31 885
Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot nadere wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, ondertekend te Wenen op 1 september 1970, zoals gewijzigd bij het op 18 december 1989 ondertekende Protocol en het op 26 november 2001 ondertekende Protocol; Wenen, 8 oktober 2008

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 maart 2009

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 10 maart 2009. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 9 april 2009.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 8 oktober 2008 te Wenen totstandgekomen Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, ondertekend te Wenen op 1 september 1970, zoals gewijzigd bij het op 18 december 1989 ondertekende Protocol en het op 26 november 2001 ondertekende Protocol (Trb. 2008, 213).

Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M.Verhagen

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).Met het onderhavige Protocol wordt een nadere wijziging beoogd van het op 1 september 1970 te Wenen tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol (Trb. 1970, 169), zoals gewijzigd bij het op 18 december 1989 te ’s-Gravenhage ondertekende Protocol (Trb. 1990, 13), en bij het op 26 november 2001 te ’s-Gravenhage ondertekende Protocol (Trb. 2002, 3), hierna te noemen «het Verdrag».

Het Verdrag wordt op één punt gewijzigd. Oostenrijk zal ter voorkoming van dubbele belasting betreffende de beloning van in Oostenrijk wonende artiesten en sportbeoefenaars in plaats van de vrijstellingsmethode voortaan de verrekeningsmethode hanteren.

De wijziging is op initiatief van Nederland voorgesteld. Aanleiding vormt de in het Belastingplan 2007 opgenomen aanpassing van de zogenoemde artiesten- en beroepssportersregeling (hierna «ABSR»)1. Als gevolg van deze aanpassing heft Nederland met ingang van 1 januari 2007 niet langer loon- en inkomstenbelasting over de beloning die in het buitenland wonende beroepssporters, artiesten en buitenlandse gezelschappen ontvangen voor de activiteiten die zij in Nederland verrichten. De aangepaste ABSR stelt onder meer als voorwaarde dat de betreffende artiest, sporter of het gezelschap inwoner dient te zijn van een land waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft, of van de Nederlandse Antillen of Aruba. Voor een nadere toelichting over de aanleiding voor deze aanpassing van de ABSR zij verwezen naar de memorie van toelichting bij het Belastingplan 20072.

In situaties waarin een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting geldt, is het sporters- en artiestenartikel van toepassing op de beloning die beroepssporters, artiesten en buitenlandse gezelschappen ontvangen. Dit artikel wijst het heffingsrecht toe aan het land waar de activiteiten worden verricht (werkstaat).

Nu de ABSR is aangepast, effectueert Nederland als werkstaat dit heffingsrecht niet langer. Indien de verdragspartner voor deze inkomsten aan zijn inwoners voorkoming van dubbele belasting geeft door middel van de vrijstellingsmethode, kan de situatie ontstaan dat over deze inkomsten in het geheel geen belasting wordt geheven. Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan is aangegeven dat contact zal worden opgenomen met deze «vrijstellingslanden» om te trachten deze dubbele vrijstelling ongedaan te maken.

Ook Oostenrijk is een vrijstellingsland met betrekking tot de beloning genoten door artiesten, beroepssporters en gezelschappen. Nederland heeft Oostenrijk daarom schriftelijk verzocht ter voorkoming van dubbele belasting voor deze inkomsten niet langer de vrijstellingsmethode te hanteren, maar de verrekeningsmethode. Dit leidt ertoe dat deze inkomsten volledig in het woonland – in casu Oostenrijk – kunnen worden belast. Eerder is al een vergelijkbaar protocol tot wijziging van de voorkomingsmethode voor sporters en artiesten gesloten met Estland (Trb. 2008, 145).

2. Budgettaire gevolgen

Dit Protocol zal voor Nederland geen budgettaire gevolgen hebben, aangezien er geen verandering wordt aangebracht in de heffingsrechten van Nederland. De budgettaire gevolgen van de wijziging van de ABSR zijn besproken in de memorie van toelichting daarbij1.

3. Koninkrijkspositie

Het onderhavige Protocol zal, evenals het Verdrag, alleen voor Nederland gelden.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Het derde en vierde lid van artikel 24 van het Verdrag geven aan op welke wijze Oostenrijk voorkoming van dubbele belasting verleent aan zijn inwoners. Het vierde lid bevat de vrijstellingsmethode die in het algemeen door Oostenrijk wordt gehanteerd. Voor een aantal specifieke verdragsartikelen past Oostenrijk de verrekeningsmethode toe. Deze artikelen zijn genoemd in het vierde lid. Met het onderhavige Protocol wordt in laatstgenoemd artikellid een verwijzing opgenomen naar het sporters- en artiestenartikel (artikel 18, eerste en tweede lid). Hiermee wordt de verrekeningsmethode ook van toepassing op inkomsten genoten door in Oostenrijk woonachtige artiesten, beroepssporters en gezelschappen.

Artikel 2

Het Protocol treedt in werking dertig dagen nadat de vereiste formaliteiten voor inwerkingtreding door beide landen zijn afgerond en zal van toepassing zijn op de belastingjaren die beginnen na 31 december van het kalenderjaar waarin aan deze vereiste formaliteiten is voldaan. Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2007 is reeds opgemerkt dat de aanpassing van de ABSR in een aantal gevallen tot een dubbele vrijstelling kan leiden, maar dat deze naar verwachting een tijdelijk karakter zal hebben. Met het oog op de eenduidigheid van de nieuwe regeling en de daarmee samenhangende administratieve lasten en uitvoeringsaspecten werd het daarom aanvaardbaar geacht om de ABSR ook met betrekking tot vrijstellingslanden reeds meteen af te schaffen. Vanuit dezelfde overweging is ervoor gekozen de aanpassing van het Verdrag geen terugwerkende kracht te geven tot 1 januari 2007.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

Kamerstukken II 2006/07, 30 804, nr. 2, blz. 5–8.

XNoot
2

Kamerstukken II 2006/07, 30 804, nr. 3, blz. 5–18.

XNoot
1

Kamerstukken II 2006/07, 30 804, nr. 3, blz. 33 e.v.

Naar boven