Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 maart 2012
Op de lijst aanhangige wetgeving staat (onder andere) het voorstel van wet tot wijziging
van de Wet luchtvaart met betrekking tot de gevolgen van buitenlandse luchthavens
voor de ruimtelijke ordening op Nederlands grondgebied (Beperkingengebied buitenlandse
luchthaven, 31 898). De plenaire behandeling van dit wetsvoorstel is vorig jaar aangehouden
in afwachting van een eventuele nota van wijziging.
Ik heb destijds om uitstel gevraagd om te kunnen bezien of het in dit wetsvoorstel
geregelde onderwerp – het opstellen van zogenaamde beperkingengebieden bij algemene
maatregel van bestuur – zich leent voor decentralisatie, gelet op het Bestuursakkoord
2011–2015 van 21 april 2011 en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Ik ben,
mede in overleg met gedeputeerde van de provincie Limburg en de minister van Defensie,
tot de conclusie gekomen dat decentralisatie voor dit onderwerp niet opportuun is
te achten. De voorgestane regulering biedt vanwege de beoogde inhoud van zo’n beperkingengebied
geen enkele ruimte of beleidsvrijheid, zodat decentralisatie feitelijk zou neerkomen
op het overdragen van een aan (internationale en wettelijke regels) gebonden bevoegdheid.1 Derhalve zie ik af van een nota van wijziging op dit punt.
De nota van wijziging die u bijgaand aantreft (Kamerstuk 31 898, nr. 9), heeft dan ook alleen betrekking op een actualisering van de tekst van het wetsvoorstel
naar aanleiding van de samenvoeging van het ministerie van Verkeer en Waterstaat met
het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.
Verder is naar aanleiding van het amendement Jansen van 15 oktober 2009 een voorhangbepaling
opgenomen. Het voorliggende amendement (31 898, nr. 7) moet ik ontraden om de reden dat met dit amendement niet het doel wordt bereikt
dat het blijkens de toelichting beoogt te bereiken. Dit amendement heeft tot doel
de volksvertegenwoordiging te betrekken bij het besluit van de minister om een verklaring
van geen bezwaar af te geven of ontheffing te verlenen voor activiteiten binnen het
beperkingengebied, bijvoorbeeld het kappen van bomen.
Zo’n verklaring van geen bezwaar of ontheffing zal evenwel bij het kappen of aftoppen
van bomen niet in beeld komen, aangezien dergelijke activiteiten juist plaatsvinden
in het belang van de veiligheid van het vliegverkeer en dus niet in afwijking van
de bij amvb gestelde beperkingen.
Overigens komt de voorhangbepaling naar mijn mening voldoende tegemoet aan de aan
het amendement ten grondslag liggende wens om als Kamer geïnformeerd te worden over
de beperkingen, die ter plaatse t.z.t. zullen gaan gelden.
Tenslotte is een samenloopbepaling opgenomen, gelet op de tekst van het voorstel van
wet tot aanpassing van het bestuursprocesrecht.2
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J. J. Atsma