websites binnen op Antwoord voor bedrijven. Antwoord voor bedrijven meet de bekendheid en benoemt ook de groei en doelstelling als een prestatie-indicator. Het is belangrijk dat ik dat hier nog eens meld. Ik moet echter ook melden dat dankzij de groei in het bezoekersaantal en de betere bekendheid en vindbaarheid Antwoord voor bedrijven binnen anderhalf jaar in de top tien van overheidswebsites voor ondernemers staat. We kunnen het relativeren, maar het is toch wel aardig in deze vergelijking. Ik ben het echter met de Kamer eens dat je altijd moet kijken hoe je het beter kunt doen. Antwoord voor bedrijven zelf benoemt groei als een prestatie-indicator.
Ik kom op de scheepsbouwfaciliteiten, waarover wij al eerder hebben gesproken. Vanaf 2006 was er de borgstellingsregeling. Het ging prima in de scheepsbouw en de banken hoefden er dan ook geen gebruik van te maken. Inmiddels is dat wel nodig, maar zij vinden het inderdaad te risicovol. Ik heb hierover de afgelopen maanden overleg gevoerd en inmiddels is overeenstemming bereikt over de aanpassing van die faciliteit. De bedoeling is dat deze maand de aanpassing van de teksten van de regeling gereed zijn, zodat het op heel korte termijn kan worden geïmplementeerd. In een ander debat heb ik dat de Kamer al toegezegd, toen daarover door de SGP vragen werden gesteld.
Een ander punt is de Subsidieregeling innovatieve zeescheepsbouw, de SIZ. Die valt nu binnen de kaders die de Commissie in 2004 heeft opgesteld om lidstaten in staat te stellen innovatie tijdens de bouw van een schip te ondersteunen. Er was echter één voorwaarde aan verbonden, namelijk dat de steunaanvragen slechts kunnen worden goedgekeurd als de aanvrager een bindend contract heeft. Er moet dus sprake zijn van een concrete order. Daarnaast hebben we de andere innovatie-instrumenten waaronder het Innovatieprogramma Maritiem, waar geen koppeling is aan een concrete order. We kunnen natuurlijk altijd nog een keer bij de Europese Commissie nagaan of deze koppeling in deze tijd nog wel relevant is. Als de Kamer dat wil, zeg ik dat graag toe. Ik zal dat aankaarten bij de Europese Commissie, met name met een verwijzing naar de huidige economische situatie.
De TOA kent vier pilotprojecten. De TOA Rotterdam richt zich met deelactiviteiten met name op de scheepsbouwsector en een aparte TOA daarvoor lijkt mij niet nodig.
De heer Elias heeft een vraag gesteld over het nut van de subsidies, dat of niet bewezen of beperkt is. Voor het ondernemerschap verwijs ik hem toch naar de Beleidsdoorlichting ondernemerschapsbeleid. Daarin wordt onafhankelijk geconcludeerd dat het gevoerde ondernemerschapsbeleid in algemene zin inderdaad effectief en legitiem is. De ingezette beleidsinstrumenten – waaronder subsidies – zijn ook op hun individuele doelstelling doelmatig en effectief. Het gebruik is vaak gelijk aan of hoger dan de gestelde doelen. Alle instrumenten worden periodiek geëvalueerd, zoals ik al eerder heb aangeven. Ook de deliveryaanpak zorgt voor afrekenbaarheid, niet alleen op input maar ook op output en outcome. In zijn Verantwoordingsbrief heeft het kabinet ook geconcludeerd dat de doelstellingen rondom ondernemerschapsbeleid op koers liggen en ik heb de vorige week al aan het adres van de fractievoorzitter van de VVD aangegeven dat het aantal subsidies echt lager ligt dan de VVD toen suggereerde. Dat is dankzij de motie van de heer Ten Hoopen, waarmee wij de instrumenten inderdaad gestroomlijnd hebben naar zeven subsidiemodules. Daar waar dit nog verder verbeterd kan worden, zal ik het niet laten om dat inderdaad ook te doen.
De heerElias(VVD)
Gaat de minister nog in op mijn opmerking en mijn citaat van de Algemene Rekenkamer op bladzijde 37, namelijk dat het ministerie vooraf geen normen of criteria vaststelt voor subsidie voor energieonderzoek? Daar vroeg ik namelijk specifiek naar.
MinisterVan der Hoeven
Dat komt dadelijk bij het onderwerp energie. Ik heb het een beetje uitgesplitst. Ik had ook iedereen apart kunnen beantwoorden en dan uw vier punten in één keer kunnen meenemen. Ik heb, zoals u dat van mij gewend bent, voor een thematische aanpak gekozen.
Dan kom ik bij de mededinging. De heer Elias vraagt naar het verbeteren van het functioneren van de interne markt. Ik vind dat van belang. Hij zegt dat mijn handelen op dat vlak geen effect heeft gehad. Laat ik beginnen met een formele verduidelijking. Ik heb de Kamer een beleidsdoorlichting gestuurd. Die betreft de activiteiten van de toenmalige directie Europese Integratie en Strategie (EIS) op het gebied van de interne markt. Het ging om een beperkt deel van de totale inspanningen die je onder de noemer "interne markt" zou kunnen brengen. Energie bijvoorbeeld valt daar niet onder, maar valt onder een ander begrotingsonderdeel. Energie is in 2007 apart doorgelicht en naar de Kamer gezonden.
In de beleidsdoorlichting wordt inderdaad aangegeven dat de effecten van beleid in kwantitatieve zin niet te meten zijn. Er is geen simpel rekensommetje te maken. Daarvoor is Europa te complex en was de directie EIS, die inmiddels niet meer bestaat, te afhankelijk van allerlei politieke, externe factoren, waarop men geen invloed had. Denk maar aan alle landen die een rol spelen en waarmee moet worden onderhandeld om tot een effect te komen. Dat wil niet zeggen dat er geen enkel effect is geweest. In de toelichting staat dat er behoorlijk wat impact is geweest op de wijze waarop de dienstenrichtlijn er uiteindelijk uit is komen te zien. Dat was vooral op basis van het werk van die directie, die een protocol heeft gemaakt voor diensten van algemeen belang bij het Verdrag van Lissabon. Nog steeds lost het klachtenloket Solvit interne marktproblemen op voor burgers en bedrijven. Er hangt geen cijfer aan die inspanningen, maar dat doet niets af aan het feit dat ze wel degelijk zinvol en belangrijk zijn om de interne markt te laten functioneren.
