31 924 X
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2008

nr. 17
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 juni 2009

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Defensie over het jaarverslag van het ministerie van Defensie (Kamerstuk 31 924 X, nr. 1).

De vragen zijn beantwoord bij brief van 9 juni 2009. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Miltenburg

De griffier van de commissie,

De Lange

1 en 2

Hoe groot is exact het bedrag dat in totaal is vrijgekomen op basis van de onderuitputting als gevolg van de personeelstekorten? Klopt het dat het om meer dan €100 miljoen euro gaat?

Hoe zijn de gelden die vrij zijn gekomen als gevolg van onderuitputting op de personeelsexploitatie aangewend? Zijn hier andere exploitatiekosten mee gefinancierd, zoals voor materieel?

Het gemiddeld aantal vacatures in de organieke formatie bedroeg in 2008 7211 vte’n. Hiernaast moest rekening gehouden worden met extra personeel in opleiding, reïntegranten en interne herplaatsers. Hierdoor resteerde een ondervulling met een financieel effect van 4747 vte’n. Bij de huidige beloningsstructuur was budget beschikbaar voor 98 procent vulling. Derhalve was de vrijval in budget twee procent lager dan verwacht zou mogen worden op basis van de vacatures. Rekening houdend met bovenstaande aspecten resulteert een onderbesteding in de personele exploitatie van € 175 miljoen.

Om capaciteitsverlies door de ondervulling te beperken is er voor € 40 miljoen aan inhuur op vacatures uitgegeven. Hiernaast is voor een bedrag van € 45 miljoen extra uitgaven gedaan in het kader van werving en behoud. De resterende € 90 miljoen vrijval is ingezet voor de financiering van de niet in de begroting voorziene participatie in het C-17 project. Daarnaast is een deel van de gestegen brandstofprijzen hiermee opgevangen.

3

Hoeveel is er in totaal bespaard op oefeningen als gevolg van de personeelstekorten?

Ook als eenheden niet volledig gevuld zijn, gaan oefeningen over het algemeen gewoon door. De besparingen waarvan sprake is hangen voornamelijk samen met de oefentoelage die aan minder militairen hoeft te worden betaald.

Op dit moment worden deze gegevens Defensiebreed nog niet zodanig bijgehouden dat die te vergelijken zijn met een situatie waarbij sprake is van volledige personele vulling.

4

Zijn de materieelexploitatiekosten hoger uitgevallen dan geraamd? Zo ja, hoeveel?

Voor de logistieke ondersteuning van de krijgsmacht is door DMO in 2008 € 254,2 miljoen meer uitgegeven dan verwacht. Deze overschrijding is toegelicht in beleidsartikel 25 van het Jaarverslag. De belangrijkste mutatie (€ 180,0 miljoen) betreft de verantwoording van de salarisuitgaven van de logistieke bedrijven. De raming van deze uitgaven was opgenomen in de apparaatsuitgaven van de Staf en worden nu verantwoord als programma-uitgaven bij het desbetreffende logistieke bedrijf. Voorts is er een herschikking geweest van materiële exploitatie-uitgaven van het Commando landstrijdkrachten naar DMO ter grootte van € 31,0 miljoen. Het resterende verschil betreft diverse kleinere mutaties.

5

Kunt u aangeven waarom er opnieuw, ondanks meerdere verzoeken van de Kamer, in dit jaarverslag geen personeelscijfers zijn opgenomen, behalve het totaal aantal vacante voltijds equivalenten (VTE) binnen uw ministerie?

Op 3 april 2009 heeft de Kamer Defensie verzocht een voorstel te doen voor de informatievoorziening over de personeelsaspecten. In een brief van 19 mei 2009 (Kamerstuk 31 700 X, nr. 116) is daarop voorgesteld twee keer per jaar te rapporteren over alle personeelsaspecten, waaronder het Flexibel Personeelsysteem en Werving & Behoud. Verder is voorgesteld deze rapportages te koppelen aan de begrotingscyclus, en deze op de derde woensdag in mei en de derde dinsdag van september aan de Kamer aan te bieden. De Kamer ontvangt de rapportage in mei dan gelijktijdig met het jaarverslag van Defensie.

6

Hoeveel openstaande vacatures zijn er naar de stand van vandaag, uitgedrukt in VTE, per krijgsmachtonderdeel en ondersteunende diensten?

Op 26 februari 2009 bent u met de halfjaarlijkse rapportage over het Flexibel Personeelsysteem en Werving & Behoud (Kamerstuk 31 700 X, nr. 91) geïnformeerd over het aantal vacatures op 31 december 2008. Dit aantal bedroeg ongeveer 7600. In april 2009 was het aantal vacatures gedaald tot ongeveer 7200. In overeenstemming met de nu geldende afspraken zult u rond 1 september 2009 met een nieuwe halfjaarlijkse rapportage worden geïnformeerd over het aantal vacatures naar de stand van 30 juni 2009.

7

Gaat u de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer (ARK) overnemen? Zo nee, waarom niet?

De aanbevelingen van de Rekenkamer zijn bezien en de reactie van Defensie hierop is opgenomen in hoofdstuk 5 van het rapport bij het Jaarverslag 2008 van de Rekenkamer (Kamerstuk 31 924 X, nr. 2). Tevens heeft de Rekenkamer in dit rapport haar verwachtingen voor het komende jaar geformuleerd. Defensie zal de concrete uitwerking daarvan nauwgezet met de Rekenkamer afstemmen.

8

Hoe gaat u er voor zorgen dat er ordelijk en voldoende beheer optreedt binnen het financieel- en materieelbeheer? Hoe gaat u voorkomen dat er wederom verschillen ontstaan of blijven bestaan tussen de administratieve voorraden en werkelijke voorraden? Hoe gaat u komen tot betrouwbare en controleerbare materieeladministraties?

Het project «Beter verbeteren» kent een aantal fasen en doelstellingen. In de achterliggende analysefase had Defensie een doelstelling voor de korte termijn die bestond uit het voorkomen van een bezwaar. Defensie moest hiervoor voldoen aan de eisen en verwachtingen die de Rekenkamer in het rapport bij het Jaarverslag 2007 had gesteld. De door de Rekenkamer gevraagde producten zijn door Defensie tot tevredenheid opgeleverd. Dit heeft ertoe geleid dat de Rekenkamer over het begrotingsjaar 2008 geen bezwaar heeft aangetekend.

Nu de doelstelling voor de korte termijn is behaald, vangen de activiteiten aan voor de doelstelling voor de lange termijn: een geborgd ordelijk beheer. De uit te voeren activiteiten zijn opgenomen in de plannen van aanpak van de deelprojecten «Professionaliseren materieelbeheer» en «Verbeteren financieel beheer».

9 en 10

Op grond van welke criteria worden externen ingehuurd aangezien er volgens de ARK geen interne procedure is voor het beleid voor externe inhuur? Bent u bereid om in een interne procedure beleid voor externe inhuur vast te leggen? Zo nee, waarom niet?

Wordt er wel afdoende gelet op de afspraak in het regeerakkoord over welke gaten in het personeelsbestand niet mogen worden opgevuld door de inhuur van externen?

De inhuur van externen heeft plaats op basis van een behoefte aan tijdelijke extra capaciteit of deskundigheid. Tot inhuur kan worden overgegaan bij een vacante arbeidsplaats bij wervingsproblemen, bij een tijdelijke piekbelasting of als onderdeel van een project. In alle gevallen moet een formele aanbestedingsprocedure worden doorlopen. Bij de afweging of al dan niet wordt ingehuurd, zijn de noodzaak om de beoogde capaciteit te verwerven, de beschikbaarheid van voldoende budget en het kabinetsbeleid ter zake bepalend. Mede gelet op de huidige arbeidsmarktsituatie zal worden bezien of en op welke wijze de interne procedures met betrekking tot inhuur moeten worden aangescherpt.

11

Wat is de exacte samenstelling van de post «uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» à 328 023 000 euro? (p. 98) Zijn hierin verwerkt alle extra kosten voor munitie en brandstofverbruik? (p. 74–75) Zijn er toegenomen kosten als gevolg van verplaatsen logistieke aanvoerlijnen via Centraal Azië of elders (in plaats van de route door Pakistan)?

De exacte samenstelling per missie van de realisatie van € 328,023 miljoen wordt beschreven op pagina 27 van het jaarverslag 2008. Het betreft hier alle additionele uitgaven die ten laste van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) worden gebracht, dus ook de additionele uitgaven voor munitie, brandstof en transport.

In 2008 is de logistieke aanvoer om operationele redenen veelal via luchttransport uitgevoerd. Deze vorm van transport is duurder dan vervoer over de weg door Pakistan.

Zijn de kosten van materiaal verloren door inzet in Afghanistan (vijandelijke actie, slijtage) ook meegenomen in het vermelde bedrag?

Nee, deze uitgaven worden geaccommodeerd binnen de defensiebegroting. Voor de operationele verliezen is in een eerder stadium budget aan de defensiebegroting toegevoegd. Hierover bent u geïnformeerd met de brief van 9 juni 2006 (Kamerstuk 27 925, nr. 219). Voor de extra slijtage aan materieel zijn de Bos- en Van Geel-gelden aan de defensiebegroting toegevoegd.

Zijn alle bedragen verbonden met de inzet in Afghanistan meegenomen in dit bedrag? Zo nee, welke andere kosten worden er gemaakt en onder welke begrotingspost zijn die vastgesteld?

Additionele uitgaven die voldoen aan de HGIS-criteria worden verrekend met HGIS. De kosten van de reguliere bedrijfsvoering voor het instandhouden en inzetgereed maken van de krijgsmacht maken deel uit van de reguliere Defensiebegroting.

Zijn de kosten van het afbreken van de reguliere operationele gereedstelling (p. 45) meegenomen?

Voor het herstel van de operationele gereedheid van eenheden die niet worden opgewerkt voor de missie in Afghanistan is budget toegevoegd aan de Defensiebegroting. In 2008 en 2009 is hiervoor in totaal € 60 miljoen beschikbaar gesteld.

Zitten er ook uitgaven verbonden aan de Nederlandse operaties in de geheime uitgaven (p. 84)?

De regering geeft geen nadere informatie over de geheime uitgaven. Zoals in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten uit 2002 is bepaald, worden de geheime uitgaven gecontroleerd door de President van de Algemene Rekenkamer.

12

Kunt u aangeven waarom in het jaarverslag geen melding gemaakt wordt van kosten verbonden aan de opslag van kernwapens in Nederland, en anders aangeven onder welke kostenpost deze zijn opgenomen?

Zoals gebruikelijk doet de regering geen mededelingen over nucleaire aangelegenheden.

13

Kunt u aangeven of u meer kostenstijgingen verwacht binnen (deel-)projecten die momenteel lopen binnen Defensie (zoals de kosten voor SPEER die op 90 miljoen euro waren begroot maar inmiddels op 268 miljoen, drie keer meer dan begroot, staan)?

Voor de (deel)projecten die bij Defensie in uitvoering zijn kan door verschillende oorzaken het projectbudget worden aangepast. Afgezien van de jaarlijkse prijsaanpassingen worden grote kostenstijgingen gemeld volgens de daarvoor afgesproken procedures zoals het Defensie Materieelproces. In de op 29 mei jl. verzonden beantwoording van vragen naar aanleiding van de Voortgangsrapportage SPEER (Kamerstuk 31 460, nr. 6) is ingegaan op de kostenontwikkeling van dit programma.

14

Verwacht u voor 2009 onverwachte (extra) uitgaven of financiële risico’s die op het budget kunnen drukken (zoals uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties, werving&behoud, vervanging materieel)?

Er zijn op dit moment geen extra uitgaven voorzien. Indien zich gedurende het jaar toch onverwachte uitgaven voordoen worden maatregelen genomen om deze binnen de begrotingskaders op te vangen, in overeenstemming met de geldende regels inzake begrotingsdiscipline.

Kunt u aangeven waarom het totaalbedrag aan fouten en onzekerheden in de afgerekende voorschotten € 38,2 miljoen bedraagt (volgens onderzoek van de ARK)?

