nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2009
Bij deze bied ik u de tweede nota van wijziging aan (kamerstuk 31 903,
nr.21) die ik heb toegezegd tijdens het debat over het wetsvoorstel Wijziging
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling landelijke Huurcommissie)
(hierna: wetsvoorstel) op 19 november jl.
In deze nota van wijziging worden de volgende zaken geregeld:
– Verruiming van het aantal zittingsvoorzitters van maximaal zeven
naar maximaal tien;
– Beperking van de herbenoeming van voorzitter en plaatsvervangend
voorzitter tot één aansluitend tijdvak van zes jaar;
– Introductie van collectieve geschilbeslechting alsmede een uitbreiding
van de hardheidsclausule.
Ter zake wil ik opmerken dat ik tijdens het debat heb toegezegd om per
nota van wijziging tevens te regelen dat de zittingsvoorzitters maximaal twee
keer herbenoemd kunnen worden. Echter, in het wetsvoorstel is al geregeld
dat er voor de zittingsvoorzitters maximaal twee herbenoemingen mogelijk zijn.
Voorts heb ik toegezegd uw Kamer vóór de stemming over het
wetsvoorstel te informeren over de borging van de laagdrempeligheid van de
Huurcommissie, in het licht van het vervallen van de strikte scheiding van
arrondissementen. Met deze brief doe ik tevens die toezegging gestand.
In het wetsvoorstel is opgenomen dat zittingen worden gehouden in het
arrondissement waarin de woonruimte waarover het geschil gaat gelegen is.
Het bestuur van de Huurcommissie kan, indien daar aanleiding toe is, beslissen
dat de zitting in een ander arrondissement plaatsvindt dat binnen een redelijke
afstand van de woonruimte ligt. Hierbij moet een goede balans zijn tussen
de laagdrempeligheid en een efficiënte werkwijze. Het vervallen van de
strikte scheiding tussen arrondissementen biedt kansen om de doorlooptijden
van de Huurcommissie te verlagen. Bijvoorbeeld: indien een woonruimte zich
in een plaats bevindt waar nauwelijks zaken zijn, kunnen partijen sneller
geholpen worden door in een andere naburige plaats (waar wel veel zaken zijn)
op zitting te komen.
Uw Kamer heeft mij gevraagd op welke wijze de laagdrempeligheid voor partijen
wordt geborgd.
Ten eerste staat in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel dat
de zitting in beginsel in het arrondissement plaatsvindt
waarin de woonruimte is gelegen. De intentie is er dus om partijen zo dichtbij
mogelijk van dienst te zijn.
Ten tweede wordt er met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel een Raad
van Advies geïntroduceerd. De leden hiervoor komen voort uit huurders-
en verhuurdersorganisaties (en onafhankelijke organisaties en personen). De
Raad van Advies adviseert onder meer over de zittingslocaties en zal via die
weg het belang van partijen bij een laagdrempelige Huurcommissie vertegenwoordigen.
Ten derde wordt met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel een bestuursreglement
geïntroduceerd, dat wordt vastgesteld door het bestuur van de Huurcommissie,
gehoord hebbende de zittingsvoorzitters. In het bestuursreglement worden (zoals
genoemd in het wetsvoorstel) de hoofdlijnen van de inrichting en de werkwijze
van de Huurcommissie beschreven, alsmede de zittingslocaties
vastgesteld. In het bestuursreglement zullen de gemeenten worden
genoemd waar de Huurcommissie zitting houdt. De borging van de laagdrempeligheid
zit in het feit dat het bestuursreglement, en dus ook de zittingslocaties,
de goedkeuring van de minister voor WWI behoeft. Wanneer de Huurcommissie
gebruik moet maken van tijdelijke zittingslocaties (denk bijvoorbeeld aan
een plotselinge stijging van de zaaklast in een bepaalde gemeente), moet de
minister hiervan schriftelijk in kennis worden gesteld.
Ten vierde zal de Huurcommissie de precieze bezoekadressen van de zittingslocaties
op de website vermelden. Hiermee wordt inzichtelijk waar de zittingslocaties
zich precies in de gemeenten bevinden.
Tot slot zal de Huurcommissie in het jaarverslag rapporteren over de invloed
van de reisafstand van partijen op de laagdrempeligheid van de Huurcommissie.
Op deze wijze kan uw Kamer controleren of de laagdrempeligheid behouden blijft.
Tijdens bovengenoemd debat is door de leden Van Bochove en Jansen de suggestie
gedaan om via een wetswijziging de mogelijkheid te creëren dat de minister
door middel van een algemene maatregel van bestuur nadere regels kan stellen
inzake de zittingslocaties. Ik heb toegezegd deze mogelijkheid te bekijken.
In het licht van bovenstaande acht ik een dergelijke voorziening niet nodig.
Tot slot, wil ik nog een kleine correctie doen. Voor zover ik tijdens
het debat heb aangegeven dat het in 2010 mogelijk wordt voor partijen om via
internet hun zaak te volgen, geldt dat het openbaar register in 2010 via internet toegankelijk wordt.
Ik ga er van uit dat ik met deze brief heb voldaan aan voormelde toezegging
van 19 november jl.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. E. van der Laan