Inderdaad is de beleidsdoorlichting door de directie EIS uitgevoerd, maar het gaat mij te ver om nu te zeggen dat hier sprake is van een slager die zijn eigen vlees keurt. De regeling voor de beleidsdoorlichting laat niet voor niets de mogelijkheid open tot het intern uitvoeren van een doorlichting. In dit geval, met een brede doelstelling, een enorm complexe omgeving, een beperkt instrumentarium en een relatief klein budget, is het volgens mij de meest efficiënte en doelmatige keuze. Als je die doorlichting extern laat uitvoeren, is het maar de vraag of dat meer inzicht geeft in de processen. Het leidt wel tot een langere doorlooptijd en hogere kosten.
Onafhankelijken hebben wel degelijk een rol gespeeld. Er is gebruikgemaakt van de bestaande evaluaties van onafhankelijke instanties, zoals de Europese Commissie. Een klankbordgroep van externe onafhankelijke deskundigen heeft de zaak begeleid.
Dat brengt mij tot het onderwerp energie, mijn laatste onderwerp. Ik begin bij mevrouw Gesthuizen inzake de SDE-regeling. Die doelstelling is heel ambitieus. Wij willen in vier jaar tijd het resultaat van dertig jaar windenergie verdubbelen. Wij worden geholpen door de technische ontwikkelingen van de windmolens, waardoor grotere windmolens met veel meer vermogen mogelijk zijn.
In 2001 hebben wij het BLOW-convenant ondertekend. Wij dachten toen dat 1500 megawatt in 2010 een zware opgave zou zijn. Inmiddels staat er 2000 megawatt. In het werkprogramma Schoon en Zuinig hebben wij aangegeven dat wij ons in deze kabinetsperiode in 2009 aan wat extra windenergie op land willen committeren. Dat heeft iedereen onderschreven, maar het is lastig, dat ben ik met mevrouw Gesthuizen eens. Nu is de rijkscoördinatieregeling in werking getreden. Daarmee kan ik in ieder geval de trage vergunningverlening versnellen. Het lokale draagvlak is een van de aandachtspunten en wij werken daarvoor samen. Ik heb niets aan pessimisme. Het is eerlijk gezegd al lastig genoeg om in dit geval de zaak los te trekken. Een stabiel investeringsklimaat is in ieder geval van belang, want als je daaraan gaat morrelen, komt er echt weerstand van de investeerders en die heb je in een tijd als deze niet zo maar overwonnen.
De heer Elias spreekt over de Energie Onderzoek Subsidie (EOS). De vraag is waarom er niet vooraf criteria zijn opgesteld, aan de hand waarvan verstrekte subsidies worden beoordeeld op hun resultaten. Bij EOS zijn criteria opgesteld, namelijk de bijdrage aan de duurzame energiehuishouding en aan de kennispositie van de Nederlandse kennisinstellingen. In de beoordeling van de individuele projecten wordt gekeken naar de kansen voor de industriële activiteiten. Het onderzoek wordt uitgevoerd door SenterNovem. Bij de beoordeling van de industriële projecten wordt men geadviseerd door de externe Energieadviescommissie. Bij EOS zijn dus wel degelijk criteria vooraf opgesteld. Als de vraag in zijn algemeenheid is gesteld, mag uit mijn antwoord blijken dat ik de opmerking van de heer Elias niet onderken.
De heerElias(VVD)
Wat is dan het antwoord van de minister op de bevinding van de Rekenkamer op eerdergenoemde pagina 37 dat de criteria niet zijn opgesteld? Een van de twee doet een mededeling die onjuist is.
MinisterVan der Hoeven
Volgens mij heb ik daarop een antwoord gegeven, maar ik kom daarop in tweede termijn terug.
StaatssecretarisHeemskerk
Voorzitter. Ook ik dank de diverse leden voor de vragen die zijn gesteld en ik dank de rapporteur voor haar werk. Ik weet hoe bescheiden de ondersteuning van Kamerleden binnen de eigen fracties is. Het is heel fijn als je kunt steunen op het gezamenlijke werk dat is gedaan door het BOR.
De heer Ten Hoopen vraagt of de staatssecretaris vanuit de regeldruk wil nadenken over een soort balans tussen niet alles dicht regelen enerzijds en vertrouwen maar geen blanco cheques geven anderzijds. Hij vraagt of er een tussenvorm is tussen het model van de markt met competitie en het model van de overheid met alleen de Staat. Ik wil dat graag onderzoeken. Er zijn voorbeelden waar zo'n vorm nu al loopt. Ik denk dan aan wat ik zelf aan het doen ben met zelfregulering bij telecombedrijven voor het overstappen van internetabonnementen. Wij laten dat meten en in 95% van de gevallen gaat het goed. Volgens de Wet oneerlijke handelspraktijken kunnen bedrijven die zeggen dat zij aan een code meedoen, worden aangepakt als dat niet zo is. Op basis van de Reclame Code Commissie kan de Consumentenautoriteit handhaven.