Het door de Rekenkamer genoemde bedrag van € 38,2 miljoen betreft een geconstateerde rechtmatigheidsfout van € 33,8 miljoen en een onzekerheid in de rechtmatigheid ad € 4,4 miljoen. De fout in de rechtmatigheid heeft betrekking op een ten onrechte afgeboekt voorschotbedrag met betrekking tot het Chinook-project. De prestatieverklaring die hierbij als onderbouwing is verstrekt voor de afboeking heeft betrekking op het bereiken van een mijlpaal in plaats van de levering van materieel.

De onzekerheid heeft betrekking op een afboeking van een voorschot inzake het project LCF. Het ontbreekt aan een prestatieverklaring ter onderbouwing van de afboeking. Er is onduidelijkheid blijven bestaan of levering nu wel of niet heeft plaatsgehad.

15

Hoe is het binnen het Commando Dienstencentra gesteld met de rechtmatigheid van verplichtingen wanneer volgens de ARK een bedrag van€ 45,7 miljoen in de verplichtingen onrechtmatig is, een bedrag van€ 15,4 miljoen in de verplichtingen waarvan de rechtmatigheid onzeker is en een bedrag van € 3,9 miljoen in de verplichtingen waarvan onzeker is of dit deugdelijk is weergegeven?

Het overgrote deel van de geconstateerde onrechtmatigheden en onzekerheden heeft betrekking op een aantal Europese aanbestedingen. Hiervoor zijn inmiddels maatregelen genomen om herhaling te voorkomen, zoals het aanscherpen van het financieel toezicht en het bij iedere aanbestedende dienst instellen van een aanbestedingsdeskundige, die onder andere verplicht moet worden geraadpleegd in het geval een uitzonderingsclausule op de Europese aanbestedingsregelgeving wordt ingeroepen.

16

Kunt u aangeven waar de verschillen in de baten-lastendiensten vandaan komen wanneer een bedrag van € 59,8 miljoen in de lasten volgens de ARK onrechtmatig is, een bedrag van € 2,5 miljoen in diverse balansposten dat niet deugdelijk is weergegeven, een bedrag van € 13,4 miljoen in de lasten waarvan de rechtmatigheid onzeker is en een bedrag van € 3,7 miljoen in diverse balansposten en de lasten waarvan de deugdelijke weergave onzeker is?

Door de baten-lastendiensten is vastgesteld en gerapporteerd dat de kwaliteit van het aanbestedingsproces, met name bij DTO, onvoldoende was. Binnen CDC is een Taskforce ingesteld die zich richt op het versterken van de verwervingsorganisatie en de verbetering van de toepassing en toezicht op de procedures.

17

Kunt u het gestelde met betrekking tot de vermindering van de uitval bij keuring en selectie kwantificeren met concrete cijfers? Hoeveel mensen hebben zich als geïnteresseerde gemeld in 2008, hoeveel vielen er bij de selectie al af, en hoeveel mensen zijn uiteindelijk na afronding van hun opleiding een dienstverband aangegaan bij Defensie? Kunt u hierbij tevens specificeren of het mannen dan wel vrouwen betreft/betrof?

Op 26 februari 2009 bent u met de halfjaarlijkse rapportage over het Flexibel Personeelsysteem en Werving & Behoud geïnformeerd over het aantal uitvallers in 2008. In 2008 hebben 49 841 personen belangstelling getoond voor een baan bij Defensie. Van hen hebben 15 843 personen gesolliciteerd, waren 5 073 personen aanstelbaar en zijn 4 689 personen aangesteld bij Defensie. In dezelfde rapportage is ook de uitstroom uit de initiële opleiding gekwantificeerd op 33,7 procent. Bezien zal worden of het mogelijk is in de volgende rapportage deze gegevens te specificeren naar geslacht.

18

Kunt u verklaren waarom nog steeds meer dan 40% van de mensen die in principe geïnteresseerd zijn om te werken bij Defensie uiteindelijk geen dienstverband krijgt aangeboden?

Het feit dat meer dan 40 procent van de mensen die geïnteresseerd zijn om te werken bij Defensie uiteindelijk geen dienstverband krijgt aangeboden, komt doordat deze personen niet voldoen aan de minimale instroomeisen en daar op korte termijn ook niet aan zullen voldoen. Het gaat hierbij om fysieke, psychologische en veiligheidseisen. Daarnaast kiest een aantal van de personen die in eerste instantie geïnteresseerd waren in een baan bij Defensie, uiteindelijk voor een andere baan of opleiding.

19

Wat is, naar huidige inschatting, het effect geweest van het vermeerderen van het aantal loopbaanbegeleiders op het terugdringen van het totale personeelstekort binnen Defensie?

In 2008 is een eerste tranche van extra loopbaanbegeleiders aan de slag gegaan. Het is op dit moment nog te vroeg om het effect daarvan op het terugdringen van het personeelstekort te meten. Wel is in de eerste maanden van 2009 de uitstroom ten opzichte van 2008 afgenomen. Rond 1 september 2009 ontvangt u een rapportage waarin de Kamer hier verder over wordt geïnformeerd. Uit de communicatiesessies met het personeel die hierover worden georganiseerd blijkt dat het personeel de introductie van loopbaanbegeleiders als een positieve ontwikkeling ervaart. Bij de introductie van deze loopbaanbegeleiders wordt de focus gelegd op het voeren van loopbaangesprekken met personeel uit de schaarse categorieën.

20

Kunt u in concrete aantallen aangeven hoeveel personeelsleden binnen Defensie op dit moment ofwel een Elektronisch Portfolio, ofwel een Persoonlijk Ontwikkelingsplan hebben? Is dit aantal evenredig met de geplande invoer van beide systemen? Zo nee, waarom wijkt het aantal af van wat aanvankelijk is gepland?

Het E-Portfolio is een groeimodel dat in drie fasen wordt geïntroduceerd. In november 2008 is een eerste versie van het E-Portfolio inclusief de ondersteunende opleidingen en de elektronische gebruikersondersteuning beschikbaar gesteld voor het defensiepersoneel. In april 2009 is als tweede fase een verbeterde versie opgeleverd. In de derde fase, voorzien voor oktober 2009, zal de uitwisselbaarheid met civiele kwalificaties en instanties verder worden verbeterd.

Een groot aantal defensiemedewerkers heeft het E-portfolio al bekeken. Op dit moment maken ongeveer 1400 medewerkers gebruik van het E-portfolio. Daar het een nieuw instrument betreft dat in samenhang met andere instrumenten wordt geïntroduceerd, zijn geen specifieke streefgetallen vastgesteld.

Gedurende het gehele ontwikkelingstraject van het E-Portfolio zijn er begeleidende trainingen en opleidingen voor medewerkers en leidinggevenden. Ook zal tijdens de loopbaangesprekken het gebruik van het E-Portfolio met het personeel worden besproken. Op dit moment worden de opleidingen voor het gebruik van het E-portfolio gegeven. In samenhang met de introductie van de loopbaanbegeleiding zal het E-portfolio daarmee meer bekendheid krijgen waardoor het gebruik zal toenemen.

In het Persoonlijk Ontwikkelplan (POP) van de militair worden loopbaanafspraken opgenomen. Hiertoe is het POP-formulier ontwikkeld. Dit formulier zal in gebruik worden genomen zodra overeenstemming is bereikt met de centrales van overheidspersoneel over de wijze waarop deze afspraken worden ingevuld en gehandhaafd. Op dit moment kan geen inzicht worden geboden in de loopbaanafspraken die met het personeel worden gemaakt, daar deze niet centraal in Peoplesoft worden vastgelegd.

21

Waarom wordt gesteld dat in 2008 een begin gemaakt is met de uitvoering van het Diversiteitbeleid Defensie, terwijl jaren hieraan voorafgaand al beleid hierop werd geschreven en uitgevoerd? Wat is er met de resultaten en beleidsplannen op dit gebied van vóór 2008 gedaan?

In de brief van 14 december 2007 (Kamerstuk 31 200 X, nr. 78) is het brede en integrale diversiteitsbeleid Defensie uiteengezet. Waar daarvoor nog sprake was van beleid gericht op specifieke doelgroepen (vrouwen, allochtonen, homoseksuelen), is sindsdien het diversiteitsbeleid op alle defensiewerknemers gericht. Het overkoepelende diversiteitsbeleid maakt een duidelijke verbinding met de organisatiedoelstellingen van Defensie. Over de resultaten van de beleidsplannen van vóór 2008 zal de Kamer, zoals onlangs toegezegd tijdens het algemeen overleg over diversiteit, dit najaar afzonderlijk worden geïnformeerd.

22

Hoe verklaart u de moeite die uw organisatie naar eigen zeggen heeft met het behalen van de streefcijfers met betrekking tot de instroom van vrouwen binnen de organisatie? Hoe verklaart u het verschil in dit opzicht tussen de verschillende krijgsmachtonderdelen?

De instroom van vrouwen binnen de defensieorganisatie blijft, met uitzondering van vrouwelijke burgerambtenaren, ondanks alle inspanningen achter bij de gestelde streefpercentages. Gebleken is dat de streefcijfers voor de algemene en logistieke functies wel worden gehaald, maar dat de werving van vrouwen voor de technische en fysiek zware functies zeer moeilijk blijft. Voor de technische functies is dat overigens een breed maatschappelijk fenomeen. De verschillen tussen de operationele commando’s komen voort uit de verschillen in functiesamenstelling.

23

Kunt u de gemaakte afspraken met betrekking tot het thema «Gender», waarover wordt gesproken n.a.v. het mini-symposium, nader toelichten? Zijn er concrete en meetbare doelen geformuleerd? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Het mini-symposium ging over de stand van zaken met betrekking tot het nationaal actieplan 1325 en de rol van Defensie in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken daarin. Het nationaal actieplan kent doelstellingen en maatregelen die Defensie voor haar beleidsterrein uitvoert. Er zijn naar aanleiding van het mini-symposium alleen afspraken gemaakt over de samenwerking. Er zijn geen aanvullende doelstellingen geformuleerd.

24

Kunt u aangeven in welke fase de invoer van de centrale medezeggenschapscommissie (CMC) zich bevindt, of in welke mate deze naar gelang de planning verloopt? Wanneer verwacht u de CMC daadwerkelijk in te voeren binnen de organisatie?

Op dit moment wordt met de centrales van overheidspersoneel gesproken over de afbakening tussen de centrale medezeggenschapscommissie (CMC) en het georganiseerd overleg. Zodra dit overleg is voltooid, zal ik overgaan tot de instelling van de CMC. Ik streef ernaar dit zo spoedig mogelijk te doen.

25

Kunt u het onderscheid toelichten tussen de medezeggenschapsraad «betrekken bij» defensiebrede bedrijfsvoeringaangelegenheden, en het als CMC «gesprekspartner» zijn waar het gaat over visie, beleid en inrichting van de organisatie?

In het Besluit Medezeggenschap Defensie 2008 staan de defensiebrede bedrijfsvoeringaangelegenheden genoemd die richtinggevend zijn voor de onderwerpen van overleg van de in te stellen CMC. Ten aanzien van deze onderwerpen geldt een overeenstemmingvereiste. Daarnaast kan met de CMC natuurlijk een breed scala van onderwerpen die leven binnen de defensieorganisatie worden besproken, zonder dat het daarbij gaat om een voorgenomen maatregel waaraan de overeenstemmingvereiste is gekoppeld.

26 en 44

Wordt overwogen een directie binnen het ministerie in te richten voor planning en uitvoer van het veteranenbeleid? Zo nee, waarom niet?

Kunt u een nadere specificatie geven van de functies en taken zoals die op dit moment per VTE binnen het bureau Veteranenbeleid zijn gedefinieerd?

Nee. Binnen de Hoofddirectie Personeel is de verantwoordelijkheid belegd voor het veteranenbeleid en de coördinatie van alle, deels externe partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van het veteranenbeleid. Daartoe is er een bureau ingericht met vier vte’n. De ervaringen tot nu toe geven geen aanleiding deze organisatie aan te passen.

27

Kan het effect van capaciteitsuitbreiding op het bureau Veteranenbeleid concreet zichtbaar gemaakt worden?

De capaciteitsuitbreiding heeft zich vertaald in een intensivering van de contacten met de betrokken partijen, het oppakken en voltooien van langlopende en complexe dossiers, de snellere beantwoording van burgerbrieven en de verdere ontwikkeling en bestendiging van het veteranenbeleid. De Veteranennota 2008–2009 die de Kamer op 2 juni jl. is aangeboden bevat een verdere beschrijving van de effecten.

