31 915 Wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten, in verband met de aanpassing van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende jeugdsancties

D NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE

Vastgesteld 12 oktober 2010

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.

De leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie danken de minister voor de uitvoerige beantwoording van hun vragen. Op enkele punten vragen zij nog om verheldering.

1. Beleidsinformatie

Na het voorlopig verslag uitgebracht te hebben in februari 2010 heeft de Algemene Rekenkamer in maart 2010 bevindingen gepubliceerd over instroom, doorstroom en uitstroom in de (gesloten) jeugdzorg. Daaruit blijkt dat nog teveel jeugdigen met meervoudige problemen onnodig een plaats krijgen in de gesloten jeugdzorg. Aansluitend op de beantwoording van de vragen over de gegevensregistratie hebben de leden van de PvdA-fractie de volgende vraag, waar de leden van de SP-fractie zich bij aansluiten. Wat is de reactie van de regering op aanbeveling van de Algemene Rekenkamer tot het registreren van kwantitatieve gegevens over de knelpunten in de jeugdzorg en de omvang van de gevolgen daarvan voor het plaatsen en het verblijf van jeugdigen in de gesloten jeugdzorg? Zal de regering daarbij gebruik maken van de handreiking van de Algemene Rekenkamer, te weten het aanbevolen beleids- en rekenmodel, om te komen tot actuele betrouwbare, eenduidige en relevante beleidsinformatie?

2. Scholings- en trainingsprogramma (STP)

De opmerkingen van de leden van de SP-fractie over overbodige regelgeving worden door de minister gepareerd met de mededeling dat het scholings- en trainingsprogramma (STP) nu verplicht is waar het voorheen facultatief was. Het bijzondere van STP was nu juist dat de instelling waaruit de jeugdige afkomstig was een plek open diende te houden, omdat hij de jongere weer op moest nemen als deze zich niet aan te spelregels hield. Echt vrijblijvend kan je dat niet noemen. Belangrijker dan de vraag hoe noodzakelijk het was om STP wettelijk te regelen was de opmerking van de leden van de SP-fractie dat de praktijk veel problemen liet zien m.b.t. de beschikbaarheid van de benodigde huisvesting, werk- of stageplekken en begeleidingsprogramma’s. Als daar niets aan gedaan wordt is de wettelijke regeling van STP niet meer dan window dressing. De minister zegt geen signalen te hebben ontvangen dat STP geen doorgang zou kunnen vinden. De wachtlijsten voor begeleide kamerbewoning en jeugdgezondheidszorghulp en de jeugdwerkloosheid doen het tegendeel vermoeden. Leden van de SP-fractie vragen mede namens de leden van de PvdA-fractie of er onderzoek is gedaan naar de werking van STP. En wat is er ondernomen m.b.t. de beschikbaarheid van de huisvesting, werkplekken en hulp die deze jongeren nodig hebben nu STP op veel grotere schaal zal voorkomen dan voorheen? De opzet van het trajectberaad is goed, maar is er al enig zicht op of alle partijen er klaar voor zijn? Gaat het werken in de praktijk?

3. Nazorg na pij-maatregel in het kader van het strafrecht

Volgens de minister is het belangrijk dat de nazorg is ingebed in het strafrecht, omdat bij pij-ers de kans groot is dat zij niets meer met justitie te maken willen hebben. In 2009 heeft 22% een aanbod voor vrijwillige nazorg geweigerd. Dat betekent dat 78% gemotiveerd is gebleken om hulp te aanvaarden. Hierbij speelt ongetwijfeld een rol dat dit aanbod inderdaad «niets met justitie te maken had». Omwille van de 22% weigeraars moeten deze 78% nu gedwongen worden langer onder het juk van justitie te zitten. Denkt de regering dat het resultaat van nazorg in het kader van het strafrecht wat betreft de hele groep beter zal zijn dan wanneer 78% het op vrijwillige basis goed doet, ze zijn gemotiveerd om hun leven weer op de rails te krijgen, tegen 22% die weer in de fout gaat omdat ze geen begeleiding hebben geaccepteerd, zo vragen de leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PvdA-fractie. Zou het niet zo kunnen zijn dat, wanneer de hele groep onder dwang onder het juk van justitie moet blijven, het totale resultaat slechter zal zijn, omdat een veel grotere groep zich zal verzetten, niet gemotiveerd zal zijn en dus ook niet mee zal werken. Welke methodiek denkt de regering in te zetten om deze ongemotiveerde adolescenten op het rechte spoor te krijgen c.q. te houden? Verwacht de regering dat dreiging met heropname hen er toe zal brengen hulp te accepteren? Is de regering bereid om bijvoorbeeld 3 jaar nadat de maatregel in werking is getreden te doen onderzoeken in hoeverre de verplichte nazorg na pij een positief effect heeft gehad op het welzijn van de jongere en tot minder recidive heeft geleid? De leden van de SP-fractie hechten, evenals de leden van de PvdA-fractie, bijzonder aan de subsidiariteit van het strafrecht voor jeugdigen, conform de eis van het IVRK.

4. Overtreding van de voorwaarden

De leden van de SP-fractie komen nog terug op het antwoord van de minister m.b.t. overtreding van de voorwaarden, art. 77ta. De minister motiveert het niet mogelijk maken van aanhouding buiten heterdaad met het feit dat het zich niet houden aan de voorwaarden ter sprake zal komen op de verlengingszitting. De leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie kunnen zich niet voorstellen dat de gemiddelde jongere die de voorwaarden overtreedt zich op dat moment realiseert dat hij daardoor wel eens een verlenging aan zijn broek zou kunnen krijgen. Lik-op-stuk lijkt ook hier verre te prefereren, omdat daarvan onmiddellijk effect te verwachten valt, daar waar veel jeugdige delinquenten nu heel goed weten hoe machteloos het hele justitieapparaat m.b.t. de naleving van de voorwaarden is. Deze leden zien graag een betere onderbouwing van het gebrek aan mogelijkheden om in te grijpen bij niet-naleving van de voorwaarden.

5. Tot slot

De leden van de SP-fractie hebben, mede namens de leden van de PvdA-fractie, nog een paar algemene vragen over de behandeling in de justitiële jeugdinrichtingen.

Is er nog sprake van enige differentiatie in behandeling? Het komt deze leden voor dat een zedendelinquent een andere aanpak nodig heeft dan een jongen die oude vrouwen overvalt en van hun handtas berooft, terwijl een loverboy-meisje weer een andere aanpak behoeft.

Is er voldoende psychiatrische expertise beschikbaar, gelet op het grote aantal jongeren in justitiële jeugdinrichtingen met een psychiatrische stoornis?

Wat heeft de huidige leegstand voor gevolgen voor het aanbod van onderwijs en praktijkscholing?

Hoe is het gesteld met de veiligheid van de justitiële jeugdinrichtingen? Is de hertoets van de inspecties gereed? De genoemde leden zouden gaarne het rapport ontvangen. Kan de regering dat toezeggen?

De leden van de commissie Justitie zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Kim van Dooren

Naar boven