Ik heb, toen ik jarig was, een boek van het kabinet gekregen. Dat boek is getiteld "Nudge". "Nudge" is vertaald in het Nederlands "duwtje". Dat is libertair paternalisme. Dat is een begrip dat het kabinet volgens mij zou passen. Het gaat om de keuzemogelijkheid die je mensen voorlegt. Je moet mensen bijvoorbeeld voor hun pensioenbesparingen niet uit honderd mogelijkheden laten kiezen, maar uit drie modellen. Zij kiezen dan meestal de middelste en dat is dan verstandig. Ook door de wijze waarop je mensen vragen voorlegt, kun je hen zonder dwang naar een maatschappelijk gewenste uitkomst leiden. Dat zijn allerlei tussenvormen tussen markt en overheid, tussen wantrouwen en blanco cheques. In 2003 is daarvoor al een analysekader opgesteld door de Stichting Economisch Onderzoek onder de kop "Zelf doen".
Ook Europa heeft een aantal van dat soort reguleringsmethodieken, "De nieuwe aanpak". Daarbij maakt de overheid de doelvoorschriften en komt de detailinvulling uit de sector. Ik wil graag nog eens een lijst opstellen van plaatsen waar wij dit al toepassen en waar wij mogelijkheden zien vanuit de regeldrukoptiek. Ik stel mij voor dat er bij een volgende voortgangsrapportage een eerste analyse ligt.
De heer Ten Hoopen vraagt waarom de nulmeting voor de gemeenten niet integraal is uitgevoerd. Wij vonden dat heel veel werk dat niet altijd even effectief was. Er zijn meer dan tweehonderd verschillende gemeentelijke verordeningen. Vele richten zich niet alleen op bedrijven of burgers, maar op de organisatie van processen binnen de gemeente, zoals de modelverordening van de VNG voor fractieondersteuning. Die hoeven wij niet allemaal integraal door te lichten. De gemiddelde gemeente heeft negentig producten voor bedrijven en burgers en 90% van de administratieve lasten wordt veroorzaakt door circa zestig van die verordeningen. Die hebben wij doorgemeten in samenwerking met een aantal gemeenten, het ministerie van Binnenlandse Zaken en de VNG om te voorkomen dat veel gemeenten die verordeningen te ruim interpreteren, waardoor te veel administratieve lasten worden veroorzaakt.
Mevrouw Smeets vraagt of missies zich alleen maar richten op export. Een van de eerste dingen die ik heb gedaan, is niet meer spreken over handelsmissies, maar over economische missies. Het gaat immers niet alleen over handel en het bevorderen van export, maar wij willen soms ook goede import aantrekken. Laat de goederen maar binnenkomen in de haven van Rotterdam, dat is ook goed voor de werkgelegenheid in Nederland! Wij ondersteunen Nederlandse investeringen in het buitenland via economische diplomatie of via het bezoeken van een bedrijf. De minister en ik bezoeken ook prospects. Als wij weten dat er iets speelt en wij kunnen via een bezoek bij het management extra benadrukken dat men welkom is, doen wij dat zeker. Het gaat dus om export, import en investeringen daar en hier.
Mevrouw Smeets vraagt wat wij gaan doen met de vijftig buitenlandse bedrijven en of een en ander is gericht op het vergroten van hightechbedrijven. De vraag is altijd wat hightech is. Je zou ook kunnen zeggen dat tomaten hightech zijn, want bij het opzetten van zo'n kas komt veel kijken. Laten wij hightech dus niet alleen maar in de hoek van de high brow zoeken. Wij hebben gezegd dat er een aparte unit komt naast het werk dat het Netherlands Foreign Investment Agency nu doet, die zich procesmatiger moet richten op de acquisitie van significante bedrijven waarvoor Nederland een locatievoordeel biedt en waarbij veel herstructurering in de sector aan de gang is. Men kiest bijvoorbeeld voor één Europees verkoopkantoor of één Europees logistiek centrum en dat zou dan in Nederland moeten komen.
De sectoren waarmee wij beginnen, zijn de voedselsector en de chemie. Dat is in mijn optiek al behoorlijk hightech. Wij trekken daarvoor mensen aan op basis van detachering, want wij houden ons aan onze doelstelling om het aantal fte's bij de rijksoverheid te verminderen. Als een en ander succesvol is, kunnen wij eventueel uitbreiden.
Mevrouw Smeets vraagt naar de voortgang omtrent de toerismebrief, in het bijzonder de recreatienota. De recreatienota heet "Ruimte voor genieten". De nota wordt door de minister van LNV mede namens mij naar de Tweede Kamer gestuurd. Ik moet haar bekennen dat ik de nota nog moet zien. Mijn streven is om de brief voor het zomerreces aan de Kamer te zenden, maar ik vind het belangrijker dat het een goede brief is. Ik weet uit ervaring dat de eerste week van september ook goed is. Ik vermoed dat de Kamer niet van vakantie terugkomt om de toerismebrief meteen te bespreken. Ik vind het belangrijker dat het een goede brief is dan dat hij op 3 juli 2009 bij de Kamer op de mat ligt. In de brief wordt ingegaan op de actiepunten met betrekking tot ICT, innovatie en regeldruk voor de toeristische sector. Zoals bekend heb ik mij bepaald niet onbetuigd gelaten om het toerisme in Nederland onder de aandacht te brengen.
Mevrouw Smeets vraagt ook naar de diversiteit van de samenstelling van de besturen van de Kamers van Koophandel. Ik ben het met haar eens dat het nog niet goed genoeg is. Het is wel verbeterd sinds de benoemingscode, waarin wij betere representativiteit hebben aangestipt. In mijn brief aan de Kamer heb ik daarover vrij stevige dingen gezegd. Het percentage vrouwen in Kamerbesturen is verdubbeld ten opzichte van de zittingsperiode 2004-2008. Vooral het vraagstuk van evenwichtige representatie is een van de zaken die ik wil meenemen bij de evaluatie van de Wet op de kamers van koophandel, die eind dit jaar van start gaat. Het zijn natuurlijk wel de vakbonden die benoemen, de werkgevers- en werknemersorganisaties. Ik benoem de besturen niet. Zij moeten ervoor zorgen dat alle ondernemers van Nederland zich vertegenwoordigd voelen.
Voorts vraagt mevrouw Smeets met betrekking tot de motie-Vos wat ik aan de wijkeconomie doe. De pijler economie van het grotestedenbeleid eindigt inderdaad, zoals aangekondigd, in 2009 en kent geen vervolgfinanciering van het ministerie van Economische Zaken. Het op peil houden van de wijkeconomie zullen steden en gemeenten uit de eigen begroting moeten financieren. Er zijn echter wel heel wat potjes. Er kan gebruik worden gemaakt van structuurfondsmiddelen. Het ministerie van Economische Zaken voert regionaal economisch beleid. Ik heb bijvoorbeeld zelf voor de wijkeconomie specifieke regelingen op het gebied van microkredieten en veiligheid gemaakt en er zijn nu de Bedrijven Investerings Zones van kracht. Het Gemeentefonds is dus niet afgenomen in deze kabinetsperiode. Het is bepaald niet zo dat alle gemeenten op een houtje moeten bijten. Soms doen zij alsof met het beëindigen van de economische pijler in het grotestedenbeleid opeens al het geld op is. Dat kan niet zo zijn. Men kan lokale accenten leggen.
Mevrouw Gesthuizen maakt mijn avond helemaal goed, want zij geeft mij een rode vier. Dank voor de aardige woorden die zij spreekt over de brief die ik heb gestuurd om die bedrijven die zich niet houden aan de nette regels van verkoop op afstand, sneller te beboeten, om de naam te noemen en om er eventueel voor te zorgen – maar daarvoor is een wetswijziging nodig – dat zij verplicht worden om pas een contract af te sluiten als klanten ervoor hebben getekend. Op die manier pak je de kwaden en lijden de goeden er niet onder.
De opmerkingen over de werknemers in de postsector hadden wel wat empathischer gemogen. Er staat nu dat een wettelijke stok achter de deur voldoende waarborgen biedt voor een sociale bodem in de arbeidsverhoudingen als gevolg van de cao die de nieuwe postbedrijven en de vakbonden sluiten. Dat is heel beperkt. Juist de nieuwe cao zorgt ervoor dat de mensen onder de sociale zekerheid vallen, dat zij vaste arbeidscontracten kunnen krijgen en dat er niet meer onder het minimumloon kan worden betaald via de stukloonconstructie. Ik vind dat een verdienste van het kabinet, maar ook van de vakbonden en de werkgevers. Overigens is de AMvB door het kabinet vastgesteld en gestuurd naar de Raad van State. Als de AMvB weer terugkomt, wordt hij definitief vastgesteld door het kabinet en naar de Kamer gezonden.
De heer Elias heeft mij geen vragen gesteld, waarvoor dank. De laatste vraag van mevrouw Gesthuizen betreft de Consumentenautoriteit. De Consumentenautoriteit vervult inderdaad een belangrijke rol, maar de boetes bedragen slechts circa € 700.000. Het gaat echter niet alleen om de boetes. Het zijn afgeronde boetes. Er zitten nog onderzoeken in de pijplijn. Het liefst heb ik een Consumentenautoriteit die via een telefoontje of door mensen te ontbieden ervoor kan zorgen dat er in sectoren beter werk wordt geleverd: speak softly and carry a big stick. Dat is zeker wat onze Consumentenautoriteit doet. Ik vind de boetes die nu zijn opgelegd geen teken van zwakte. Integendeel: het is juist goed dat men op een andere manier met sectoren in contact treedt. Het is overigens wel zo dat, nu de Wet oneerlijke handelspraktijken door de Tweede en Eerste kamer is vastgesteld, de Consumentenautoriteit nog effectiever kan optreden en boetes kan opleggen tot bijna € 450.000. Dat was € 74.000. Het zal mij niet verbazen dat er jaren zullen zijn waarin het bedrag van € 700.000 hoger uitpakt.
MinisterVan der Hoeven
Ik heb de passage op bladzijde 37 in het rapport van de Algemene Rekenkamer opgezocht en zal die voorlezen: "Voor EOS heeft het ministerie geen prestatie-indicatoren opgesteld voor de aansturing op de beleidsgelden." Het stukje eindigt met: "Het ministerie stelt echter vooraf geen normen of criteria vast." Het hele stuk gaat over EOS. Ik heb in mijn antwoord, zowel schriftelijk als mondeling, aangegeven dat er wel degelijk een aantal criteria is. De opmerking die in het rapport van de Algemene Rekenkamer staat, heeft dus niet de bredere strekking die de heer Elias insinueert.
MevrouwSmeets(PvdA)
Voorzitter. Ik dank de beide bewindspersonen voor de beantwoording. Ik geef in mijn tweede termijn commentaar vanuit de PvdA-fractie, ook inzake de kwaliteitseffecten van beleid. Ik ben blij dat de minister beaamt dat de effecten helder moeten zijn, maar het is toch een soort Echternachprocessie. De minister komt net als ik uit het Limburgse land en kent die processies. Het is vaak drie stappen vooruit en twee stappen achteruit. Zo lijkt het ook met de effecten om het beleid goed te kunnen meten. De minister heeft gezegd dat de begroting 2010, een spiegelbeeld voor het jaarverslag, in ieder geval meer effectindicatoren zal hebben. In het Jaarverslag 2009 zal dat ook al moeten blijken. Ook de Rekenkamer zegt dat er in de begroting 2009 al meer effectindicatoren staan. In de begroting 2009 staan meer kengetallen met streefwaarden. Kunnen wij de minister daarop afrekenen?
Ik wil even iets rechtzetten. Ik heb in mijn eerste termijn niet bedoeld te zeggen dat het budget van het BSRI moet worden overgeheveld. Dat is zeker niet de bedoeling. De minister moet weten dat ik heel veel waarde hecht aan dat budget, want ik heb er wel eens een amendement over ingediend. Als wij te maken hebben met een onderuitputting, zou dat zonde zijn, want dan kunnen wij het budget niet op die manier gebruiken. Wij moeten het geld echter niet overhevelen, want ik weet vanuit de regio's dat er veel behoefte aan is.