28

Wat zijn de beleidsuitgangspunten inzake materiële en immateriële veteranenzorg?

De uitgangspunten van de materiële veteranenzorg zijn verankerd in de Kaderwet militaire pensioenen. Deze uitgangspunten omvatten het militair invaliditeitspensioen, de bijzondere invaliditeitsverhoging en tal van leef- en werkvoorzieningen en geneeskundige verstrekkingen. In de Nota Veteranenzorg 2005 (Kamerstuk 30 139, nr. 2) zijn de uitgangspunten van het immateriële veteranenbeleid beschreven. De belangrijkste uitgangspunten zijn een eenduidige zorgvisie met daaraan gekoppeld een systematische kwaliteitsbewaking, gestandaardiseerde zorg voor, tijdens en na de uitzending voor de gehele krijgsmacht, goede toegankelijkheid van de zorg voor veteranen en goede begeleiding van veteranen.

29

Wat is de status van het beleidsoverleg met de militaire en civiele zorginstellingen? Wat zijn de resultaten? Met welke partners en in welke frequentie vindt dat overleg precies plaats? Hoe verhoudt zich dat tot het overleg van de Contactraad?

Het is van belang dat de samenwerking in de zorg voor veteranen een goede structuur heeft en dat daarover heldere afspraken zijn gemaakt. Voorkomen moet worden dat er vanuit verschillende verantwoordelijkheden langs elkaar wordt gewerkt of dat er lacunes zijn in de zorgverlening. Om die reden zijn voor de samenwerking tussen de betrokken instellingen afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in protocollen. Die afspraken hebben betrekking op de doorverwijzing van cliënten, de rolverdeling in de begeleiding van cliënten, de wijze waarop een cliënt wordt overgedragen, de uitwisseling van informatie en de opvang van cliënten in acute situaties. Sinds oktober 2008 wordt eens per kwartaal overleg gevoerd tussen vertegenwoordigers van Defensie, ABP en het LZV over de zorg voor veteranen.

Eventuele problemen en mogelijke verbeteringen in de zorg voor veteranen komen in dat overleg aan de orde.

De Contactraad is een structureel overleg waarin meerdere malen per jaar op informele wijze van gedachten wordt gewisseld over de uitvoering van het veteranenbeleid. In deze Contactraad zijn het Veteraneninstituut, De Basis, het Veteranen Platform, de BNMO en de centrales van overheidspersoneel vertegenwoordigd.

30

Is het waar dat het convenant Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV) is getekend als intentieverklaring en dat momenteel verder wordt gewerkt aan een meer definitief convenant over het tot stand brengen van het LZV? Aan welke criteria moet dat nieuwe convenant voldoen? Hoe luiden de missie, visie en doelstellingen? Welke partijen zijn betrokken bij het tot stand komen van het convenant? Wat is de rol van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de totstandkoming van het convenant?

De vorm en inhoud van het convenant hangen samen met de opbouwfase waarin het LZV verkeert en de bewuste keuze om in korte tijd een samenwerkingsverband van vijftien civiele en drie militaire zorginstellingen tot stand te brengen. Met de betrokken civiele zorginstellingen is afgesproken dat het convenant als groeidocument wordt gezien waaraan in 2009 verder invulling moet worden gegeven. Daarbij worden onderwerpen als de sturing op het LZV, de afdwingbaarheid van afspraken en de verschillende verantwoordelijkheden verder uitgewerkt. Ook worden de taken en bevoegdheden van de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) beter geformuleerd. Ten slotte worden een preambule en een mission statement in het convenant opgenomen. Bij de verdere ontwikkeling van het convenant is de Directie Curatieve Zorg van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport betrokken.

31

Welke ambitie heeft u waar het gaat om veteranenzorg?

De zorg voor militairen en veteranen is erop gericht om het ontstaan van problemen als gevolg van een uitzending te voorkomen en, als er toch problemen ontstaan, de militair of veteraan te ondersteunen bij het oplossen van die problemen. De zorg voor militairen en veteranen moet goed toegankelijk en van hoge kwaliteit zijn.

32

Wat is de positie van de stichting het Veteraneninstituut in het LZV en wie vormen nu precies het Veteraneninstituut?

Het Veteraneninstituut is een samenwerkingsverband tussen de Stichting het Veteraneninstituut en de Stichting De Basis. De Basis is een van de partners in het LZV. Het Centraal Aanmeldingspunt (CAP) is bij het Veteraneninstituut ondergebracht. Veteranen die psychische klachten krijgen als gevolg van hun ervaringen tijdens een uitzending kunnen met hun zorgvragen terecht bij het CAP. Na aanmelding bij het CAP bezoekt een maatschappelijk werker de veteraan voor een intakegesprek. Als dat noodzakelijk is, wordt de veteraan direct doorverwezen naar een zorginstelling van het LZV. Het CAP is 24 uur per dag en zeven dagen per week bereikbaar. Op basis van het intakegesprek wordt de zorgvraag van de veteraan besproken in het casuïstiek overleg van het LZV en indien nodig in het regionaal coördinatieoverleg van het LZV.

33

Klopt het dat de zorgcoördinatoren en casemanagers van het zorgloket Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers (MOD) ook immateriële zorg leveren?

De casemanagers zijn belast met de begeleiding van cliënten met gecompliceerde problematiek. De zorgcoördinatoren begeleiden cliënten met reguliere vragen. De begeleiding houdt in dat cliënten met problemen van fysieke of psychische aard worden geholpen bij het vinden van deskundige hulpverleners. Ook wordt hulp geboden bij het aanvragen van het invaliditeitspensioen of een voorziening en bij het vinden van werk, huisvesting, schuldsanering en verslavingsproblematiek.

34

Hoe bereikt het LZV de zorgvermijdende veteranen?

In het kader van de introductie van het Veteranen Registratie Systeem zijn alle daarin opgenomen veteranen aangeschreven en over de beschikbare zorgvoorzieningen geïnformeerd. Op verschillende manieren wordt aan deze zorgvoorzieningen bekendheid gegeven, zodat de veteraan die zorg nodig heeft de weg naar het Centraal Aanmeldingspunt bij het Veteraneninstituut weet te vinden. Voor zover het LZV bekend is met een veteraan die zich niet wil laten behandelen terwijl die zorg wel nodig is, zal vanuit het LZV regelmatig contact worden opgenomen met de veteraan om te bezien hoe het met hem gaat en of er mogelijkheden zijn om de behandeling van en de zorg voor de veteraan op te pakken.

35

Hoe wordt het Veteranen Registratie Systeem (VRS) gebruikt? Wat is het effect van het gebruik van het VRS op de zorg?

Het VRS dient twee van elkaar te onderscheiden doeleinden. In de eerste plaats gaat het om het identificeren van degenen die tot de doelgroep veteranen behoren. In de tweede plaats bestaat daardoor de mogelijkheid de veteranen de noodzakelijke of gewenste zorg te bieden. Militairen kunnen tijdens de deelname aan operaties aan gezondheidsrisico’s hebben blootgestaan, waarvan de gevolgen zich pas na vele jaren openbaren. Daarom is het noodzakelijk de beschikking te hebben over een sluitend registratiesysteem met de actuele adresgegevens van de veteranen. Gegevens uit het VRS zijn gebruikt voor diverse onderzoeken, waaronder het Balkanonderzoek.

36

Wordt de lijn van verbeteringen voor MOD ook doorgetrokken naar het Veteraneninstituut, in de zin dat de dienstverlening van het Veteraneninstituut ook open staat voor oorlogs- en dienstslachtoffers?

Oorlogsslachtoffers zijn ook veteraan en kunnen dus een beroep doen op de dienstverlening van het Veteraneninstituut. Dienstslachtoffers kunnen voor materiële en immateriële hulpvragen terecht bij het Zorgloket voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers.

37

In welke mate worden de doelstellingen van laagdrempeligheid, toegankelijkheid en onafhankelijkheid in de veteranenzorg gehaald?

De laagdrempeligheid en toegankelijkheid van de veteranenzorg wordt gewaarborgd door het Centraal Aanmeldingspunt dat 24 uur per dag, zeven dagen per week bereikbaar is. Ook worden deze geborgd door de veteraan de keuzemogelijkheid te geven tussen een militaire of burgerhulpverlener. Met het LZV is een landelijk dekkend netwerk van zorginstellingen gerealiseerd voor hoogwaardige zorg vanaf de nulde tot de gespecialiseerde tweede lijn. De veteraan kan daardoor snel en dicht bij huis terecht voor de zorg die hij nodig heeft.

38

Wat zijn de resultaten op het gebied van zorg voor het thuisfront?

Onder de zorg voor het thuisfront wordt het geheel van maatregelen en voorzieningen verstaan dat in het kader van de ondersteuning van de relaties van veteranen is getroffen. Dat begint met de betrokkenheid van het thuisfront bij erkenning voor en de waardering van veteranen. Daarnaast zijn in het kader van de zorg ook voorzieningen getroffen voor de ondersteuning van het thuisfront van militaire oorlogs- en dienstslachtoffers. De uitvoering van deze voorzieningen is belegd bij het Zorgloket MOD. De casemanager of zorgcoördinator betrekt in het zorgplan dat hij voor de cliënt maakt ook de eventuele problemen van de partner. Daarnaast heeft het Zorgloket MOD de mogelijkheid om ook partners van zwaar geïnvalideerde ex-militairen zorg aan te bieden. Als sprake is van psychische problemen kan niet alleen de veteraan, maar ook zijn thuisfront terecht bij het Centraal Aanmeldingspunt van het Veteraneninstituut. In het LZV zijn verschillende programma’s beschikbaar waaraan partners van veteranen kunnen deelnemen. Een programma voor kinderen van PTSS-veteranen wordt ondersteund. Verder organiseert Stichting De Basis gezinsdagen voor veteranen. Deze dagen hebben een informatief karakter en bieden de mogelijkheid om nadere informatie over de beschikbare zorg te ontvangen. Ook de Diensten Geestelijke Verzorging (DGV) bieden zorg voor de veteraan en zijn relaties. De DGV heeft voor veteranen actief dienende geestelijk verzorgers vrijgesteld en beschikt ook over een netwerk van oud-geestelijk verzorgers voor deze zorg.

39

Wat zijn de resultaten van het overleg over aansprakelijkheid?

Met de centrales van overheidspersoneel is uitvoerig gesproken over een pakket van maatregelen om invulling te geven aan de volledige letselschadevergoeding. Over dit pakket van maatregelen is geen overeenstemming bereikt. Inmiddels heeft de Nationale Ombudsman laten weten zich te willen inzetten voor het vinden van een oplossing voor de problematiek op het gebied van letselschadeclaims.

40

Waarom maakt het jaarverslag geen melding van de inspanningen op het gebied van de kaderwet veteranen?

In het regeerakkoord is afgesproken dat de nazorg voor uitgezonden militairen en voor veteranen wordt verbeterd en dat wordt bezien of wetgeving moet worden voorbereid. De ambtsvoorganger van de huidige staatssecretaris heeft op 8 juni 2007 aan de Kamer laten weten (Kamerstuk 30 139 nr. 29) te zullen bezien hoe de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de veteranenzorg kan worden geborgd in eventuele wet- en regelgeving. Op basis daarvan is destijds geconcludeerd dat het wenselijk is om die maatschappelijke verantwoordelijkheid tot uitdrukking te brengen door in het bijzonder de definitie van de veteraan, de erkenning en de zorgplicht op te nemen in een zogenoemde Kaderwet veteranen. In het afgelopen jaar is tegen deze achtergrond gewerkt aan een concept voor een Kaderwet veteranen waarbij de ministeries van Justitie, Algemene Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn geconsulteerd. Het overleg met deze departementen heeft geleid tot de conclusie dat een Kaderwet veteranen, gelet op de onderwerpen die daarin worden geregeld, leidt tot wetgevingstechnische bezwaren. Op dit moment wordt in overleg met de betrokken departementen bezien op welke wijze de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor veteranen wel kan worden geborgd in wet- en regelgeving.

