nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel H, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 1 komt artikel 7, eerste lid, tweede volzin, te luiden:
Het bedrag van dat voorschot en die vergoeding wordt bij algemene maatregel
van bestuur vastgesteld, mede aan de hand van het gegeven of de verzoeker
of de partij die niet de verzoeker is een natuurlijke persoon of een rechtspersoon
is.
2. Na onderdeel 8 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
9. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. De huurcommissie kan bij gelijkluidende of nagenoeg gelijkluidende
verzoeken ten aanzien van de partij die niet de verzoeker is en een rechtspersoon
is, indien deze, naar het oordeel van de huurcommissie, gelet op de strekking
van het verzoekschrift, de geheel of voor het grootste deel in het ongelijk
gestelde partij is, dan wel in ongeveer gelijke mate als de partij die de
verzoeker is in het ongelijk wordt gesteld, afwijken van het eerste lid, eerste
volzin, voor zover toepassing gelet op het belang dat die volzin beoogt te
beschermen naar haar oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende
aard.
B
Artikel I, onderdeel I, komt te luiden:
I
Artikel 8 komt te luiden:
Artikel 8
Voor het door de huurcommissie uitbrengen van een advies als bedoeld in
artikel 5, vierde lid, is door de verzoeker een vergoeding aan de Staat verschuldigd,
waarvan het bedrag bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld, mede
aan de hand van het gegeven of de verzoeker een natuurlijke persoon of een
rechtspersoon is.
Toelichting
Onderdelen A, onder 1, en B (deels)
In het voorgestelde artikel 7, eerste lid, tweede volzin, en artikel 8
van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (hierna: Uhw) wordt onder meer
bepaald dat de wijze van betaling van het voorschot op de vergoeding en de
vergoeding, bedoeld in het voorgestelde artikel 7, eerste lid, eerste volzin,
van die wet, onderscheidenlijk de vergoeding, bedoeld in artikel 8 van die
wet, bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Nu (het voorschot
op) de verschuldigde vergoeding kan worden gezien als een bestuursrechtelijke
geldschuld in de zin van de Algemene wet bestuursrecht zijn voor de wijze
van betaling hiervan de artikelen 4:89 en 4:90 van die wet van toepassing,
zodat de desbetreffende zinsnede in voormelde artikelen van de Uhw kan komen
te vervallen.
Onderdeel A, onder 2
Indien de niet-verzoekende partij een rechtspersoon is en naar het oordeel
van de huurcommissie, gelet op de strekking van het verzoekschrift, in het
ongelijk wordt gesteld, dan wel in ongeveer gelijke mate als de partij die
verzoeker is in het ongelijk wordt gesteld, is deze het bij algemene maatregel
van bestuur bepaalde bedrag van € 450 respectievelijk de helft daarvan
aan de huurcommissie verschuldigd. Ten aanzien van gelijkluidende dan wel
nagenoeg gelijkluidende verzoeken wordt voorgesteld dat de huurcommissie hiervan
kan afwijken indien het belang dat die bepaling beoogt te beschermen naar
haar oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Hierbij wordt
gedacht aan de situatie dat in een wooncomplex (nagenoeg) gelijkluidende verzoeken
door huurders bij de huurcommissie worden ingediend en die huurders geheel
of deels in het gelijk worden gesteld. Dit zou op grond van de in eerste instantie
voorgestelde wettekst ertoe leiden dat de verhuurder voor al die (nagenoeg)
gelijkluidende verzoeken per uitspraak een bedrag van € 450 dan
wel de helft daarvan zou zijn verschuldigd. Dit kan in voorkomende gevallen
onbillijk zijn.
Op grond van het voorgestelde artikel 3a, derde lid, van de Uhw kunnen
het bestuur en de zittingsvoorzitters hieromtrent regels stellen. De Raad
van Advies kan hierover op grond van het voorgestelde artikel 3g, vijfde lid,
van de Uhw advies uitbrengen.
Onderdeel B (deels)
Ook ten aanzien van een advies als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van
de Uhw wordt voorgesteld de hoogte van de aan de Staat verschuldigde vergoeding
vast te stellen mede aan de hand van het gegeven of de verzoeker een natuurlijke
persoon of een rechtspersoon is. Artikel 8 van de Uhw is hierop redactioneel
aangepast.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. E. Van der Laan