Eind april 2009 brachten de fracties van ChristenUnie en PvdA de scheepsgarantieregeling ter sprake. Toen zei de minister dat zij bijna zo ver was. Het is nu half juni 2009 en het vlot niet echt. De minister zegt toe dat de regeling binnen nu en een paar weken komt. Ik hoop dat wij groen licht krijgen voor het einde van het reces. Ik ben blij met de toezegging om aan de Europese Commissie te vragen of de innovatievoorwaarden die in 2004 zijn opgesteld, nu nog gelden. Dat is echt van belang.
Met betrekking tot het antwoord van de staatssecretaris inzake de toerismebrief wil ik duidelijk stellen dat het gaat om een vervolgbrief. Ik heb het stenografisch verslag voor mij en daarin staat duidelijk de toezegging van de staatssecretaris over een vervolgbrief die er voor het zomerreces zal zijn. Het gaat dus niet om een brief van alleen LNV, maar over een vervolgbrief. Ik kom er graag voor terug in het reces. Wij bepalen altijd zelf nog of wij willen terugkomen van het reces of niet.
De reactie van de staatssecretaris inzake de motie-Vos verwart mij enigszins. De schriftelijke beantwoording stelt mij meer gerust dan de mondelinge beantwoording nu. De staatssecretaris geeft een aantal zaken aan waaruit de gemeenten kunnen putten. Hij zegt – ik zeg het in mijn eigen woorden – dat zij niet zo moeten zeuren. In de schriftelijke beantwoording staat dat men nog bezig is met het opstellen van een strategische agenda, waarin een en ander naar voren komt. Ik hoor graag een verduidelijking, want het mondelinge antwoord van de staatssecretaris heeft daarop niet meer licht geworpen.
De heerTen Hoopen(CDA)
Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de adequate antwoorden die wij hebben mogen ontvangen. De minister heeft met betrekking tot de indicatoren gelijk dat het er maar één is van een proces. Wij zitten echter in een snel wijzigende samenleving. Die samenleving koerst over het algemeen af op snel resultaat. Dat snelle resultaat heeft in de bankwereld tot een heel verkeerd proces geleid. De inzet van de overheid zou echter een indicatie moeten zijn of wij op het goede spoor zitten. Dat heb je met betrekking tot die subsidies nodig als proces. Ik zie het antwoord van de minister dan ook als een ondersteuning van de weg die wij met elkaar aflopen. Dit is een eerste stap en wij gaan langs die route verder.
Ook de minister zit het dwars dat wij innovatievolger zijn geworden in een snel veranderende, concurrerende wereld, terwijl innovatie eigenlijk een speerpunt is van het kabinet. De minister vraagt zich af of de indicator wel de meest geschikte is en wil kijken naar het aanvullend beleidsakkoord over de OESO-gemiddelden. Ik denk dat wij moeten oppassen dat wij de objectieve indicator niet wegdefiniëren, want dat zou verkeerd zijn. Mag ik het zo verstaan dat de minister met een brief komt die niet al te lang meer op zich laat wachten en die de Lissabondoelstellingen verbindt met de doelstellingen en de actie die wij in Nederland hebben? Als je dat resultaat wilt bereiken, kun je dat niet alleen doen door de Lissabondoelstellingen te herdefiniëren.
De minister heeft mijn vraag wanneer zij met strafrechtelijke sancties in de mededinging komt en waarom de boete-inning zo loopt, niet beantwoord.
Ik begrijp dat de staatssecretaris ook van mening is dat wij moeten komen tot een analyse van wat het beste reguleringsinstrumentarium is en op welke manier wij de prikkels kunnen inrichten. Wij slaan dan twee vliegen in één klap: efficiency en goede sturing waar dat nodig is in het bedrijfsleven, alsmede terugdringing van de administratieve lasten. Ik begrijp de redenering technisch wel, maar kun je bij de gemeenten een soort benchmarking houden inzake de administratieve lasten? Anders leidt het namelijk tot niets.
De heerElias(VVD)
Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording, al zeg ik er wel bij dat de minister met haar vooral technische antwoorden, waarin zij voornamelijk de eerdere schriftelijke antwoorden heeft herhaald, niet onze grote zorgen heeft weggenomen: zorgen over de doelmatigheidscontrole, over het nut van subsidies en vooral zorgen over de rechtmatigheid van uitgaven. Als haar eigen aanbestedingsregels met voeten worden getreden door haar eigen boekhoudafdeling, als de fouten al bijna twee jaar duren, moet zij echt meer doen dan het verbeteren van procedureafspraken. Oud-CDA-minister Van Dijk van Binnenlandse Zaken placht in dat verband te spreken van het schoonvegen van de trap van boven naar beneden. Misschien moet zij daar eens serieus over gaan nadenken. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat het ministerie van Economische Zaken 4,5 mln. op onzekere gronden heeft uitgegeven, waarvan 1,5 mln. zelfs onrechtmatig;
overwegende dat deze problemen volgens de Rekenkamer "structureel" voorkomen;
verzoekt de regering, niet slechts met enkele procesmatige "verbeterpunten" hieromtrent te komen, maar structureel in te grijpen en de Kamer voor 15 september 2009 te informeren welke concrete maatregelen zij genomen heeft,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Elias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (31924-XIII).
