nr. 34
AMENDEMENT VAN HET LID ZIJLSTRA
Ontvangen 21 januari 2010
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In Artikel II wordt na onderdeel K een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ka
Artikel 27, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt na de woorden «iedere afnemer»
ingevoegd: , niet zijnde een producent,.
2. Na onderdeel d wordt onder vernummering van de onderdelen e, f
en g tot de onderdelen f, g en h een onderdeel ingevoegd, luidende:
e. iedere producent wordt aangesloten op het dichtstbijzijnde punt
in het net waar voldoende netcapaciteit beschikbaar is, met dien verstande
dat bij ministeriële regeling soorten productie-installaties of gebieden
kunnen worden aangewezen, waarbij onderscheidenlijk waarin een producent recht
heeft te worden aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net met een
bij zijn aansluiting behorend spanningsniveau;.
Toelichting
Momenteel moeten producenten met een aansluiting van maximaal 10 MVA worden
aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net met een bij de aansluiting
behorend spanningsniveau, ongeacht of er ter plaatse voldoende netcapaciteit
beschikbaar is. Indien het net ter zake verzwaard moet worden, komen de netverzwaringskosten
geheel ten laste van de netbeheerder en worden dan via de transporttarieven
gesocialiseerd over alle afnemers in het gebied van die netbeheerder. Er is
voor dergelijke producenten geen enkele prikkel om bij het kiezen van een
locatie rekening te houden met deze kosten. Integendeel, uit door de NMa beslechte
geschillen blijkt dat producenten hun WOZ-object en hun installatie splitsen
om onder de grens van 10 MVA te komen/blijven.
Om te voorkomen dat onevenredig hoge, te socialiseren kosten moeten worden
gemaakt voor de aansluiting van één of enkele producenten wordt
volgens het onderhavige amendement iedere producent aangesloten
op het dichtstbijzijnde punt in het net waar voldoende netcapaciteit beschikbaar
is. Bij ministeriële regeling kunnen voor bepaalde soorten productie-installaties
en/of voor bepaalde gebieden, waarvoor dit maatschappelijk gewenst wordt geacht,
uitzonderingen worden gemaakt, i.c. het huidige regime worden hersteld. Eenmaal
gemaakte keuzes kunnen aldus ook zonder wetswijziging aangepast worden indien
de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
Daarnaast kan de Minister met deze ministeriële regeling bepaalde
gebieden aantrekkelijker maken en daarmee andere gebieden minder aantrekkelijk
maken voor producenten om zich te vestigen. Daarmee heeft zij een instrument
dat kan bijdragen aan een vanuit maatschappelijk oogpunt efficiënte energie-infrastructuur.
Zijlstra