41

Kunt u aangeven in welke verhouding het aantal zorgcoördinatoren en casemanagers (afzonderlijk) staat ten opzichte van het aantal zorgbehoevende veteranen in Nederland?

Per 1 mei 2009 bedraagt het aantal cliënten bij het team zorgcoördinatie van het Zorgloket militaire oorlogs- en dienstslachtoffers 778. Twee casemanagers bedienen ieder een bestand van gemiddeld 90 cliënten. Zes zorgcoördinatoren bedienen ieder een bestand van gemiddeld 100 cliënten.

42

Wat zijn op dit moment de ervaringen met de inwerkingtreding van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling van PTSS en LOK?

De protocollen zijn met ingang van 1 juli 2008 ingevoerd. De eerste ervaringen met de protocollen zijn positief. De professionele kwaliteit en de eenduidigheid van de beoordelingen zijn verbeterd.

43

Kan de Kamer het door de Raad voor Zorg en Onderzoek uitgebrachte advies ontvangen? Zo nee, waarom niet?

De RZO heeft als opdracht de staatssecretaris van Defensie gevraagd en ongevraagd te adviseren over recente ontwikkelingen betreffende het civiel-militaire zorgsysteem voor de hulpverlening aan veteranen en over het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van aandoeningen gerelateerd aan uitzendingen. De adviezen worden betrokken bij de beleidsontwikkeling en -uitvoering. Ter illustratie van de wijze van advisering wordt het gevraagde advies als bijlage meegezonden.1 Voor de goede orde merk ik op dat de aanbeveling ter harte is genomen en dat binnen de kaders van het R&D-budget ook ruimte is opgenomen voor MGGZ-onderzoek.

45

Hoe is de 20,9 procent van investeringen aangewend, procentueel verdeeld in materieel, respectievelijk infrastructuur en IV-plannen?

Van de gerealiseerde investeringsquote in 2008 van 20,9 procent heeft 1,2 procent betrekking op de uitgaven voor IV, 2,4 procent op de uitgaven voor infrastructuur en de overige 17,3 procent betrekking op uitgaven voor materieel.

46

Kunt u nader ingaan op de aanpassingen in de initiële en loopbaanopleidingen voor wat betreft de sociale aspecten van leidinggeven? Welke aspecten betreft het hier? In welke mate wordt hiermee gevolg gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport Staal uit 2006?

De initiële en loopbaanopleidingen zijn zodanig aangepast dat de sociale aspecten van leidinggeven ruimschoots aan bod komen. Voor de groep leidinggevende militairen en burgers die niet de aangepaste initiële opleiding hebben gevolgd of niet op korte termijn een loopbaanopleiding volgen, is een aparte training «Sociale Aspecten van Leidinggeven» ontwikkeld. De onderwerpen die in deze opleidingen aan de orde komen, zijn gebaseerd op de voor de defensieorganisatie belangrijk geachte waarden en normen. Hiermee wordt aan de aanbevelingen van de Commissie Staal op dit terrein op een adequate manier invulling gegeven.

47

Kunt u een verklaring geven voor uw eigen beleidsconclusie dat, ondanks de in 2008 en voorafgaande jaren genomen maatregelen ten aanzien van het terugdringen van het personeelstekort, de vulling binnen het defensiepersoneel in 2008 verder is teruggelopen? Onderschrijft u de conclusie dat het gevoerde beleid op dit gebied in de praktijk niet succesvol is gebleken?

In de afgelopen jaren is geïnvesteerd in maatregelen die gericht zijn op het terugdringen van het personeelstekort bij Defensie.

Zo is in april 2008 een Actieplan Werving & Behoud opgesteld. De effecten van deze maatregelen waren niet onmiddellijk merkbaar, mede vanwege de krapte op de arbeidsmarkt tot het najaar van 2008. In 2008 was de uitstroom nog altijd groter dan de instroom en nam het personeelstekort toe. Er zijn aanwijzingen dat deze negatieve trend zich in 2009 keert en dat het personeelstekort zal afnemen. Omstreeks 1 september 2009 zult u met een nieuwe rapportage FPS/Werving & Behoud worden geïnformeerd over de stand van zaken tot en met 30 juni 2009.

48

Welk percentage van de thans lopende investeringsprojecten bij Defensie is het gevolg van investeringsbeslissingen die tijdens de huidige kabinetsperiode zijn genomen? Om welke projecten gaat het dan? Welk percentage ervan is het gevolg van investeringsbeslissingen van het vorige kabinet resp. van vorige kabinetten? Om welke projecten gaat het daarbij?

In het kader van het Defensie Materieelproces wordt de Kamer geïnformeerd over de materieelprojecten vanaf € 25 miljoen. Van de thans lopende investeringsprojecten van deze omvang is 27 procent een gevolg van beslissingen genomen in deze kabinetsperiode. Van de investeringsprojecten zijn 73 procent een gevolg van beslissingen uit eerdere kabinetsperioden. In deze kabinetsperiode is nog besluitvorming voorzien over achttien projecten met een omvang van meer dan € 25 miljoen. Het Materieelprojectenoverzicht 2008 (Kamerstuk 27 830, nr. 55) geeft een overzicht van deze projecten. Dit overzicht zal met Prinsjesdag 2009 worden geactualiseerd.

49

Wanneer zal naar uw verwachting de tweede versie van het Memorandum of Understanding (MoU) tot deelneming aan de Initiële Operationele Test & Evaluatie (IOT&E)-fase van het Joint Strike Fighter (JSF)-project door alle deelnemende landen zijn getekend, en een getekende versie hiervan worden verzonden naar de Kamer?

Het tweede amendement op het IOT&E MoU is inmiddels getekend door Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Een afschrift is in bijlage gevoegd.1

50

Wat is het doel van de studie naar de inrichting van het gezamenlijk hoofdkwartier? Welk hoofdkwartier betreft het hier? Wanneer zullen de resultaten van deze studie beschikbaar komen?

De studie zal uitsluitsel geven over de reikwijdte en het takenpakket van het op te richten hoofdkwartier. Het betreft het hoofdkwartier van de Commandant der Strijdkrachten (CDS) dat verantwoordelijk zal zijn voor de integrale planning en de aansturing van de voorbereiding en uitvoering van operaties. De oprichting van dit hoofdkwartier zal bijdragen aan een verbeterde ondersteuning van de bewindslieden en een verbeterde invulling van de rol van de CDS op dit punt. In de tweede helft van 2009 zullen de resultaten van de studie beschikbaar zijn. Deze zullen de basis vormen voor het daarop volgende reorganisatie- en implementatietraject.

51

Wanneer zullen de verbeteringen aan de vijf reserve-Apache-gevechtshelikopters naar verwachting worden voltooid? Verloopt deze verbetering op schema?

In aanvulling op het lopende AH-64D Modernized Target Acquisition and Designation Sight (MTADS)-project zijn vijf modificatiepakketten besteld voor de Apache-reservetoestellen. De inbouw daarvan wordt naar verwachting eind 2011 voltooid. De geplande verbeteringen met de projecten AH-64D Upgrade en AH-64D Zelfbescherming worden uitgevoerd op de gehele vloot van 29 Apaches. De DMP B/C/D-brief voor het project AH-64D Upgrade zal dit najaar worden aangeboden. De voorziene verzending van de DMP B/C brief voor het project AH-64D Zelfbescherming is gewijzigd naar 2010 doordat meer tijd nodig is voor het vergaren van de benodigde informatie.

52

Wat wordt bedoeld met «de inbedding in de bedrijfsvoering [van het ERP-systeem SAP] vergt nog verdere aandacht»? Acht u inbedding in de bedrijfsvoering niet cruciaal voor het functioneren van het systeem? Wanneer verwacht u dat deze inbedding is voltooid en het systeem volledig naar behoren functioneert?

Technisch gezien functioneert het ERP-systeem goed. Met de inbedding in de bedrijfsvoering wordt gedoeld op de ervaring die de gebruiker moet opdoen met het werken met het systeem. Gelet ook op de ervaringen elders, mag verwacht worden dat de gebruiker ongeveer een jaar na implementatie met het systeem voldoende vertrouwd is.

53

Hoe staat het thans met de aanbesteding van een Joint Logistiek Ondersteuningsschip? In welke mate is daarbij vertraging opgelopen en waarom?

Zoals verwacht (Kamerstuk 31 700 X, nr. 14) is de offerte voor de bouw van het joint logistiek ondersteuningsschip in december 2008 ontvangen. Na analyse van de offerte door Defensie, zijn de onderhandelingen met de beoogde leverancier Damen Schelde Naval Shipbuilding (DSNS) in het voorjaar van 2009 begonnen. Naar verwachting zullen de onderhandelingen doorgaan tot midden 2009. Na afloop van de onderhandelingen zal de Kamer, zoals ook gemeld in het Materieelprojectenoverzicht 2008 en in de Begroting 2009 (Kamerstuk 31 700 X, nr. 2), met een B/C/D-brief worden geïnformeerd over de resultaten van de gecombineerde voorstudie-, studie- en verwervingsvoorbereidingsfase van het joint logistiek ondersteuningsschip.

54

Wat is op dit moment de personele capaciteit van het CIMIC? Waarom zijn slechts drie van de zes functies waarmee de CIMIC-capaciteit in 2008 is uitgebreid tot op heden gevuld?

De personele capaciteit van de vaste staf van het CIMIC-bataljon bestaat momenteel uit negen functies. Deze capaciteit zal in de periode 2008–2011 stapgewijs worden uitgebreid tot een beoogd aantal van 45. Het hiervoor benodigde aanloopproces was in oktober 2008 voltooid, waarna kon worden gestart met de werving en vulling. De vulling van de voor 2008 voorziene uitbreiding kon door de late start van de werving slechts voor 50 procent worden gerealiseerd. Ook voor 2009 wordt er, in verband met de krappe personeelssituatie bij Defensie, rekening mee gehouden dat de vulling van de staf achter zal blijven bij de streefcijfers.

55

Hoe kan het investeringspercentage over 2008 op 20,9 procent zijn uitgekomen als er op het gebied van materieel, infrastructuur en informatievoorziening minder geïnvesteerd is dan begroot?

De investeringsquote in de ontwerpbegroting 2008 bedroeg 21,8 procent. De realisatie kwam uit op 20,9 procent. Defensie streeft naar een investeringsquote van minimaal 20 procent.

56

Wat is het doel van de verwachte studies op het gebied van Chemische-, Biologische-, Nucleaire- en Radiologische- (CBNR) en mijnenbestrijding?

Binnen het kader van het European Defence Agency (EDA) is een aantal studies aangevangen op het gebied van CBRN en mijnenbestrijding. De doelstelling van het CBRN-project is om uiteindelijk effectief militair te kunnen optreden in een biologisch gevaarlijke omgeving, door onder andere betere bescherming tegen en betere detectie van biologische dreigingen. Het project bevindt zich thans in de voorbereidingsfase en bouwt voort op eerdere EDA-activiteiten op dit punt. Ook wordt op het gebied van maritieme mijnenbestrijding gestudeerd naar de beste methode om deze taken in de toekomst uit te kunnen voeren. Hierbij moet gedacht worden aan een capaciteit die de dan verouderde mijnenbestrijdingsvaartuigen van de Koninklijke marine kan vervangen. Beide studies behoren tot de twaalf onderwerpen die binnen het Capability Development Plan van het EDA prioriteit hebben.

57

Kunt u de ontplooide activiteiten in het kader van de Defensie Industrie Strategie (DIS) afzetten tegen het concrete aantal projecten voor de Nederlandse Defensie Industrie dat hieruit is voortgekomen? Hoe beoordeelt u in dit kader de voortgang en succes van de DIS?

