31 904
Wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten

nr. 38
AMENDEMENT VAN DE LEDEN ZIJLSTRA EN SAMSOM

Ontvangen 21 januari 2010

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel F, wordt onderdeel 3 als volgt gewijzigd:

1. Na de zinsnede «Een netbeheerder» wordt ingevoegd: , niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet,.

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. een ieder die verzoekt om een aansluitpunt ten behoeve van een aansluiting die een doorlaatwaarde heeft groter dan 40 m3(n) per uur te voorzien van een aansluitpunt op een gastransportnet met een voor die aansluiting geschikte druk en voldoende capaciteit.

II

Na artikel I, onderdeel G, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

G0a

Aan artikel 10b, eerste lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de aanleg, het beheer of het onderhoud van aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 40 m3(n) per uur.

Toelichting

Het wetsvoorstel kent voor aansluitingen groter dan 40 m3(n) per uur voor de netbeheerder de verplichting een aansluitpunt te realiseren. De «rest» van de aansluiting mag de potentiële aangeslotene zelf (laten) aanleggen.

Het is vanuit het oogpunt van veiligheid, betrouwbaarheid en/of doelmatigheid niet mogelijk of wenselijk dat de netbeheerder iedereen op het gastransportnet aansluit op het punt in het net waar de potentiële aangeslotene dat wenst. Het door het wetsvoorstel in te voegen artikel 10, vijfde lid, sub b, houdt daar geen rekening mee. Daarnaast doet de huidige formulering geen recht aan het kostenveroorzakingsprincipe. Als aansluiting op het dichtstbijzijnde punt in het net niet mogelijk of wenselijk is, komen de extra kosten van de te realiseren voorziening via de transporttarieven van de netbeheerder ten laste van de overige klanten van een netbeheerder.

Teneinde de netbeheerder in staat te stellen evenals thans rekening te blijven houden met de plaats in het net die uit het oogpunt van veiligheid, betrouwbaarheid en/of doelmatigheid het beste is, wordt op grond van het onderhavige amendement daarom toegevoegd dat iemand voor een aansluiting groter dan 40 m3(n) per uur recht heeft op een aansluitpunt op een gastransportnet met een voor de aansluiting geschikte druk en voldoende capaciteit.

Een soortgelijke regeling geldt op grond van de Elektriciteitswet 1998 voor een elektriciteitsafnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA.

Verder legt het amendement expliciet vast dat de netbeheerder ook «de rest» van de aansluiting kan verzorgen indien de afnemer hem dit vraagt (tegen niet-gereguleerde tarieven om cherry-picking te voorkomen). Ook dit spoort met de regeling uit de Elektriciteitswet 1998 waar afnemers die de aansluitingswerkzaamheden openbaar mogen aanbesteden, ook de netbeheerder (tegen niet-gereguleerde tarieven) kunnen vragen de aansluiting te verzorgen.

Ten slotte is in de bij dit amendement voorgestelde tekst de beheerder van het landelijke gastransportnet uitgesloten van de aansluitplicht. Een aansluitplicht voor de beheerder van het landelijk hogedruknet is niet nodig (voor grootverbruik) en niet gewenst (voor kleinverbruik). Deze uitzondering sluit aan bij de in de memorie van toelichting gevoerde argumentatie, die immers met name is gericht op regionale netbeheerders.

Zijlstra

Samsom

Naar boven