De heerElias(VVD)
Met betrekking tot mijn opmerking over de beleidsdoorlichting die meer open zou moeten zijn en waaraan onafhankelijke deskundigen zouden moeten worden toegevoegd, heeft de minister gezegd dat er externe onafhankelijke deskundigen bij zitten. Mijn punt is echter juist dat ik vind dat het niet helemaal door een extern bureau moet worden gedaan. Dat is natuurlijk uit het oogpunt van efficiency niet handig. Je moet er een of twee mensen van buiten bij halen die meekijken. Er zitten vier ambtenaren, waarvan twee van haar eigen departement en twee van andere departementen, waarvan één zelfs eerst bij haar departement heeft gewerkt. Het lijkt ons verstandig om daar een of twee mensen van buiten bij te halen en hun onafhankelijk commentaar ook aan de Kamer te verstrekken, iets wat nu niet is gebeurd. Daarom dienen wij de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
recht hebbend op informatie die haar in staat stelt, daadwerkelijke controle op gevoerd beleid te kunnen uitoefenen;
overwegende dat de beleidsdoorlichting Economische Zaken Interne Markt (30991, nr. 6) niet het commentaar van de klankbordgroep bevat en dat deze klankbordgroep bovendien louter uit ambtenaren bestond;
verzoekt de regering, bij alle beleidsdoorlichtingen een klankbordgroep in te stellen die ten minste twee onafhankelijke deskundigen van buiten de ambtelijke wereld kent;
verzoekt voorts, het commentaar van deze klankbordgroep op de beleidsdoorlichtingen aan de Kamer te zenden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Elias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (31924).
De heerElias(VVD)
De staatssecretaris heb ik eerder geen vragen gesteld, omdat ik mij heb geconcentreerd op het nut van subsidies en op de rechtmatigheid. Ik onderstreep alleen dat mij vanuit de toeristische sector veel klachten bereiken over het uitblijven van de toerismebrief. Ik onderstreep wat mevrouw Smeets daarover heeft gezegd: gaarne enige spoed.
Uit de vele stukken en de beantwoording van de minister, zo redeneert mijn fractie, blijkt dat door het departement stelselmatig naar zichzelf toe geredeneerd wordt. Ik geef een voorbeeld. De hoofdconclusie uit de Beleidsdoorlichting ondernemerschapsbeleid luidt: in grote lijnen is het ondernemerschapbeleid doeltreffend en legitiem. Die conclusie steunt echter niet op de bevindingen uit de beleidsdoorlichting. Dat stelt het BOR in een notitie daarover. Op die merkwaardige ministeriële neiging om te pogen de zaken mooier voor te stellen dan ze zijn, kom ik in de toekomst nog regelmatig terug.
MevrouwGesthuizen(SP)
Met betrekking tot energie gaat de minister de trage vergunningverlening aanpakken en dat is natuurlijk goed. Zij zegt echter ook dat er nu veel grotere windmolens gebouwd en neergezet kunnen worden. Ik ben geen energiewoordvoerder, maar was wel bij de aanbieding van de petitie van onze Urker landgenoten. Zij hadden molens op schaal nagebouwd en hier in de gang naast zo'n klein Urker visserswoninkje gezet. Zij vielen nu juist over die grootte. Op het verlenen van meer vergunningen zou ik mijn hoofd dus niet willen zetten. Ik begrijp echter helemaal dat de minister geen behoefte heeft aan pessimisme. Wij zouden graag zien dat zij meer inzet op wind op zee, hoewel ik mij realiseer dat daarvoor de tijd in dit kalenderjaar zeer dringt.
Ik ga verder niet in op de inhoudelijke opmerkingen van de staatssecretaris over de post, want dan gaan wij het debat over de post voeren en dat doen wij vast binnenkort ergens anders. Ik deel zijn gunstige visie over de arbeidsvoorwaarden niet. Ik wil wel ingaan op de opmerking die hij maakt over de AMvB. Hij heeft in mijn ogen destijds toegezegd om die te zullen voorhangen. Op grond daarvan heb ik mijn motie ingetrokken. Ik sta erop dat de Kamer nog iets te zeggen heeft over die AMvB.
Een laatste punt betreft de consumenten. De staatssecretaris zegt vrij vertaald: spreek zacht met een grote stok in je hand. Niet alleen in de telemarketingbranche is het afgelopen jaren een zaak geweest van veel gesleep, lange procedures en veel te veel consumenten die het slachtoffer zijn geworden. Dit ondanks boetes die bijvoorbeeld zijn uitgedeeld aan een bedrijf als de NEM. Daar was in principe hetzelfde aan de hand. Volgens mij kunnen die toezichthouders dus nog wel wat angstaanjagender zijn. Er is voor mij dan ook nog geen reden tot grote vreugde.
MinisterVan der Hoeven
Mevrouw Smeets heeft volkomen gelijk. De verbeteringen die wij naar aanleiding van het Jaarverslag 2008 hebben gerealiseerd in de begroting 2009, de kengetallen met streefwaarden, zijn een stap in de goede richting. Daarover wordt gerapporteerd. De Kamer kan haar mening geven op het moment waarop het Jaarverslag 2009 er ligt. Het hoort bij het werk van de Kamer om het kabinet te controleren of het zich houdt aan wat wij met elkaar afspreken.
Ik ben blij met de toelichting op de BSRI. Ik kon het mij al niet voorstellen, omdat ik weet dat het hart van mevrouw Smeets daar ligt. Dat is opgehelderd.
De onderhandelingen met de banken over de scheepsgarantieregeling liepen moeizaam. Ik heb er alle vertrouwen in dat wij er nu uit zijn.
De heer Ten Hoopen zegt terecht dat het juist in deze crisissituaties van belang is dat innovatie overeind blijft. Je ziet dat de doelstellingen voor ondernemers voor innovatie en duurzame energie in de bedrijven onder druk komen te staan. Dat is niet te voorkomen. Bedrijven hebben minder ruimte om te investeren, er zijn faillissementen en mensen raken hun baan kwijt. Je kunt dat niet voorkomen. Je moet ervoor zorgen dat je in ieder geval na de crisis niet opgescheept zit met een exorbitante staatsschuld, dat allerlei bedrijven in overheidshanden zijn of dat wij de staatssteunregels te ver hebben opgerekt. Dat is geen goede zaak. Je zult goed moeten kijken hoe overheid en economie er na de crisis voor staan.