Sinds 2008 zijn bij het ontplooien van activiteiten in het kader van de DIS de volgende belangrijke resultaten geboekt:

• In het kader van «Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid» zijn de eerste drie projecten begonnen. Drie thema’s worden verder uitgewerkt en zullen dit jaar nog moeten leiden tot concrete projecten;

• Defensie heeft de ongeveer 75 door de industrie aangedragen voorstellen beoordeeld op een eventuele deelname aan (toekomstige) materieelverwervingstrajecten. Dit heeft geleid tot een selectie van kansrijke voorstellen die mogelijk leiden tot de aanschaf van de door de industrie aangedragen producten. Deze activiteiten worden mogelijk begrensd door de Europese aanbestedingsregels en het reguliere behoeftestellings- en verwervingsproces bij Defensie;

• Defensie heeft samen met de industrie een Navo-expertfunctie gecreëerd. Deze expert zal moeten bijdragen aan de versterking van de internationale positie van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie door het onderkennen en het uiteindelijk benutten van kansen bij de Navo door de industrie;

• In een vroeg stadium organiseert Defensie samen met de industrie contact- en responsemiddagen over (toekomstige) verwervingstrajecten. Hierdoor is de industrie beter in staat in te spelen op de behoeften van Defensie;

• Door een doelgerichte inzet van R&D-instrumenten draagt Defensie bij aan een verdere versterking van de technologie op bepaalde gebieden. In de brief van 20 juni 2008 (Kamerstuk 31 125, nr. 7) wordt per prioritair technologiegebied uiteengezet welke activiteiten op dit moment worden ontplooid.

Defensie spant zich binnen de kaders van het R&D- en materieelbeleid in voor internationale positionering van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie. Hierbij is de uit de hoofdtaken van de krijgsmacht voorvloeiende operationele behoefte leidend.

58 t/m 60

Wat wordt bedoeld met de zinsnede «De verkenningen monden begin 2010 uit in een door het kabinet vast te stellen eindrapport»? Wat wordt, meer specifiek, bedoeld met «vaststellen»?

Zullen de uitkomsten van het project Verkenningen door het Kabinet moeten worden goedgekeurd, of bekrachtigd?

Kunt u bevestigen dat de Kamer zonder inmenging van de regering beschikking zal krijgen over alle documenten zoals die door de werkgroep «Verkenningen» zijn aangeboden?

De uitkomsten van de Verkenningen worden in 2010 vervat in een eindrapport. Omdat het kabinet de opdracht tot de Verkenningen heeft gegeven, stelt zij in formele zin ook het eindrapport vast. Het volledige eindrapport met bijlagen zal vervolgens worden aangeboden aan de Kamer.

61

In hoeverre zullen de uitkomsten van het project «Verkenningen» worden meegenomen in het proces waarbij een keuze moet worden gemaakt voor de opvolger van de F-16?

Het verwervingsbesluit over de vervanging van het F-16 jachtvliegtuig zal in 2012 worden genomen. Of de uitkomsten van Verkenningen zullen worden meegenomen in de besluitvorming daaromtrent, is daarmee een zaak van het volgende kabinet. Zoals bekend dienen de Verkenningen, op grond van de op langere termijn te verwachten ontwikkelingen en mogelijke scenario’s, zonder beperkingen beleidsopties te formuleren met betrekking tot de toekomstige ambities voor de Nederlandse defensie-inspanning, de daaruit voortvloeiende samenstelling en toerusting van de krijgsmacht en het daarbij behorende niveau van de defensiebestedingen.

62

Toont de Duitse ontwikkelingsorganisatie GTZ, die in juni 2008 is begonnen met een ontwikkelingsprogramma in Uruzgan dat zich vooral richt op rurale ontwikkeling, infrastructuur en de ondersteuning van het provinciale bestuur, zich even afkerig van een associatie met Nederlandse resp. Westerse militairen in Uruzgan als veel Nederlandse hulporganisaties? Zo nee, waarom niet?

De Task Force Uruzgan en GTZ werken goed met elkaar samen. De werkzaamheden van GTZ passen volledig in het concept van «comprehensive approach» dat Nederland nastreeft.

63

Is de loon- en prijsbijstelling 2008 volledig toegekend door het ministerie van Financiën?

Ja.

64

Hoe kan Portugal worden gehouden aan het tijdig betalen van termijnbedragen i.v.m. de verkoop van M-fregatten?

In het verkoopcontract met Portugal zijn vanaf 2008 betalingstermijnen afgesproken. In het contract is bepaald dat bij vertraging van een betaling van meer dan dertig dagen, Portugal de wettelijke rente in rekening zal worden gebracht. De vertraging van een maand in de betalingstermijn in 2008 had de instemming van beide partijen en was mede een gevolg van de verschuiving in de aflevering van het eerste M-fregat van december 2008 naar 16 januari 2009.

65

Waarom is besloten om, in tegenstelling tot wat in 2008 nog werd voorgenomen, een doorlichting uit te voeren van «aspecten ambitieniveau», in plaats van de voorgenomen beleidsevaluatie?

Beleidsevaluaties bestaan in verschillende vormen en maten. In de regeling periodiek evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006 van het ministerie van Financiën wordt de beleidsdoorlichting voorgeschreven als instrument om beleid te evalueren. Eerder is aangekondigd dat aspecten van het ambitieniveau het uitgangspunt vormen voor beleidsdoorlichtingen.

66

Wat is de exacte samenstelling van het bedrag uitvoeren ISAF Stage III realisatie 2008 van € 285 600 000?

De additionele uitgaven voor ISAF Stage III in 2008 zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Bedragen x € 1 000 000

Omschrijving: Realisatie:
Personele exploitatie91,1
Materiële exploitatie31,6
Transport49,5
Munitie33,6
Voeding33,4
Infrastructuur20,6
Brandstof12,7
Overige13,1
Totaal285,6

67

Kan de daling van de uitgaven voor EUFOR/Althea in direct verband worden gebracht met de vermindering van het aantal Nederlandse militairen dat is ingezet (2006: 29,2 miljoen; 2007: 14,2 miljoen; 2008: 7,9 miljoen)? Om hoeveel Nederlandse militairen ging het in 2006 resp. 2007 resp. 2008?

Sinds 2 december 2004 draagt Nederland bij aan de EU-geleide troepenmacht Althea in Bosnië-Herzegovina. Aanvankelijk bedroeg de bijdrage 530 militairen. Daarna is dit aantal geleidelijk verminderd. Midden 2006 bedroeg de bijdrage ongeveer 320 militairen. Het huidige aantal militairen bedraagt 85.

68

Welke extra uitgaven zijn door Nederland gedaan aan partnerlanden bij ISAF/Stage III? Zal dat geld nog worden geretourneerd?

Nederland heeft uitgaven gedaan voor partnerlanden. Het betreft hier voornamelijk uitgaven voor voeding, legering en facilitaire dienstverlening. Hiervoor wordt bij de partnerlanden maandelijks een vast bedrag per persoon in rekening gebracht. Uiteindelijk zal dit geld via verrekeningen terugvloeien naar Nederland. Dit wordt verantwoord op het ontvangstenartikel van Beleidsartikel 20 op de Defensiebegroting.

69

Welke voor- en welke nadelen waren verbonden aan het gebruik maken van zee- en landtransport voor de deployment van Nederlandse mariniers in Tsjaad? Welk financieel voordeel heeft dit opgeleverd?

De deployment van Nederlandse mariniers naar Tsjaad is uitgevoerd in samenwerking met Ierland, met een evenredige verdeling van de transportuitgaven. In onderling overleg is gebruik gemaakt van gezamenlijk zee- en landtransport, bestaande uit zeevervoer van Nederland naar Ierland, zeevervoer van Ierland naar Kameroen, treintransport tot halverwege de grens met Tsjaad en wegtransport tot aan het inzetgebied. Door de samenwerking is sprake van een aantal financiële voordelen, die echter pas volledig inzichtelijk zullen worden wanneer de financiële afrekening met Ierland is voltooid.

Nadelen van de gekozen optie waren de tijdsduur en de complexiteit van de route, waardoor kwetsbaar materieel moest worden ingevlogen. De bewaking van het trein- en wegvervoer moest worden uitbesteed, waarmee overigens niet werd voorkomen dat een aantal Ierse containers werd opengebroken. Daarnaast was het noodzakelijk om Nederlandse militaire medewerkers van DVVO te posteren op de belangrijkste overslagpunten voor het snel en adequaat overslaan van de goederen en het verkrijgen van goedkeuring om deze langs de douane te krijgen.

70

Hoe wordt de Nederlandse bijdrage aan de European Union Police Mission gefinancierd? Valt het coachen van het Bosnische midden- en hoger politiekader onder de Official Development Aid (ODA)-criteria? Is er op dit punt verschil of dergelijke activiteiten door Nederland marechaussees of politie verricht worden?

De additionele uitgaven van de Nederlandse inzet, bestaande uit militairen en civiele politieagenten, komen ten laste van de structurele voorziening «uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» HGIS op de defensiebegroting.

Het coachen van het Bosnische midden- en hoger politiekader valt onder de Official Development Aid (ODA)-criteria. Daarbij maakt het geen verschil of de activiteiten door de Koninklijke marechaussee of door de civiele politie worden verricht.

71

Kan meer informatie worden gegeven over de werkzaamheden van de 29 CIMIC-functionarissen die in 2008 in Uruzgan zijn ingezet resp. over de 289 projecten die door deze 29 functionarissen zijn uitgevoerd? Welke kosten waren verbonden aan die inzet en welke kosten waren verbonden aan het uitvoeren van die 289 projecten?

De 29 CIMIC-functionarissen die in 2008 zijn ingezet maakten deel uit van het Provincial Reconstruction Team Uruzgan. Zij zijn voornamelijk ingezet voor CIMIC-taken. Een van deze taken is het ondersteunen van de commandant bij de uitvoering van activiteiten die het draagvlak voor de militaire aanwezigheid versterken. Dergelijke CIMIC-activiteiten, ook wel aangeduid als CIMIC-projecten, zijn relatief klein en eenvoudig en zijn gericht op snelle zichtbare resultaten. Het gaat hier om het initiëren, ondersteunen en monitoren van door de lokale bevolking uitgevoerde verbeteringen in hun directe leefomgeving zoals het plaatsen van waterpompen en het realiseren van kleine infrastructurele verbeteringen die nadien zelfstandig (lokaal) kunnen worden voortgezet.

In 2008 zijn 289 projecten voltooid waarbij een totaal bedrag was gemoeid van ongeveer $ 1,2 miljoen. CIMIC-functionarissen maken integraal deel uit van de militaire missie. Voor deze functionarissen worden geen extra kosten gemaakt naast de reguliere kosten die verbonden zijn aan de inzet van militairen in een missiegebied.

72

Kan meer informatie worden gegeven over het MoU dat begin 2009 met Burundi zou worden afgesloten? Is de Nederlandse bijdrage in 2009 inderdaad uitgebreid? Zo ja, in welke mate?

Op 10 april 2009 heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking mede namens de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie een MoU ondertekend met de Burundese regering.

Het MoU beoogt een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de Burundese veiligheidssector. Het MoU omvat in totaal dertig projecten, waarvan er dertien in de komende twee jaar zullen worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Defensie. Daarnaast zijn in het MoU afspraken gemaakt over de met Burundi te voeren politieke dialoog. De Kamer zal met een aparte brief worden geïnformeerd over de bijdrage van Defensie aan de uitvoering van het MoU.

73 t/m 75

Waarom heeft een onderrealisatie plaatsgevonden op het gebied van onderzeeboten, mijnenbestrijdingsvaartuigen en marinierseenheden in het Caribische gebied in 2008?

Is het geen testimonium paupertatis dat er in de eerste helft van 2008 geen inzet is geweest van onderzeeboten wegens gebrek aan opgewerkt personeel? Hoe was de situatie in dat verband gedurende de tweede helft van 2008 en gedurende de eerste vijf maanden van 2009?

En waarom kon in de eerste helft van 2008 niet worden voldaan aan de opdracht tot het leveren van een AMBV (mijnenbestrijdingsvaartuig) aan de Standing NATO Response Force Mine Counter Measures Group? Hoe moet dit worden beoordeeld in het licht van het feit dat Nederland beschikt over tien van dergelijke schepen?

In de eerste helft van 2008 was onvoldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar bij de groep onderzeedienst voor de combinatie van inzet en opwerken. De uitstroom van personeel bij de onderzeedienst was in 2006 en 2007 bovengemiddeld terwijl de instroom achterbleef. Om het kennis- en ervaringsniveau binnen de groep onderzeeboten zo snel mogelijk weer op het gewenste niveau te brengen is daarom in 2008 de prioriteit gegeven aan het opleiden van personeel. De twee operationeel gerede onderzeeboten hebben in 2008 een intensief oefenprogramma op zee uitgevoerd. De intensivering van de opleidingsinspanning heeft er inmiddels toe geleid dat in het voorjaar van 2009 weer drie onderzeeboten op zee opereren waarvan één boot langdurig operationeel is ingezet.

