31 904
Wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten

nr. 32
AMENDEMENT VAN HET LID ZIJLSTRA

Ontvangen 20 januari 2010

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In Artikel I, onderdeel F, onder 4, komt het zesde lid als volgt te luiden:

6. Een netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, heeft, in aanvulling op de in het eerste, derde en vijfde lid genoemde taken, in het voor hem krachtens artikel 12f vastgestelde gebied tevens tot taak om:

a. een ieder die verzoekt om een aansluiting die een capaciteit heeft van maximaal 40 m3 per uur te voorzien van deze aansluiting, tenzij het gebouw ten behoeve waarvan een aansluiting wordt verzocht zich bevindt op een locatie:

1°. waar zich geen gastransportnet bevindt en de netbeheerder niet op economische voorwaarden een gastransportnet in werking kan hebben, onderhouden of ontwikkelen; of

2°. waar zich een warmtenet als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Warmtewet bevindt of gaat bevinden.

b. een ieder die verzoekt om een aansluitpunt ten behoeve van een aansluiting die een doorlaatwaarde heeft groter dan 40 m3 per uur te voorzien van dit aansluitpunt.

Toelichting

Het wetsvoorstel kent geen uitzondering op de aansluitplicht voor de zogeheten onrendabele gebieden (natuurgebieden en andere dunbevolkte gebieden, gebieden omgeven door snelwegen of «kunstwerken» etc.). Tot nu toe is geoordeeld dat het aanleggen van een gasnet respectievelijk van een of meer aansluitingen in deze gebieden vanwege de hoge maatschappelijke kosten en de aanwezigheid van alternatieven achterwege kan blijven. Het amendement beoogt de huidige praktijk te continueren en voor deze gebieden een uitzondering op de aansluitplicht op te nemen.

De kosten van een aansluitplicht in onrendabele gebieden zouden in de gereguleerde aansluit- of transporttarieven verdisconteerd moeten worden en dan tot een stijging van deze tarieven voor alle overige afnemers leiden gedurende de periode van de afschrijving van de investeringen. Te meer daar er praktische en duurzame alternatieven voor gas zijn, is een dergelijke stijging niet aanvaardbaar. Voorts is het ongewenst dat gastransportnetten moeten worden aangelegd in natuurgebieden.

De tekst van het wetsvoorstel sluit verder niet uit dat iemand in een stadsverwarmingsgebied zijn aansluiting op het warmtenet opzegt en daarna door de gasnetbeheerder moet worden aangesloten. Aangenomen dat dit niet de bedoeling is, wordt deze omissie tevens bij dit amendement hersteld.

Zijlstra

Naar boven