De samenleving wijzigt inderdaad snel en wil snel resultaat zien. Ten aanzien van de financiële crisis heb ik dan ook niet voor niets vanaf het begin gehamerd op de verruiming van de borgstellingsregelingen, zoals de BBMKB- en de GO-regeling. Juist om ervoor te zorgen dat de innovatie op peil blijft, hebben wij via het kenniswerkerspakket de mogelijkheid geschapen dat de opgebouwde kennis van mens en infrastructuur niet verloren gaat in een tijd van crisis. De regeling wordt binnenkort gepubliceerd en ik ga ervan uit dat er ruim gebruik van zal worden gemaakt. Het gaat tenslotte om veel geld.
Wind op zee vind ik heel belangrijk. Wind op zee krijgt ook een extra impuls in het aanvullend beleidsakkoord. Ik vind het heel goed dat ook Europa inzet op het North Sea Grid en dat wij afgelopen vrijdag met een aantal direct betrokken landen verder van gedachten hebben gewisseld. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik voor het einde van dit jaar kom met de beleidsnotitie "Stopcontact op zee", waarin de Europese ontwikkelingen rondom het North Sea Grid worden meegenomen.
De heer Ten Hoopen heeft gelijk met zijn opmerking dat de Lissabondoelstellingen moeten worden verbonden met wat wij in Nederland doen. Er wordt ook nagedacht over Lissabon na 2010. Ook dat zullen wij moeten verbinden met wat wij in Nederland doen.
Ik heb twee vragen van de heer Ten Hoopen niet beantwoord. De eerste betreft de ontvangst van de boetes, wat zeven tot acht jaar kan duren. Het preventieve effect van een boete werkt alleen als je de tijd die verstrijkt tussen oplegging en betaling, zo klein mogelijk houdt. Zeven tot acht jaar is de maximumtermijn. De procedure vanaf de boeteoplegging tot aan de ontvangst duurt gemiddeld ongeveer vijf jaar. Ik vind dat veel te lang, maar je ziet dat de duur van bezwaar-, beroeps- en hogerberoepsprocedures ook wordt verdisconteerd in de boete, omdat er een wettelijke rente wordt berekend vanaf het moment dat de boete is opgelegd.
Met betrekking tot de mogelijkheid tot het inkorten van de termijn is het voor bedrijven mogelijk om de bezwaarprocedure over te slaan op basis van de Wet rechtstreeks beroep. De duur van de beroepsprocedure en de eventuele hogere beroepsprocedure wordt bepaald door de tijd en het eventuele extra onderzoek dat de rechtbank Rotterdam of het CBB nodig heeft om tot een zorgvuldige beslissing te komen. Als minister of als NMa kun je alleen de duur van de bezwaarprocedure bij de NMa beïnvloeden. Juist die procedure kunnen partijen overslaan op basis van de Wet rechtstreeks beroep. Er wordt nog altijd gewerkt aan het verder verkorten van de doorlooptijden van de bezwaarprocedure, maar ik heb dat niet alleen voor het zeggen.
Er is gevraagd hoe de strafrechtelijke sancties in het mededingingsrecht worden ingevoerd zonder dat de effectiviteit van de NMa wordt aangetast. Ik ben blij met die laatste aanvulling, want daarmee wordt aangegeven dat met de introductie van die strafrechtelijke sancties de effectiviteit van de handhaving vooropstaat. Als die wordt beknot, heeft het immers geen zin. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding dat dit mogelijk gaat maken. De strafrechtelijke sancties zijn bijvoorbeeld vooral geschikt bij zware, herhaaldelijke overtredingen of een samenloop met commune delicten.
Bij de belastingwetgeving wordt bijvoorbeeld gewerkt met een protocol. In dit geval zal dat een protocol zijn tussen de NMa en het Openbaar Ministerie. Dat moet ervoor zorgen dat de handhaving optimaal en effectief verloopt. De afspraken betreffen de taakverdeling en het regulier overleg. Daarmee wordt ook de effectiviteit van de NMa gewaarborgd. Over al die aspecten komen wij te spreken als de Kamer het wetsvoorstel in behandeling neemt.
Ik ken de zorgen van de heer Elias over de doelmatigheidscontrole en de rechtmatigheid. Die zorgen deel ik met hem. Ik heb gezegd op welke manier ik daarmee omga. Het zijn zeker geen incidentele zaken. Het zijn structurele maatregelen. Dat brengt mij bij de eerste motie, waarin hij mij vraagt structureel in te grijpen en de Kamer te berichten voor 15 september 2009. Ik heb zeer recent binnen het ministerie de directie Bedrijfsvoering opgericht. De afdeling Facilitair management, waar de problemen zaten, is daarin opgegaan. Daarbij is een aantal behoorlijk ingrijpende personele wijzigingen doorgevoerd, want het zit inderdaad altijd in mensen. Binnen de directie Bedrijfsvoering worden de resterende problemen en verbeterpunten actief opgepakt. Ik heb zowel schriftelijk als mondeling aangegeven wat ik doe. Ik doe wat de heer Elias vraagt en de motie is dan ook overbodig. Ik ontraad de motie.
De tweede motie betreft de beleidsdoorlichting die meer open moet zijn. Alle opmerkingen die de klankbordgroep heeft gemaakt, zijn verwerkt in de review interne markt. Elke beleidsdoorlichting is maatwerk. Soms is er geen klankbordgroep, maar is een extern onderzoek het beste. Als er een intern uitgevoerd onderzoek is, wil ik een evenwichtig samengestelde klankbordgroep hebben. Ik heb al gezegd dat die onafhankelijk moet zijn en dat er wat mij betreft ook ambtenaren in mogen zitten vanuit Financiën en het CPB. Ik heb daar geen enkel bezwaar tegen, omdat die vanuit een heel andere invalshoek kijken naar wat er gebeurt. Ik ontraad ook deze motie. Ook op dit punt heb ik mijn maatregelen genomen. Ik heb aangegeven op welke manier ik dit oppak.
De vraag van mevrouw Gesthuizen over wind op zee heb ik beantwoord.
StaatssecretarisHeemskerk
Voorzitter. Ik had de vragen van mevrouw Smeets inderdaad niet toegevoegd. In mijn antwoord stond wel dat de strategische economische samenwerkingsagenda na het reces naar de Kamer wordt gezonden. Dat wordt een samenwerkingsagenda met de G4 en de G27. Dat telt altijd op tot de G33; dat snap ik nooit. In die samenwerkingsagenda zal staan wat wij allemaal doen. Los van de pijler doen wij ongelooflijk veel dingen. Ik heb onlangs een brief naar de gemeenten gestuurd over wat je allemaal kunt op het terrein van glasvezel. Ik begrijp dat een gedeputeerde in Limburg hierin zeer actief is. Die dingen die eerst heel moeilijk waren door amendering van de Telecomwet, zouden er wellicht bij nader inzien uitgehaald moeten worden. Ook daarvoor krijgt de Kamer voorstellen van het kabinet. Wij zullen die in de strategische economische samenwerkingsagenda opnemen.
Wellicht was ik ook op het gebied van toerisme niet duidelijk. De Kamer krijgt één brief: Ruimte voor genieten. Het hoofdonderdeel is wat vroeger de Recreatienota heette van de minister van LNV. Ook staat er de voortgang in van de toerismebrief. De vorige keer had ik de lead en had de minister van LNV ook een aantal elementen. Wij hebben de Kamer toen toegezegd, voor de zomer de Recreatienota te zenden met daarin ook de voortgang van de toerismebrief. Wij willen er één geïntegreerd geheel van maken.
Tegen de heer Ten Hoopen zeg ik dat het inderdaad de vorm van de moderne regulering is die zo regeldrukarm is. Over de benchmark van gemeenten merk ik het volgende op. Wij hadden het normenkader, een vreselijk saai begrip. In feite is dat de benchmark die de heer Ten Hoopen zoekt. Het is een soort spinnenweb, waarbij je voor vrij weinig geld gemeenten kunt doorlichten op de vraag of zij al hun procedures op orde hebben, of zij goed bereikbaar zijn voor bedrijven en hoeveel vertraging er is in het afhandelen van vergunningen. Dat is een heel inzichtelijk model, waarbij de performance van de gemeente wordt afgezet tegen een bredere groep. Ik heb ooit getracht dat toe te lichten op het mkb-jaarcongres, maar dat liep dusdanig uit dat ik toen maar twee mooie exportproducten van Nederland heb benadrukt: bitterballen en bier. Iedereen had er toen trek in. Ik heb toen gezegd: dat benchmarkkader hebben wij ook, maar daar zal ik de Kamer niet mee vermoeien. Het is echter een nuttig instrument. Ik zal het nogmaals aan de Kamer doen toekomen. Wellicht kan zij het betrekken bij de voortgangsrapportage Regeldruk, die volgens mij voor begin september gepland staat. De Kamer krijgt het kader voor de zomer. Dit nuttige instrument zou veel meer op gemeentelijk niveau moeten worden gebruikt om de wethouders die grote woorden hebben, echt te kunnen afrekenen.
Over de post en de AMvB die ik de Kamer zal doen toekomen, komen wij nog te spreken. Als Kamerlid heb ik ooit de grap gemaakt dat de heer Docters van Leeuwen van de AFM en de heer Kalbfleisch van de NMa mede werden aangenomen op basis van hun uiterlijk. Het zijn van die indrukwekkende, grote mannen. Mevrouw Hulshof van de Consumentenautoriteit past niet in dat rijtje, maar zij is een buitengewoon gedecideerde toezichthouder, die veel autoriteit heeft omdat zij mede dankzij de Kamer kan beschikken over behoorlijke middelen om bedrijven boetes op te leggen. Zij krijgt er nog iets bij, maar gebruikt dat bij voorkeur niet, omdat zij op vriendelijke doch besliste toon de bedrijven in het gareel weet te brengen. Dat is ook modern toezicht houden.
De voorzitter:
Ik zal de toezeggingen noemen:
- bij de begroting 2010 en vanzelfsprekend bij het jaarverslag 2010 inzichtelijker maken van de uitwerking en kosten van de kabinetsdoelstellingen;
- een brief met Prinsjesdag over onder andere het bereiken van percentages private R&D-uitgaven.
MinisterVan der Hoeven
Er komt een brief van de minister van OCW en mij, waarin wij ingaan op de manier waarop wij het gemiddelde van de OESO-uitgaven kunnen halen en waarbij tegelijkertijd een verbinding wordt gelegd met de Lissabondoelstellingen, zoals door de heer Ten Hoopen is gevraagd.
De voorzitter:
Dat klinkt ook veel mooier.
De volgende toezegging is:
- er komt een brief over de verhoging van het budget ten aanzien van de innovatie- en prestatiecontracten voor 2010.
MinisterVan der Hoeven
Dat betreft de beantwoording van de schriftelijke vragen van de heer Van der Ham.
De voorzitter:
De volgende toezegging is:
- in de volgende voortgangsrapportage administratievelastendruk zal ook een analyse komen van de regeldruk, het reguleringsinstrumentarium en een benchmark van gemeenten.
StaatssecretarisHeemskerk
De benchmark van gemeenten krijgt de Kamer nog voor het reces bij wijze van dienstverlening. In de volgende voortgangsrapportage zal ik proberen een overzicht te geven van een modern reguleringskader.
De voorzitter:
Tot slot de laatste toezegging:
- er wordt een poging gedaan de recreatie- en toerismebrief voor het zomerreces toe te zenden en anders wordt het zo spoedig mogelijk na het zomerreces.
Ik heb van geen van de leden iets gehoord over dechargeverlening. Ik ga ervan uit dat de griffier namens de commissie verslag kan doen aan de commissie voor de Rijksuitgaven volgens de afspraken die wij hebben gemaakt. Ik denk dat wij niet morgen, maar volgende week dinsdag zullen stemmen over de ingediende moties. Ik dank de minister, de staatssecretaris, de ambtelijke ondersteuning en de aanwezigen op de publieke tribune.
Sluiting 21.50 uur.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-XIII-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.