In de eerste helft van 2008 heeft Nederland geen bijdrage geleverd aan de Standing NATO Response Force Mine Counter Measures Group (SNMCMG)1.

Op het schip dat was voorzien voor inzet nam de evaluatie van het uitgevoerde modificatieprogramma Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) meer tijd in beslag dan gepland. De duur van dit modificatieprogramma, dat inmiddels wordt uitgevoerd in combinatie met de inbouw van een nieuw brandbestrijdingssysteem, bedraagt circa anderhalf jaar per schip. In combinatie met personele tekorten beperkt dit de flexibiliteit in planning. Deze situatie zal, met het voltooien van PAM, na 2010 verbeteren.

Bij het Korps mariniers waren gedurende acht maanden op zowel Curaçao als op Aruba twee van de drie pelotons operationeel gereed. De oorzaak hiervan was een gebrek aan kaderpersoneel.

76

Blijken er reeds operationele nadelen verbonden aan het terugbrengen van het aantal Nederlandse fregatten van acht naar zes? Zo ja, welke?

Het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) bevindt zich in een overgangssituatie. In 2005 is met de Marinestudie (Kamerstuk 30 300 X, nr. 9) besloten het aantal fregatten te verminderen van tien naar zes, en tevens vier patrouilleschepen aan te schaffen. De vier fregatten zijn inmddels buiten dienst gesteld maar de patrouilleschepen zullen pas vanaf 2013 in de vaart komen. Weliswaar is hiermee rekening gehouden bij het takenpakket voor het CZSK, maar het geringere aantal schepen zorgt gedurende enkele jaren onvermijdelijk voor minder flexibiliteit. Dit is in het bijzonder het geval als er door internationale ontwikkelingen een behoefte ontstaat aan extra inzet zoals bij de Hoorn van Afrika. Als gevolg daarvan moeten mogelijk keuzes worden gemaakt zoals een kleinere bijdrage aan de NRF of minder oefeningen in eskaderverband. Daarnaast kan het tijdelijk voorkomen dat er een tekort ontstaat aan stageen opleidingsplaatsen.

77

Kan meer specifieke informatie worden gegeven over de mate waarin opwerkende eenheden in Nederland zijn getroffen door het ontrekken van materieel ten faveure van de vervanging van defect en niet meer inzetbaar materieel in Afghanistan?

De missie in Afghanistan trekt een zware wissel op het materieel dat daar wordt ingezet. Ter vervanging van defect materieel is het soms noodzakelijk materieel te onttrekken aan eenheden die in Nederland aan het opwerken zijn. Teneinde het opwerken van deze eenheden te garanderen, wordt schaars materieel daarom tijdelijk in een pool bijeengebracht zodat alle eenheden hiermee kunnen oefenen. Het betreft voornamelijk enkele typen voertuigen, communicatieapparatuur en middelen voor verbeterd zicht.

78

Kan meer (ook kwantitatieve) informatie worden gegeven over de ondervulling bij specifieke categorieën personeel ten gevolge van de achterblijvende instroom van personeel?

De tekorten kunnen zich bij alle categorieën personeel voordoen, en in het bijzonder bij die categorieën waar ook op de arbeidsmarkt als geheel tekorten bestaan.

79

Waarom zijn in 2008 geen eenheden van het Korps Commandotroepen ingezet als Special Forces Task Force Uruzgan, in het licht van het belang van deze eenheden voor een operatie als in Uruzgan? Hebben personeelstekorten of uitzenddruk als gevolg van eerdere operaties hiermee te maken gehad?

Na de inzet in 2005, 2006 en 2007 bleek het noodzakelijk de speciale eenheden enige tijd niet uit te zenden om de uitzenddruk op een acceptabel niveau te houden en tijd te geven aan de noodzakelijke opwerktrajecten. Een tekort in de personele vulling lag niet aan deze beslissing ten grondslag.

80

Kunt u verklaren waarom de ARK meldt niet te kunnen vaststellen of er een stijging of daling is van het bedrag uitgegeven aan externe inhuur? Is er sprake van een stijging of daling? Met welk bedrag?

In 2008 is het verantwoordingscriterium voor externe inhuur gewijzigd, waardoor de cijfers van 2007 niet vergelijkbaar zijn met de cijfers van 2008. Of de kosten voor externe inhuur zijn gestegen dan wel gedaald is niet met zekerheid vast te stellen.

81

Moet uit de informatie over de vermindering van het aantal Apaches voor ISAF van zes naar vijf, worden afgeleid dat het voortzettingvermogen bij de Nederlandse Apachehelikopters tekortschiet? Wat zijn de perspectieven in dat verband?

De afgelopen jaren is op de Apache-capaciteit aanhoudend een beroep gedaan. Daarbij is geconstateerd dat de huidige omvang van de Apache-organisatie beperkingen oplegt aan de inzet en het voortzettingsvermogen. Vanwege het voortzettingsvermogen is het aantal uitgezonden Apache-helikopters teruggebracht van zes naar vijf. Dit aantal is toereikend voor de aangepaste ISAF-taak. In de Beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» van september 2007 (Kamerstuk 31 243, nr. 1) is uiteengezet dat het voortzettingsvermogen van de Apaches zal worden versterkt. Deze maatregel wordt momenteel uitgevoerd. In 2008 is begonnen met de werving, selectie en opleiding van extra personeel. Door de schaarste aan geschikt vliegend en onderhoudspersoneel en de benodigde opleidingsduur moet rekening worden gehouden met een implementatieperiode van enkele jaren.

82

Waarom zijn voor de operatie ISAF in Afghanistan in 2008 drie Chinookhelikopters en vijf Cougarhelikopters ingezet in plaats van (uitsluitend) een niet genoemd aantal Cougarhelikopters?

De Nederlandse helikopterbijdrage aan de ISAF-transportcapaciteit in de zuidelijke regio bestaat afwisselend uit Cougars en Chinooks. De reden hiervoor is het beperkte voortzettingsvermogen van de afzonderlijke Chinook en Cougar-squadrons. Deze afzonderlijke squadrons zijn ten aanzien van personeel en materieel niet in staat de uitzending in Afghanistan gedurende een onbeperkte periode alleen vol te houden.

83

Over hoeveel goed functionerende Lynxhelikopters beschikte Nederland in 2008? En wat is het actuele aantal (mei 2009)?

Defensie beschikte zowel in 2008 als 2009 over zeventien functionerende Lynx-helikopters.

84

Waarom zijn er in 2008 zoveel minder vreemdelingen Nederland uitgezet in vergelijking met 2007? Heeft dit te maken met capaciteitsproblemen/onderbezetting bij de Koninklijke Marechaussee?

De constatering dat er minder vreemdelingen zijn uitgezet in 2008 dan in 2007 is juist. Dit is echter niet het gevolg van capaciteitsproblemen bij de Koninklijke marechaussee. De cijfers dienen in een breder perspectief te worden geplaatst. Het vertrek van vreemdelingen die niet of niet langer in Nederland mogen verblijven is een complex proces, waarbij diverse diensten, ook buiten het ministerie van Defensie, zijn betrokken. Het uitgangspunt is dat vertrek vrijwillig dient te zijn. Als dat niet mogelijk blijkt, is gedwongen vertrek (uitzetting) aan de orde. In de brief van 14 april 2009 (Kamerstuk 19 637, nr. 1263) hebben de minister en staatssecretaris van Justitie uiteengezet welke maatregelen zij hebben genomen met betrekking tot terugkeer en welke resultaten hiermee tot nu toe zijn behaald.

85

Waarom heeft het ophogen van de voorraadniveaus van diverse uitrustingsstukken, kleding, laarzen en munitie niet tot een verplichting geleid in 2008? Is de urgentie en omvang van de problematiek onderschat?

Bij diverse uitrustingsstukken, kleding, laarzen en munitie waren de voorraden te laag. Om deze voorraden op niveau te brengen zijn in 2008 in het kader van het project «Inkoopverbetering» verwervingsacties begonnen. Het is gebleken dat de bedrijfsvoering structureel verbetert als raamovereenkomsten met leveranciers worden gesloten. In 2008 is begonnen met het sluiten van deze overeenkomsten.

Vanwege de complexiteit, de aanbestedingsregelgeving en de aanzienlijke omvang van de raamovereenkomsten neemt dit proces veel tijd in beslag. De urgentie en de omvang van de problematiek worden echter niet onderschat. In 2008 zijn nog geen aanzienlijke verplichtingen aangegaan, maar de verwachting is dat dit in 2009 en in 2010 wel zal gebeuren.

86

Waarom zijn in 2008 een aantal verplichtingen voor de F-16 van € 150 miljoen niet gerealiseerd? Staan deze verplichtingen voor 2009 opnieuw op de rol en worden die dan wel of niet gerealiseerd?

Deze verplichtingen voor de F-16 bestaan uit delen van het project F-16 zelfbescherming (ASE) en van het project F-16 verbetering lucht-grondbewapening, fase II. Een klein deel daarvan is inmiddels uitgevoerd en bij een ander deel zijn de verplichtingen inmiddels aangegaan. Over het restant wordt momenteel onderhandeld met de industrie. Verwacht wordt dat deze resterende verplichtingen in de loop van 2009 en 2010 zullen worden aangegaan.

87

Klopt het dat er voor ca. € 100 miljoen minder uitgegeven is aan materieelinvesteringen dan geraamd? Waardoor wordt dit verschil veroorzaakt? En hoe is dit bedrag aangewend?

Neen, dat klopt niet. In 2008 is ruim € 40 miljoen meer uitgegeven aan materieelinvesteringen dan verwacht. Dit bedrag is het saldo van over- en onderrealisaties van de verschillende materieelprojecten. De herverdeling van over- en onderrealisaties vindt plaats bij de eerste en tweede suppletoire begroting. Zie ook het antwoord op de vragen 95 en 96.

88

Hoeveel materieelprojecten zijn er in 2008 voor de duur van één of meer jaren in totaal vertraagd of getemporiseerd? Zijn er, ter compensatie daarvan, ook materieelprojecten naar voren gehaald?

In 2008 heeft Defensie geen materieelprojecten die reeds in uitvoering zijn, beleidsmatig vertraagd. Wel zijn door prioriteitenstelling projecten in voorbereiding vertraagd om de begroting sluitend te maken. De Kamer is over de vertraging bij elf projecten in voorbereiding geïnformeerd met het Materieelprojectenoverzicht 2008. Daarnaast hebben externe oorzaken, van technische en commerciële aard, geleid tot vertraging bij projecten in uitvoering. In de begroting wordt dit gedeeltelijk gecompenseerd door de uitvoering van projecten die voortkomen uit behoeftes die zijn geconstateerd tijdens een missie. Ten slotte wordt in de financiële planning rekening gehouden met vertragingen in de projecten.

89

Waardoor is de vertraging van de levering van de derde en vierde Hercules veroorzaakt? Wanneer zullen ze operationeel inzetbaar zijn?

Het project derde en vierde Hercules is door een combinatie van factoren uitgegroeid tot een zeer complex project. Een stagnatie in een deelactiviteit zorgt gelijk voor vertraging bij het hele project. In de afgelopen periode is een aantal problemen geconstateerd, zoals structurele schade aan de upper wing sectie en een groter aantal afkeuringen bij de bestaande kabelbomen. Deze problemen zijn inmiddels opgelost. Naar verwachting zijn de derde en vierde Hercules midden 2010 operationeel inzetbaar.

90

Waarom is op grond van financiële overwegingen besloten de behoefte aan gebiedsdekkende wapens voor de F-16 vooralsnog niet te vervullen? Klopt het dat er nog steeds een tekort is aan precision guided munition?

Nederland heeft in december 2008 in Oslo het Verdrag inzake Clustermunitie ondertekend waarin het gebruik van bepaalde typen clustermunitie wordt verboden. De CBU-87’s die Nederland bezit vallen onder dit akkoord. Deze munitie wordt daarom vernietigd. Er bestaan vooralsnog geen gebiedsdekkende wapens als alternatief voor clustermunitie. Het door Nederland zelf ontwikkelen van wapens die wel toegestaan zijn onder het Oslo-akkoord is niet haalbaar.

Voor die doelen waarbij voorheen clustermunitiewapens zouden zijn ingezet, zullen nu wapens met een enkele lading worden gebruikt. Om dezelfde effecten te bereiken moeten voor dergelijke doelen extra wapens met een enkele lading worden ingezet. Bij omvangrijke inzet op basis van het ambitieniveau zal een tekort kunnen ontstaan aan precisiegeleide munitie. Met het project F-16 verbetering lucht-grond bewapening fase II (Kamerstuk 27 830, nr. 47) wordt dit soort munitie verworven. De aangeschafte hoeveelheden zijn echter onvoldoende om bij volledige inzet op basis van het ambitieniveau het aantal voorziene doelen alle te kunnen afdekken.

91

Gesteld wordt dat de munitiebevoorrading zorgelijk blijft. Wordt overwogen om de munitievoorraden verder aan te vullen dan alleen herbevoorraden? Is er gezien het ambitieniveau en de wijze van inzet van de krijgsmacht niet structureel een hogere munitievoorraad nodig om gereedstellingproblemen voor de toekomst te voorkomen?

Verbeteringen in de munitiebevoorrading worden vooral gezocht in de toewijzing van voldoende budget, een analyse van de benodigde behoefte, het in toenemende mate sluiten van raamen afroepcontracten en het in voorkomend geval stellen van prioriteiten. Daarnaast wordt bezien of, en zo ja voor welke munitie en in welke mate, de voorraden moeten worden aangepast.

92

Hoeveel is in 2008 uitgeven aan de civiele inhuur van luchttransport?

In 2008 is aan civiele inhuur van luchttransport € 49,4 miljoen uitgegeven. Het betreft hier € 11 miljoen ten behoeve van vredesbedrijfsvoering en € 38,4 miljoen ten laste van HGIS.

93 en 94

Wat is de planning van de afbouw van de legacy-systemen en welke kosten brengt dit met zich mee? Wat zijn de financiële consequenties wanneer de afbouw verder stagneert? Welke invloed heeft dit op de operaties?

Hoeveel jaar zijn de huidige legacy-systemen nog in stand te houden? Zullen zij hiertoe in staat blijven, ook wanneer er verdere uitloop van het SPEER-project zou zijn?

De kernapplicaties van legacy systemen in het materieellogistieke functiegebied zullen operationeel blijven tot het einde van SPEER fase 1 (2014). Het beheer en onderhoud van de uit te faseren materieellogistieke systemen kost ongeveer € 18 miljoen per jaar. Dit betekent dat een eventuele stagnatie in de afbouw van de legacy systemen na 2014 maximaal € 18 miljoen per jaar aan additionele kosten met zich zou meebrengen. In 2010 wordt het legacy systeem in het financieel-economische functiegebied, het Geïntegreerde Verplichtingen Kas en Kosten Administratie (GVKKA), stopgezet. Dit betekent een vermindering van de exploitatiekosten van € 3,5 miljoen per jaar (Kamerstuk 31 460, nr. 6). Een eventuele stagnatie van de afbouw van legacy systemen heeft vooralsnog geen operationele consequenties.

De informatiesystemen die met de invoering van SAP zullen uitfaseren zijn, sinds de start van het programma SPEER, bevroren. Dit betekent dat de beheerinspanningen zijn teruggebracht tot het minimaal noodzakelijke niveau om ze in stand te kunnen blijven houden. Slechts bij uitzondering, waaronder een eventuele uitloop, staat Defensie wijzigingen in de functionaliteit van deze systemen toe.

95

Waarom is er zoveel minder uitgegeven aan investeringen in infrastructuur dan geraamd? Hoe zijn de vrijgevallen gelden aangewend?

Onder meer als gevolg van heroverwegingen zijn projecten als «Nieuwbouw KMar Schiphol», «Aanpassing/renovatie Plein/Kalvermarktcomplex» en «Infrastructuur voorziening KMA» vertraagd. De voor 2008 geplande uitgaven voor deze projecten zijn derhalve niet of slechts gedeeltelijk gedaan.

Een deel van de genoemde projecten kan worden gefinancierd door middel van de door de Dienst Vastgoed Defensie in te roepen Leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën.

Vrijval voor deze projecten betekent dat de Leenfaciliteit daarvoor niet is ingeroepen. Vanwege de regels met betrekking tot de Leenfaciliteit kan de vrijval die daarop betrekking heeft, niet op een andere wijze worden aangewend.

De vrijgevallen middelen die geen betrekking hebben op de Leenfaciliteit zijn met de eerste en tweede suppletoire begroting herverdeeld ter dekking van tegenvallers op de defensiebegroting. Er is derhalve geen één op één relatie te leggen tussen individuele mee- en tegenvallers.

96

Hoe zijn de vrijgevallen gelden bij de investeringen in de informatievoorziening aangewend?

Met de eerste en tweede suppletoire begroting zijn de vrijgevallen gelden bij de investeringen herverdeeld binnen de defensiebegroting om tegenvallers elders binnen de begroting op te vangen. Er is derhalve geen één op één relatie te leggen tussen individuele mee- en tegenvallers.

97

Wat zijn de ontwikkelingen omtrent de sourcing nota van januari 2008 ten aanzien van de IV-exploitatie en welke reductie wordt hiermee voorzien? Wat is de agenda voor de komende periode?

Op basis van het sourcingbeleid is een kalender voor 2008 en 2009 opgesteld met sourcingtoetsen voor een aantal diensten en projecten. Een sourcingtoets maakt een zorgvuldige afweging mogelijk tussen zelf doen, uitbesteden of samenwerken met andere partijen. Daarbij wordt onder andere getoetst op het verbeteren van prestaties en/of het bereiken van doelmatigheid. Bij de bestaande interne diensten worden voor informatievoorziening onder andere de werkplekdienstverlening en het onderhoud van legacy systemen onderzocht. Deze toetsen zijn nog gaande en de resultaten zullen niet eerder dan in 2010 beschikbaar zijn.

Zoals gemeld in de op 29 mei jl. verzonden beantwoording van de vragen over de voortgangsrapportage van het programma SPEER is de eindsituatie voor het beheer van het SAP-systeem is nog niet volledig gedefinieerd. De inschakeling van marktpartijen is niet uitgesloten. Gedurende fase 1 van SPEER is het, omwille van kennisoverdracht en vanwege de complexe dwarsverbanden met bestaande systemen en bijbehorende bedrijfsvoering, doeltreffender en doelmatiger het beheer te laten uitvoeren door de Bedrijfsgroep IVENT van Defensie.

98

De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD kostte in 2008 bijna € 1,8 miljoen, maar waaraan is dat geld besteed? Kunt u aangeven waaraan binnen de geheime uitgaven de € 328 miljoen die te veel zijn uitgegeven, zijn besteed?

Het verschil tussen de begroting van € 1 778 000 en de realisatie van € 2 106 000 bedraagt € 328 000. De genoemde bedragen hebben alleen betrekking op de geheime uitgaven. Er worden geen mededelingen gedaan over de besteding van de geheime uitgaven. Deze worden gecontroleerd door de president van de Algemene Rekenkamer.

99

Kunt u een definitie geven voor het begrip «defensiebrede tolerantie»? Waarin verschilt deze «tolerantie» van richtlijnen omtrent bedrijfsvoering zoals die worden gehanteerd door het ministerie van Financiën en/of de ARK?

De defensiebrede tolerantie is de tolerantie voor de totale verplichtingen en uitgaven/ontvangsten van defensie. Deze is conform de richtlijnen van het ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer.

Deze toleranties vormen de norm voor de passage over de rechtmatigheid en de getrouwheid als onderdeel van de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag. Daarnaast vormen deze toleranties de basis voor de strekking van de accountantsverklaring bij de jaarrekening door de Auditdienst Defensie.

100

In hoeverre beschouwt u de invoer van FINAD, in het licht van het grote aantal geconstateerde getrouwheidsfouten die ook hun effect hadden op de saldibalans, als een succes?

De invoering van FINAD heeft, zoals ook vooraf aangekondigd, geleid tot aanloopproblemen. Een groot deel van deze problemen is door extra maatregelen in 2008 opgelost. Ook het opstellen van de jaarrekening inclusief de saldibalans is moeizaam verlopen. Door meer ervaring met FINAD, gerichte acties en herstelactiviteiten in de financiële administratie zullen in 2009, naar verwachting, verdere verbeteringen zichtbaar zijn.

101

Kunt u aangeven waardoor het mogelijk was dat er zoveel «getrouwheidsfouten», overschrijdingen en onjuist toepassen van aanbestedingsrichtlijnen zijn opgetreden?

Een deel van de getrouwheidsfouten is toe te wijzen aan de invoering van FINAD. Vooraf was al aangekondigd dat de invoering van FINAD naar verwachting zou leiden tot aanloopproblemen. Het zou echter onjuist zijn dit alleen toe te schrijven aan de invoering van FINAD. In het meerjarig verbeterplan financieel beheer is een groot aantal maatregelen opgenomen die ertoe moeten leiden dat het aantal getrouwheidsfouten, overschrijdingen en onjuiste toepassingen van aanbestedingsrichtlijnen drastisch worden verminderd.

Kunt u uitsluiten dat dit niet herhaald wordt richting het einde van het «meerjarig verbetertraject» in 2011 of blijft het een risico?

De maatregelen in het structureel meerjarig verbeterplan sluiten de voornaamste risico’s in belangrijke mate uit. Het verbeterplan stelt daartoe de prioriteiten.

102

Wat zijn tot op heden de concreet geboekte resultaten van de ontwikkelde en ingevoerde verbetersystematiek?

In 2008 is een defensiebrede verbetersystematiek ontwikkeld en ingevoerd. Deze systematiek biedt een aantal concrete voordelen. Zo worden problemen op een gestructureerde wijze geanalyseerd en van een oplossingsrichting voorzien. De verbeterpunten worden vervolgens integraal in de planningscyclus ingebed. Dit zorgt ervoor dat de uitvoering van de verbeterpunten in de lijn nauwgezet wordt bewaakt. Ook is hiermee de verantwoordelijkheid van de lijnmanager versterkt. De systematiek zal zich in 2009 moeten gaan bewijzen als een waardevol instrument voor de verbetering van de bedrijfsvoering.

103

Hoe verklaart u dat, zoals wordt gesteld, pas in 2008 het nadrukkelijk op de agenda van commandanten en medewerkers is gezet en de aandacht heeft gekregen die het verdient? Hoe beoordeelt u dit, gezien het feit dat onder andere de ARK al meerdere jaren constateert dat het (materieel-)beheer binnen Defensie onvolkomenheden bevat?

Mede door de turbulente ontwikkelingen van de afgelopen jaren heeft bedrijfsvoering binnen Defensie niet die aandacht gekregen die het verdient. In het bezwaaronderzoek is duidelijk naar voren gekomen dat voor het verder op orde krijgen van het beheer het ook noodzakelijk is naast de harde kant van de bedrijfsvoering nadrukkelijk stil te staan en te investeren in de «zachte», gedragswetenschappelijke kant van de bedrijfsvoering. Aan dit aspect is in de afgelopen periode dan ook volop aandacht besteed in de lijn. De commandanten zijn primair verantwoordelijk voor het ordelijk beheer binnen de eenheid. De komende periode zal het vasthouden en uitbouwen van aandacht voor beheer door de lijn wederom veel aandacht krijgen.

De laatste jaren werd prioriteit gegeven aan het operationele proces. Hierdoor heeft het domein materieelbeheer te weinig aandacht gekregen. Het gevolg hiervan was een personele onderbezetting en het verlies van de aanwezige kennis in het materieeldomein.

Om deze problemen op te lossen is een meerjarig verbeterplan opgesteld. De beoogde verbeteringen zullen via een gefaseerd groeimodel in 2014 zijn doorgevoerd.

104

Hoe verklaart u het dat pas in 2012, dus vier jaar na het opstellen van een meerjarig verbeterplan, een structureel en geborgd ordelijk financieel beheer kan worden gevoerd? Betekent dit dat de Kamer en belastingbetaler niet mag verwachten dat voor deze datum Defensie op een geborgde en ordelijke manier haar financieel beheer voert?

