31 906 Wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen met het oog op verlaging van de subsidies

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 oktober 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder verlettering van de onderdelen A en B tot onderdelen C en D en van onderdeel C tot onderdeel F worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

A

In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h tot een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. instelling voor buitenlandse activiteiten: een instelling als bedoeld in artikel 3.

B

In artikel 3 worden, onder vernummering van het vijfde tot zevende lid, twee leden ingevoegd, luidende:

5. Een politieke partij kan voor de toepassing van deze wet één instelling voor buitenlandse activiteiten aanduiden en met deze instelling een schriftelijke overeenkomst tot subsidieverlening sluiten. Een instelling voor buitenlandse activiteiten kan slechts door één politieke partij worden aangeduid.

6. Om als instelling voor buitenlandse activiteiten aangeduid te kunnen worden is vereist dat de instelling een rechtspersoon is die uitsluitend of in hoofdzaak activiteiten verricht ter ondersteuning van zusterpartijen en – organisaties buiten Nederland bij vormings- en scholingsactiviteiten.

B

Onderdeel C (nieuw) komt te luiden:

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een punt komma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. indien de politieke partij op de peildatum een instelling voor buitenlandse activiteiten heeft aangeduid, een basisbedrag van € 43 379 en per kamerzetel van de politieke partij een bedrag van € 4 458.

2. Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

De verdeling op grond van het vierde lid van het basisbedrag, bedoeld in het eerste lid, onder d, geldt slechts voor zover de politieke partijen een instelling voor buitenlandse activiteiten hebben aangewezen.

3. Het zesde lid komt te luiden:

6. De bedragen, genoemd in het eerste en tweede lid, worden jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de voor de rijksbegroting gehanteerde loon- en prijsbijstelling.

C

Onderdeel D (nieuw) komt te luiden:

D

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

Ten behoeve van de kalenderjaren 2009 tot en met 2015 worden de bedragen, genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdelen a, b en c, en tweede lid, na toepassing van artikel 6, zesde lid, nader gewijzigd door het resultaat van de berekening:

a. per 1 januari 2010 te verlagen met 5,11%;

b. per 1 januari 2011 te verlagen met 1,39%;

c. per 1 januari 2012 te verlagen met 1,5%;

d. per 1 januari 2013 te verlagen met 1,5%;

e. per 1 januari 2014 te verlagen met 1,5%, en

f. per 1 januari 2015 te verlagen met 1,5%.

D

Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

E

Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het bedrag, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder d, wordt slechts verstrekt voor zover de uitgaven van de aangeduide instelling voor buitenlandse activiteiten voor subsidie in aanmerking komen. Aan de subsidie is de verplichting verbonden dat in de overeenkomst, bedoeld in artikel 3, vijfde lid, is vastgelegd dat ten minste het ten behoeve van de instelling voor buitenlandse activiteiten verstrekte bedrag, door de politieke partij aan de instelling voor buitenlandse activiteiten wordt betaald.

2. Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II

1. Artikel I, onderdelen C, derde lid, D en F, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

2. Artikel I, onderdelen A, B, C, eerste en tweede lid en E, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

3. Artikel 10, derde lid, van de Wet subsidiëring politieke partijen, zoals gewijzigd door artikel I, onderdeel F, van deze wet, is voor het eerst van toepassing op het financieel verslag over het kalenderjaar 2010.

Toelichting

A, B, C en E

Met deze nota van wijziging wordt het budget van het MATRA Programma Politieke Partijen (MPPP) van het ministerie van Buitenlandse Zaken overgedragen naar de subsidieregeling voor politieke partijen van het minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het MPPP maakt onderdeel uit van het Maatschappelijke Transformatie Programma (MATRA). Het MPPP is gebaseerd op twinning van partijen met dezelfde ideologische achtergrond; het zogenaamde party-to-party model. Het MPPP stelt de politieke partijen financieel in staat om zusterpartijen in Midden- en Oost-Europa en buurlanden van de Europese Unie bij te staan met kadervorming en netwerkopbouw. De subsidie in het kader van het MPPP wordt niet rechtstreeks aan de Nederlandse politieke partijen verstrekt, maar aan stichtingen die aan de deelnemende partijen zijn gelieerd. Het over te dragen budget vanuit het MPPP betreft in totaal € 1 000 000.

Het ligt voor de hand dat er voor politieke partijen één subsidieregeling is op grond waarvan subsidie aan politieke partijen wordt verstrekt. In de Wet subsidiëring politieke partijen is reeds opgenomen dat de verstrekte subsidie aan een politieke partij kan worden aangewend voor het onderhouden van contacten met zusterpartijen buiten Nederland en het ondersteunen van vormings- en scholingsactiviteiten ten behoeve van het kader van de partijen.

Het over te dragen budget vanuit het MPPP wordt een subsidiedeel voor activiteiten ter ondersteuning van zusterpartijen en -organisaties buiten Nederland bij vormings- en scholingsactiviteiten en wordt op dezelfde wijze geoormerkt als dat voor politiek-wetenschappelijke instituten. Dat betekent dat deze subsidie alleen wordt toegekend als de partij een stichting voor deze buitenlandse activiteiten heeft aangewezen en dat de subsidie alleen voor die activiteiten kan worden gebruikt. De partijen worden verplicht de subsidie door te betalen aan de partijstichtingen.

Een verandering ten opzichte van de verdeelsystematiek van het MPPP is dat de subsidie op basis van de verdeelsystematiek van de Wet subsidiëring politieke partijen niet wordt beperkt tot een limitatieve lijst van landen. Het is aan de partijstichtingen zelf om te bepalen voor welke landen ze de subsidie willen benutten. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hier geen inhoudelijke bemoeienis mee. Dat is in lijn met het uitgangspunt van de Wet subsidiëring politieke partijen dat er geen bemoeienis is met de activiteiten waarvoor de politieke partijen de subsidies gebruiken en welke keuzes daarbij worden gemaakt. De enige voorwaarde is dat de subsidie wordt gebruikt voor de activiteiten genoemd in de wet.

C, D en F

Het voorgenomen geheel aan taakstellingen leidt gezien het gelijkheidsbeginsel tot de noodzaak ook de uitgangspunten en kaders voor de subsidie aan politieke partijen kritisch te bezien. De herziening van het subsidiebeleid leidt tot een voorgenomen korting voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 met een percentage van vier maal 1,5%. Dit betekent dat de subsidiekorting oploopt tot 6% in 2015. Deze kortingen gelden overigens niet voor het budget dat uit het MPPP is overgeheveld; daar is al een bezuiniging op doorgevoerd.

Gelet op het tijdsverloop en het gegeven dat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel financiering politieke partijen nog tijd zal vergen, is in het kader van dat wetsvoorstel besloten de taakstelling over het jaar 2009 te laten vervallen (zie Kamerstukken II 2010/11, 32 752, nr. 3, p. 20). Tevens zullen over het jaar 2010 de gecumuleerde percentages van 2009 en 2010 op de subsidie in mindering worden gebracht (5,11%). Dit heeft tevens tot aanpassing van artikel II geleid.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven