31 894
Uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van de verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels en tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EEG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten (Uitvoeringswet EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels)

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 16 juni 2009

1. Algemeen

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van de Tweede Kamer inzake het bovengenoemde wetsvoorstel. De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden van de fracties van de SP en VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en de leden van de PvdA-fractie hebben instemmend gereageerd. Deze nota naar aanleiding van het verslag wordt mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangeboden.

2. EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP-verordening)

De leden van de SP-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor etikettering en verpakking voor bestaande nationale en internationale symbolen en logo’s.

De in Nederland bestaande symbolen en aanduidingen uit de Europese richtlijnen voor chemische stoffen worden vervangen door de symbolen en aanduidingen uit verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEU L 353) (hierna: CLP-verordening). Voor een schematisch overzicht van de wijzigingen in symbolen verwijs ik u naar de bijlage bij deze nota naar aanleiding van het verslag. Op hoofdlijnen houden de wijzigingen van het bestaande systeem het volgende in:

• Het symbool met de doodskop met gekruiste beenderen is in het nieuwe systeem gereserveerd voor de acute toxiciteit (zoals op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is voorgeschreven). Voor de andere vormen van ernstige toxiciteit is een nieuw symbool ingevoerd.

• Het andreas kruis symbool voor de minder ernstige toxiciteit is vervangen door een symbool met een uitroepteken.

Voor stoffen mogen de bestaande symbolen nog tot december 2010 worden gebruikt en voor mengsels (preparaten) mag nog tot juni 2015 gebruik gemaakt worden van de bestaande symbolen. Dit geldt eveneens voor de regels over verpakkingen uit de CLP-verordening. Die regels hebben geen grote wijzigingen ondergaan. Stoffen die overeenkomstig de bestaande wetgeving zijn ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt en voor 1 december 2010 op de markt zijn gebracht, hoeven bovendien tot 1 december 2012 niet overeenkomstig de CLP-verordening opnieuw te worden geëtiketteerd of verpakt. Tot 1 juni 2017 hoeven mengsels, die overeenkomstig de bestaande wetgeving zijn ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt en voor 1 juni 2015 op de markt zijn gebracht, niet overeenkomstig de CLP-verordening opnieuw te worden geëtiketteerd of verpakt.

De leden van de SP-fractie geven aan geen heil te zien in een centrale Europese databank voor etiketten en verpakkingen en stellen een aantal vragen omtrent deze databank.

De centrale Europese databank (ook wel inventaris van indelingen en etiketteringen) legt alleen de indeling van stoffen in bepaalde gevaarscategorieën vast met de daarvan afgeleide etikettering. Het doel van deze inventaris is om een geharmoniseerd bestand te krijgen van de indeling en etikettering van stoffen om de indeling en etikettering door het bedrijfsleven van mengsels van bepaalde stoffen te vergemakkelijken. Met het samenstellen van deze inventaris worden ook de onderlinge verschillen tussen de indeling en etikettering van stoffen, opgesteld door fabrikanten en importeurs, opgeheven. De toepassing van een indelingsysteem met criteria garandeert namelijk niet altijd dat er een zelfde indeling van de stof uitkomt. Dit hangt af van de aanwezige informatie van de stof en kennis van de indeling van de betreffende fabrikant of importeur. De inventaris is dan ook in het leven geroepen ten behoeve van het bedrijfsleven en vergemakkelijkt ook de indeling van een stof of mengsel door derde landen waar mogelijk minder informatie of kennis aanwezig is.

Er wordt van de fabrikant of importeur niet verlangd dat er een etiket of een verpakking aan de inventaris wordt toegezonden. De indeling bepaalt de etikettering en de verpakking wordt bepaald door aparte regels uit de CLP-verordening. Gegevens over de verpakking worden niet in de inventaris opgenomen. De hoeveelheid mutaties in de indeling en etikettering wordt bepaald door nieuwe informatie over de stof die kan leiden tot een nieuwe indeling en daaraan gekoppeld een nieuwe etikettering.

Voor het toezicht op de naleving van de CLP-verordening is door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), de VROM-inspectie (VI) en de Arbeidsinspectie (AI) een gezamenlijke handhavingstrategie opgesteld. Het toezicht op de naleving van de melding van indelingsinformatie van stoffen aan het Europees Chemicaliën Agentschap wordt uitgevoerd door een van de genoemde inspecties of door het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) indien het gaat om chemische stoffen die op mijnbouwinstallaties op land en offshore worden toegepast.

Het houden van toezicht op de naleving van deze verplichting wordt gedaan in het kader van het cluster van indeling- en etiketteringsverplichtingen, dat bij de helft van de te onderscheiden sectoren de hoogste prioriteit scoort. Een toezichtprioriteit wordt gebaseerd op het risico dat wordt bepaald door een combinatie van het verwachte effect van het niet naleven van de verplichting en het ingeschatte nalevingsgedrag.

3. Uitvoering van de CLP-verordening

De leden van de CDA-fractie vragen wat het kader is voor de handhavingstrategie en het programma en op welke wijze dit wordt bepaald. Voorts wordt de vraag gesteld of bij het toezicht mandatering van taken plaatsvindt.

De Kaderstellende Visie op Toezicht (TK 2000–2001, 27 831, nr. 1) en het Programma Vernieuwing Toezicht (TK 2007–2008, 31 201, nr. 25) vormen samen met de CLP-verordening het kader voor de gezamenlijke handhavingstrategie en het programma. Dit betekent onder meer dat het toezicht selectief en risicogericht zal zijn en gebaseerd is op samenwerking tussen de betrokken inspectiediensten om het toezicht zo effectief en efficiënt mogelijk in te richten en zo min mogelijk belastend zal zijn voor het bedrijfsleven. Als belangrijk hulpmiddel voor het bepalen van de strategie en het programma is de methode «Programmatisch handhaven» van het ministerie van Justitie toegepast.

De bij de handhaving betrokken inspectiediensten VWA, VI, AI en SodM zullen worden aangewezen om toezicht te houden op de naleving van de CLP-verordening.

De leden van de SP-fractie vragen naar de relatie met REACH.

Het voorstel is complementair aan REACH in zoverre dat nieuwe informatie gegenereerd door REACH kan leiden tot een nieuwe indeling van de stof. Een aantal bepalingen, dat eerst in REACH stond over indeling en etikettering, is overgebracht naar de CLP-verordening. Alleen de CLP-verordening stelt eisen met betrekking tot de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels. Er is dan ook geen sprake van dubbel werk voor betrokken instanties en bedrijven.

De leden van de SP-fractie stellen een aantal vragen over het voorrangsbeginsel voor etiketteringselementen.

Het voorrangsbeginsel dat geldt voor gevarenpictogrammen, signaalwoorden, gevarenaanduidingen en veiligheidsmaatregelen regelt dat deze elementen voor ernstige gevaren altijd op het etiket worden vermeld en vermijdt dat naast een element voor een ernstig gevaar ook het symbool voor een minder ernstig gevaar wordt gebruikt. Bijvoorbeeld het symbool met de doodskop maakt het symbool met het uitroepteken overbodig.

Alleen voor veiligheidsmaatregelen is geregeld dat er in principe niet meer dan zes worden gebruikt, maar als de aard of de ernst van de gevaren dit vereisen, kan hierop een uitzondering worden gemaakt.

De voorrang wordt bepaald door de ernst van de effecten en wordt voor stoffen in de tot stand te brengen Europese inventaris vastgelegd. Voor de mengsels is het bedrijfsleven verantwoordelijk voor de indeling en het daaruit voortvloeiende etiket. In de CLP-verordening zijn daartoe criteria opgenomen.

De werknemer moet over de gevaren en risico’s altijd ingelicht worden door de werkgever, waarbij het etiket maar een onderdeel van de informatie vormt. Naast het etiket is er voor werknemers een veiligheidsinformatieblad waarin meer informatie kan worden opgenomen dan op het etiket. Daarnaast is de werkgever verantwoordelijk voor de voorlichting van zijn werknemers over hoe met de stof gewerkt moet worden. De gebruiksaanwijzing van het product moet garanderen dat onder de aangegeven omstandigheden het product veilig gebruikt kan worden en op het etiket staan uit voorzorg waarschuwingen voor het optreden van eventuele schadelijke effecten als de gebruiksaanwijzing niet wordt opgevolgd.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie zich af hoe wordt bepaald wanneer verplicht moet worden geëtiketteerd. De verplichting voor etikettering vloeit eenduidig voort uit de indeling van een stof of mengsel. Daaruit blijkt of de stof of het mengsel gevaarlijk zijn. Alle informatie voor indeling en etikettering moet beschikbaar zijn (voor ten minste 10 jaar) voor de toezichthoudende inspectiediensten. Bij het toezicht houden op de naleving van voorschriften met betrekking tot etikettering en verpakking kan van deze informatie gebruik worden gemaakt, onder meer om na te gaan of de gemaakte afwegingen juist zijn.

4. Gevolgen van de CLP-verordening voor de nationale wetgeving

De leden van de VVD-fractie willen de verzekering dat bij de uitvoering van de CLP-verordening niet verder wordt gegaan dan wat door de EU wordt verplicht.

De CLP-verordening maakt deel uit van het nationale recht van Nederland. Met dit wetsvoorstel wordt strikt uitvoering gegeven aan de CLP-verordening. De CLP-verordening heeft rechtstreekse werking. Om de CLP-verordening in de praktijk goed te laten werken, zijn de lidstaten verplicht de daartoe noodzakelijke uitvoeringsregels vast te stellen. Met voorliggend wetsvoorstel wordt voorzien in deze uitvoeringsregels. Deze uitvoeringsregels bevatten geen aanvullende Nederlandse vereisten.

5. Lasten en voordelen voor het bedrijfsleven

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de kosten voor de overgang volgens de berekening van de regering uitkomen op € 145 miljoen. De leden vragen hoeveel hierop bezuinigd kan worden en of hier een plan voor is gemaakt. In de aanbevelingen van de quickscan wordt geadviseerd het bedrijfsleven uitgebreid voor te lichten om de kosten van de CLP-verordening voor met name het MKB zoveel mogelijk te beperken. Deze aanbeveling is overgenomen. Er is in overleg met het bedrijfsleven een uitgebreid voorlichtingsplan ontwikkeld om het bedrijfsleven uitvoerig te informeren over de gevolgen van de CLP-verordening. De voorlichtingscampagne omvat voorlichtingsmateriaal, informatiedagen, een website en een helpdesk waar bedrijven terechtkunnen voor vragen over de CLP-verordening.

De leden van de VVD-fractie vragen in relatie tot de hoge lasten voor MKB-bedrijven of de CLP-verordening ruimte laat voor een latere startdatum en of dit zou leiden tot een verdere verlaging van de lasten voor MKB-bedrijven. De CLP-verordening biedt geen ruimte voor een latere startdatum. Op 31 december 2008 is de CLP-verordening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. De artikelen 60 en 61 van de CLP-verordening bepalen dat met ingang van 1 juni 2015 stoffen en mengsels moeten worden ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt overeenkomstig de CLP-verordening. Hierbij geldt nog bovendien de hierboven beschreven uitverkooptermijn van twee jaar voor stoffen en mengsels.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie wat de regering heeft gedaan met de aanbevelingen die zijn geformuleerd naar aanleiding van de quick scan. De aanbevelingen uit de quickscan zijn opgevolgd. Zo is de overgangsperiode verlengd tot 2015 (was 2013) met daarnaast nog extra een uitverkoopperiode tot 2017. Verder wordt het bedrijfsleven op dit moment door een uitgebreide voorlichtingscampagne via voorlichtingsmateriaal, informatiedagen, een website en helpdesk uitvoerig geïnformeerd over de gevolgen van de CLP-verordening.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

BIJLAGE

kst-31894-6-1.gif
Naar boven