Het proces om te komen tot een structureel en ordelijk financieel beheer vergt een meerjarig traject. Dit wordt ook door de Rekenkamer onderschreven. Dit betekent echter geenszins dat er gedurende de uitvoering van het meerjarig verbeterplan geen verbeteringen in het beheer worden doorgevoerd. De afgelopen periode heeft de Rekenkamer vastgesteld dat er verbeteringen in het beheer zijn doorgevoerd. Ook in 2009 zullen er gerichte verbeteringen worden doorgevoerd. Defensie streeft te allen tijde naar rechtmatigheid van het financieel beheer.

105

Hoe denkt u het einddoel «geborgd ordelijk beheer» te kunnen realiseren? Bent u bereid om daarin een betere sturing en beheersing in het verbeterprogramma ter hand te nemen en bureaucratisering daarbij te voorkomen?

In 2008 is een aparte Taskforce ingesteld. Deze Taskforce voert het project «Beter Verbeteren» uit en zal ook de komende jaren verantwoordelijk blijven voor de aansturing en rapportage van dit project. De nieuwe verbetersystematiek (zie ook vraag 102) is als instrument geïntroduceerd om het ingezette verbetertraject ordelijk te laten verlopen.

106

Kunt u uitleggen wat bedoeld wordt met «De kwaliteit van het aspect e-mailreply ter bevestiging van de betrouwbaarheid van de decentrale controle op levering en prijs is nog ontoereikend»? Wat is hiervan het gevolg?

Gedurende 2008 is een groot aantal verbeteringen door gevoerd in het proces van vereenvoudigde verificatie (e-mailreply). Deze maatregelen hebben in verschillende processtappen ook daadwerkelijk geleid tot verbetering in de bedrijfsvoering.

Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de Auditdienst Defensie en de uitkomsten van de steekproef. De kwaliteit van de e-mailreply’s is echter nog onvoldoende. De kwaliteit van de werking van dit aspect zal moeten worden verhoogd door een intensieve communicatie en gedragsverandering. Dit wordt in 2009 ter hand genomen.

107

Kan geconstateerd worden dat maatregelen die in 2008 zijn genomen om het aantal Europese aanbestedingsfouten terug te dringen, niet succesvol zijn gebleken, aangezien het aantal op vergelijkbaar niveau met 2007 ligt? Geeft dit aanleiding deze maatregelen te herzien? Zo nee, waarom niet?

Het totaal aantal geconstateerde Europese aanbestedingsfouten in 2008 ligt op een vergelijkbaar niveau met 2007. Bij een aantal van de geconstateerde gevallen lag overigens de oorsprong al in 2007. Op grond van de al genomen en nog te nemen maatregelen is de verwachting dat het aantal Europese aanbestedingsfouten daalt. De resultaten van de maatregelen zullen tussentijds worden gemeten.

108

Hoe verklaart u het dat pas in 2014 een blijvend ordelijk materieelbeheer kan worden gevoerd? Welke maatregelen worden genomen om het materieelbeheer ook in de tussenliggende jaren ordelijk te laten zijn? Kunt u aangeven op welke wijzen u in de tussenliggende jaren voornemens bent de Kamer in staat te stellen haar functie van controlerend orgaan, ook waar het materieelbeheer bij Defensie betreft, uit te voeren?

Om het materieelbeheer structureel te verbeteren en te borgen zijn veranderingen nodig bij de regelgeving, de normen, de informatievoorziening en de kwaliteit van het personeel. De veranderingen betreffen de opleidingen van het personeel, het doorvoeren van verbeteringen in processen en procedures en het inspelen op de inrichting van de organisatie en de informatievoorziening. Bij het uitwerken van de verbeteringen wordt gestreefd naar een structurele oplossing voor het probleem in plaats van een tijdelijke oplossing. Het is hierbij van belang dat de geschetste veranderingen gelijke tred houden met de organisatiewijzigingen en de invoering van nieuwe IV-systemen die onder meer via het programma SPEER tot midden 2014 worden ingevoerd.

De aanpassing en de verbetering van de ondersteuning door de informatiesystemen zijn gezien de omvang, de complexiteit en daarmee gepaarde financiële consequenties langdurige projecten. Ook het doorvoeren van gedragsveranderingen kost veel tijd. Vertragende factoren hierbij zijn de personele tekorten en een beperkt beschikbare opleidingscapaciteit. Gezien de omvang en de complexiteit van het materieellogistieke domein en de beperkt beschikbare expertise is een gefaseerde benadering noodzakelijk.

Hierbij zijn vier fasen voorzien. De eerste twee fasen zijn in 2014 gerealiseerd. Hiermee is de basis gelegd voor een ordelijk beheer. De komende jaren wordt het voorschrift materieelbeheer uitgewerkt door de regelgeving en de normen expliciet per assortiment toe te passen. De prioriteit ligt bij het beheer van munitie, wapens en cryptomiddelen. Tevens zal met de beschikbare beheerscapaciteit aandacht worden gegeven aan haalbare telplannen. Gelet op de samenhang met de lopende organisatieveranderingen en de aanpassing van de informatievoorziening in het logistieke beheerdomein zal het materieelbeheer naar verwachting in kleine stappen verbeteren.

De Rekenkamer heeft laten weten de voortgang van het verbeterprogramma «Materieelbeheer» te volgen en in haar jaarverslag hierover te rapporteren. De minister rapporteert tussendoor over de voortgang van het project «Beter Verbeteren» aan de Tweede Kamer. Materieelbeheer maakt deel uit van dit programma.

109

Hoeveel procent van de verbruikte energie binnen Defensie was in 2008 «groen»? Hoeveel was dit in 2007 en voorliggende jaren? Wat is het streven voor de komende jaren?

Defensie heeft alleen voor het onroerend goed doelstellingen geformuleerd op het gebied van groene energie. In 2008 was het energiegebruik bij het onroerend goed voor 21 procent duurzaam. Het beeld over de afgelopen jaren is als volgt:

JaarPercentage
20024
20034
200411
200512
200614
200719
200821

In de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 (Kamerstuk 31 700 X, nr. 61) is de ambitie voor groene energie aangescherpt. Het streven is dat bij Defensie in 2012, naast de elektriciteit, ook het aardgas en de huisbrandolie voor verwarming van gebouwen 100 procent duurzaam zullen zijn.

110 en 112

Kunt u nader toelichten wat wordt bedoeld met «Wel is onderkend dat nog «hernieuwde» aandacht nodig is voor belemmerende regelgeving in het operationele taakveld»? Op welke manier zal deze «hernieuwde» aandacht vorm krijgen? Wat zijn gestelde doelen in dit kader?

Kunt u uiteenzetten wat de «belemmerende regelgeving in het operationele taakveld» is?

Belemmerende regelgeving in het operationele taakveld is die regelgeving die de operationele commandant een goede taakuitvoering met de beschikbare capaciteiten in de weg staan, en die gezien de risico’s en mogelijk neveneffecten slechts beperkt bijdragen aan het verbeteren van de bedrijfsvoering.

Nog meer dan voorheen zal de totstandkoming en de herziening van interne regelgeving door de beleidsverantwoordelijken worden afgestemd met de operationele commando’s.

Daarbij zijn geen concrete doelen in kwantitatieve zin gesteld. Bij het opstellen van regelgeving wordt gekeken naar minimale beheernormen en maximale uitvoerbaarheid door de operationele commando’s.

111

Hoe staat het met het onderzoek naar de invoering van anti-skim-passen en het optimaliseren van de beveiliging van defensielocaties? Wat is de tussenstand van de «onaangekondigde evaluatiebezoeken»? Welke consequenties als gevolg van de implementatie van de Rijkspas zijn inmiddels inzichtelijk geworden?

Voor de anti-skim-passen is een product geselecteerd dat sinds twee maanden in een pilot wordt getest. Op dit moment worden de ervaringen geanalyseerd. Midden juni zal een besluit vallen over een eventueel vervolgtraject. De passage in het Jaarverslag 2008 over het optimaliseren van de beveiliging van defensielocaties betreft de aanvullende maatregelen die worden getroffen op de locaties waar enig risico onaanvaardbaar is.

Onaangekondigde evaluatiebezoeken worden op ad-hoc basis uitgevoerd. De resultaten worden met de bezochte organisatieonderdelen besproken met als doel het beveiligingsbewustzijn onder beveiligingspersoneel en lijnmanagement te versterken.

De chipkeuze van de Rijkspas wordt door Defensie ondersteund. Deze chip wordt door de huidige apparatuur binnen Defensie echter niet herkend. Niet alleen de leesapparatuur, maar ook de achterliggende systemen moeten worden aangepast. Hierdoor zal de migratie naar de nieuwe chiptechnologie geruime tijd vergen (Kamerstuk 31 700 X, nr. 66). Tot die tijd worden de in het Jaarverslag bedoelde aanvullende maatregelen uitgevoerd om de beveiliging van de defensielocaties te optimaliseren.

113

Kunt u de bedragen zoals die zijn vermeld in bijlage 3, betrekking hebbende op inhuur externen, afzetten tegen de voor 2008 begrote bedragen op dit terrein?

De uitgaven voor inhuur van externen worden niet afzonderlijk geraamd.

Het is derhalve niet mogelijk om de gerealiseerde uitgaven af te zetten tegen de hiervoor begrote bedragen.

114

Is het in 2008 voorgekomen dat voor de vulling van functies die oorspronkelijk gevuld werden met militair ambtenaren maar in 2008 ook gevuld konden worden door burgerambtenaren, extern is ingehuurd? Zo ja, hoe vaak is dit voorgekomen en welke bedragen waren hiermee gemoeid?

Bij cruciale vacante militaire functies wordt eerst bezien of het mogelijk is deze te vullen met een burgerfunctionaris van Defensie die voldoet aan de voor de functie gestelde kwaliteitseisen. Indien dit niet mogelijk blijkt, kan de militaire functie als civiel herkenbaar worden opengesteld voor tijdelijke vulling door een nieuw aan te stellen burger. Wanneer ook dit niet mogelijk blijkt, kan worden overgegaan tot externe inhuur.

In 2008 zijn 65 vte’n extern ingehuurd ten behoeve van militaire functies. Omdat in het financiële informatiesysteem niet specifiek is bijgehouden of inhuur op militaire of burgerfuncties heeft plaatsgehad, kan hier geen bedrag aan worden gekoppeld.

115

Kan de tabel in bijlage 3 (uitgaven inhuur externen) nader worden gespecificeerd met aantal VTE per punt? Zo nee, waarom niet? Kan de tabel in bijlage 3 (uitgaven inhuur externen) worden uitgesplitst naar kerndepartement en zelfstandige bestuursorganen? Zo nee, waarom niet? Wat zouden de cijfers voor de uitgaven aan inhuur van externen zijn exclusief de zelfstandige bestuursorganen?

Op dit moment wordt gewerkt aan een eenduidige koppeling van het financiële en personeelsinformatiesysteem om zowel in bedrag als vte’n de inhuur te kunnen presenteren. Dat is nu nog niet mogelijk.

De uitgaven voor inhuur zijn als volgt verdeeld over de artikelen en de baten-lastendiensten:

Bedragen x € 1 000

ArtikelBedrag
Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties2 091
Commando zeestrijdkrachten773
Commando landstrijdkrachten3 579
Commando luchtstrijdkrachten12 188
Commando Koninklijke marechaussee5 251
Defensie Materieelorganisatie29 835
Commando Dienstencentra81 561
Algemeen (Bestuursstaf)6 647
Baten-lastendiensten74 563
Totaal216 488

116

Wat zijn «beleidsondersteunende uitzendkrachten»? Vallen daar ook uitzendkrachten onder die in het buitenland worden ingezet? Zo ja, waar was dat in 2008 en voor welke functies?

In tabel 3 worden de uitzendkrachten gecategoriseerd als ondersteunend bedrijfsvoering. Onder deze categorie vallen ook uitzendkrachten die in het buitenland worden ingezet. Dit betreft voornamelijk tolken.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Miltenburg (VVD), voorzitter, Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Peters (GL).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Ormel (CDA), De Wit (SP), Çörüz (CDA), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Van Beek (VVD), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Jonker (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), Uitslag (CDA) en Vendrik (GL).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven