Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31880 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31880 nr. 3 |
Vastgesteld 20 mei 2009
De commissies voor de Rijksuitgaven1, de vaste commissie voor Financiën2, de vaste commissie voor Economische Zaken3, en de vaste commissie voor Justitie4, hebben een aantal vragen aan de staatssecretaris van Financiën voorgelegd over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Intracommunautaire btw-fraude» (Kamerstuk 31 880, nr. 2).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 mei 2009.
Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,
Aptroot
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Blok
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Timmer
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,
De Pater-van der Meer
De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,
Groen
De vragen en de antwoorden zijn gerangschikt naar thema, aan de hand van de verschillende aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.
1. Omvang btw-fraude 3
2. Organisatie en sturing 3
3. Btw-nummers 5
4. Informatievoorziening 9
5. Toezicht en opsporing 11
6. Europese samenwerking 13
7. Overig 17
Deelt de regering de (conservatieve) inschatting van de Algemene Rekenkamer dat de schade van btw (carrousel) fraude minimaal € 1 miljard bedraagt?
Waarom maakt de Nederlandse Belastingdienst geen ramingen van de derving van btw in Nederland, specifiek door btw-fraude? Kan de regering desondanks een schatting geven van de derving van btw in Nederland, specifiek door btw-fraude? Waarom maakt de Belastingdienst geen ramingen van de derving van btw in Nederland, specifiek door intracommunautaire btw-fraude wetende dat het om honderden miljoenen gaat?
Wat is het geschatte bedrag dat Duitsland, België en Nederland tezamen aan deze carrouselfraude kwijt zijn?
Hoe kan er beter inzicht worden verkregen in hoe groot de totale financiële schade is van btw-carrouselfraude zowel in Nederland als in de EU?
De totale omvang van de belastingfraude in Nederland is niet bekend. Ook de Algemene Rekenkamer heeft al eerder in haar rapport «Fraudebestrijding: de stand van zaken 2004» (vergaderjaar 2004–2005, 29 810) vastgesteld dat de theoretische omvang van de belastingfraude niet kan worden berekend. De inzet van de Belastingdienst is en blijft er op gericht om de beschikbare handhavingscapaciteit met name in te zetten op die terreinen waar de fiscale en financiële risico’s het grootst zijn. Daarmee wordt ook gaandeweg het inzicht in de aard en de mogelijkheden tot voorkoming van fraude verscherpt.
Hoe kijkt de regering aan tegen de schatting van ruim 654 miljoen euro door carrouselfraude? Wat is de schatting van de regering?
Dit bedrag is geen schatting maar een berekening van het totale fiscale nadeel aan gederfde btw-inkomsten over de periode 2003 t/m 2007. Dit bedrag is berekend door de FIOD-ECD op basis van de processen-verbaal van de strafrechtelijk afgehandelde carrouselfraudezaken over genoemde periode. Overigens wordt opgemerkt dat er van dit bedrag maar weinig alsnog door de Belastingdienst kan worden teruggehaald.
Een belangrijk deel van de taakuitvoering omtrent intracommunautaire btw-fraude is neergelegd bij de dertien belastingregio’s, waarvoor het één van de vele taken is. Hoe verhoudt de taakuitvoering omtrent intracommunautaire btw-fraude zich bij deze belastingregio’s tot het totale pakket aan taken?
Jaarlijks wordt de beschikbare capaciteit van de belastingregio’s toebedeeld over de verschillende segmenten (MKB, middelgrote bedrijven, zeer grote bedrijven) en de verschillende belastingmiddelen. Zowel in de begroting IXB als in de interne stuurcontracten worden afspraken gemaakt over de aantallen onderzoeken bij bedrijven in de verschillende segmenten. Het toezicht op de omzetbelasting, en daarmee ook de intracommunautaire btw-fraude, maakt daarvan onderdeel uit.
Iedere regio maakt een eigen toezichtplan. Per regio wordt op basis van een eigen risicoweging een selectie gemaakt van belastingplichtigen, die gecontroleerd worden. Bij intensivering van het toezicht op de omzetbelasting betekent dit dat minder capaciteit beschikbaar is voor andere onderdelen van het toezicht.
De Landelijke Toezicht Organisatie (LTO) heeft via Landelijke Toezichtplannen invloed op de helft van de toezichtwerkzaamheden van de belastingregio’s en daarmee ook op de beoordelingen van risicofactoren bij de BTW. De andere helft van de toezichtwerkzaamheden is aan de regio zelf. Waarom is voor deze verdeling gekozen? Waarom heeft de LTO geen invloed op alle toezichtwerkzaamheden van de belastingregio?
Gekozen is voor deze praktische verdeling omdat in het ene geval een regionale aanpak effectiever en efficiënter is en in het andere geval een landelijke aanpak. Op centraal niveau worden jaarlijks de kaders voor handhaving vastgesteld. Deze kaders zijn bepalend voor zowel de aanpak in de regio als voor de landelijke aanpak. De aanpak van intracommunautaire btw-fraude valt op dit moment primair onder de regionale aanpak, omdat er vanuit wordt gegaan dat de regio’s het beste zelf de beschikbare capaciteit kunnen afstemmen op de zich in die regio voordoende risico’s (bijvoorbeeld aan de hand van signalen van de FIOD-ECD). Bij het nadrukkelijker voeren van centrale regie bij (intracommunautaire) btw-fraude zal de betekenis van het landelijk toezichtplan voor de werkzaamheden van de regio’s in de toekomst groter worden.
Bij de FIOD-ECD te Amsterdam is het Taakaccent btw-fraude (TBF) ondergebracht. Welk deel van de tijd en middelen van de FIOD-ECD wordt ingevuld door TBF?
De bezetting van het TBF bestaat op dit moment uit circa 12 fte.
Kan de regering concreet aangeven hoe zij de aanpak van intracommunautaire btw-fraude verder gaat versterken naast de opmerkingen die de staatssecretaris maakt in zijn reactie op het rapport?
Waarom is er geen overkoepelende aansturing en prioritering van de aanpak van intracommunautaire btw-fraude?
Zoals al gemeld in de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer worden onder regie van de belastingregio Zuidwest voorstellen voorbereid die moeten leiden tot verbetering van het hele proces van bestrijding van (intracommunautaire) btw-fraude. Met alle andere betrokken onderdelen van de Belastingdienst wordt zorgvuldig en grondig bezien op welke wijze verbetering kan plaatsvinden. Daarbij gaat het niet alleen om organisatorische vraagstukken, maar vooral ook om de inhoudelijke kant van de zaak en het capaciteitsvraagstuk. De planning is de interne besluitvorming voor de zomer af te ronden. Na besluitvorming zal de Tweede Kamer hierover zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.
Aan wat voor soort plannen om de bestuurlijke aandacht te vergroten denkt de staatssecretaris?
Meer dan voorheen zal centraal worden gestuurd op de inzet van de regio’s ten behoeve van de bestrijding van btw-fraude. Sturing vindt plaats door middel van het gezamenlijke stuurcontract van de belastingregio’s met de directeur-generaal Belastingdienst. De afspraken worden nader geconcretiseerd in het landelijke toezichtsplan en de regionale toezichtsplannen. Verantwoording van deze werkzaamheden vindt plaats door middel van periodieke interne voortgangsrapportages en uiteindelijk in het Jaarverslag IXB en het Beheersverslag Belastingdienst.
Waarom is de norm voor de landelijke toezichtwerkzaamheden niet vastgelegd in stuurcontracten met de belastingregio’s over 2007 en 2008?
Waarom zijn in het stuurcontract 2008 geen afspraken vastgelegd over de beoordeling van geselecteerde aangiftes?
Jaarlijks worden in de stuurcontracten landelijke normen vastgelegd voor de uitvoering van het toezicht. De stuurcontracten voor 2007 en 2008 bevatten onder meer afspraken over de aantallen uit te voeren boekenonderzoeken bij bedrijven. Een deel van deze controles heeft betrekking op de omzetbelasting. Zo zijn in 2008 circa 24 000 controles uitgevoerd naar de omzetbelasting.
De afspraken in het stuurcontract worden verder uitgewerkt in het landelijke toezichtsplan en de regionale toezichtsplannen. Daarin worden de concrete acties geformuleerd op het terrein van omzetbelasting.
Waarom zijn in de prestatie- of stuurcontracten met de regio’s geen afspraken vastgelegd over de (terugkoppeling van de) afhandeling van verzuimsignalen waaraan de Central Liaison Office (CLO) de regio’s kan houden?
Deze afspraak zal onderdeel uitmaken van het pakket van maatregelen dat momenteel door regio Zuidwest wordt ontwikkeld. Afspraken hieromtrent zullen hun plaats krijgen in het landelijk toezichtsplan. Eenmaal afgesproken zal dit onderwerp deel uitmaken van de reguliere verantwoordingscyclus.
Btw- of carrouselfraudezaken zijn in de handhavingarrangementen over 2007 en 2008 niet als bijzondere aandachtspunten aangemerkt? Wanneer wel?
In de handhavingarrangementen wordt aangegeven op welke terreinen de FIOD-ECD en het Openbaar Ministerie hun aandacht richten. Hierbij wordt traditioneel een onderverdeling aangebracht in fiscale- en douanezaken, financieel-economische zaken en goederen. Btw- of carrouselfraudezaken behoren tot het contingent van de fiscale zaken.
Hoeveel btw-nummers zijn er nu in Nederland in omloop? Hoeveel in Duitsland? Hoeveel in België? Met hoeveel van deze Nederlandse nummers wordt naar schatting fraude gepleegd?
Het aantal belastingplichtigen voor de omzetbelasting (met btw-nummer) in Nederland is eind 2008 1,4 miljoen. Er bestaat geen totaaloverzicht van het aantal Nederlandse btw-nummers waarmee fraude wordt gepleegd. Jaarlijks worden door de FIOD-ECD zo’n 100 btw-fraudezaken behandeld.
Dezerzijds zijn geen gegevens bekend over het aantal in omloop zijnde btw-nummers in Duitsland en België.
16, 39, 40, 53, 54, 56, 58, 59, 60, 70 en 71
Andere oorzaken zijn capaciteitsgebrek bij de belastingregio’s, gebrek aan relevante toetsingsinformatie en beperkte mogelijkheden om btw-nummers te weigeren. Hoe en in welke mate werken deze oorzaken precies door in de constatering dat de Belastingdienst slechts een beperkte toets aanlegt bij het aanvragen van een btw-nummer door een startende onderneming?
Volgens de staatssecretaris is het niet mogelijk om op basis van criminele (fiscale) antecedenten een btw-nummer te weigeren. Op basis van welke regelgeving of jurisprudentie is dat? De staatssecretaris is voor de wijziging van EU-wetgeving op dit punt om objectieve criteria vast te stellen voor de voorwaarden van de weigering. Hoe denken de verantwoordelijke bewindspersonen van de andere betrokken landen hierover en wordt een gezamenlijk initiatief in Ecofin-verband overwogen?
De Algemene Rekenkamer geeft aan dat de staatssecretaris onvoldoende reageerde op advies 5 waarin wordt gesteld dat een btw-nummer moet worden gedeactiveerd bij een niet te traceren ondernemer en dat bij een wisseling in eigendom/leiding van de onderneming wederom eenzelfde preventieve toetsing als bij startende ondernemingen moet worden gehouden. De staatssecretaris geeft echter aan dat de genoemde werkzaamheden behoren tot de normale werkzaamheden in het kader van handhaving. Worden bovenstaande adviezen nu wel of niet uitgevoerd?
Bent u bereid een btw-nummer direct te deactiveren op het moment dat een ondernemer niet traceerbaar blijkt te zijn?
Bent u bereid om wisselingen in eigendom of leiding van ondernemingen aan een soortgelijke toets te onderwerpen als de toets waaraan startende onderneming worden onderworpen?
Wat zijn de mogelijkheden om een btw-nummer direct te deactiveren als een ondernemer niet traceerbaar blijkt?
Er is wetgeving in voorbereiding om een lijst te kunnen opstellen van degenen aan wie de rechter een verbod heeft opgelegd om op te treden als bestuurder van een rechtspersoon. Hoe wordt hieromtrent omgegaan met btw-fraude?
Is het ministerie van Justitie wetgeving aan het voorbereiden om de reeds bestaande mogelijkheden van een beroepsverbod voor bestuurders van rechtspersonen te verruimen met betrekking tot btw-fraude?
Waarom is onbekend in hoeveel gevallen een aanvraag van een btw-nummer na beoordeling is afgewezen? Waarom is evenmin bij regio’s bekend hoeveel btw-nummers zijn ingetrokken na gebleken misbruik?
Op bladzijde 28 staat dat de rechtspraak van het Hof van Justitie bepaalt dat aan iedere ondernemer altijd een btw-nummer moet worden verstrekt ook al zijn het bekende btw-fraudeurs. Kan worden aangegeven waarin de Nederlandse handelwijze afwijkt van die van België en Duitsland en waarom?
In België en Duitsland worden gegevens van personen met een dubieus profiel bijgehouden en gebruikt om te bepalen of nader onderzoek nodig is bij het aanvragen van een btw-nummer. Waarom gebeurt dit in Nederland niet?
In diverse vragen wordt ingegaan op de afgifte van btw-nummers en de daarbij gehanteerde toetsing. Op dit moment bestaat wettelijk geen mogelijkheid om een btw-identificatienummer te weigeren op basis van criminele (fiscale) antecedenten. Op basis van artikel 9 van de btw-richtlijn van de Raad van 28 november 2006, PbEU L 347, is iedere persoon die regelmatig leveringen of diensten verricht (een economische activiteit verricht) een btw-plichtige ondernemer. In het algemeen is het oogmerk of het resultaat van die economische activiteit irrelevant voor de beoordeling of een persoon een btw-plichtige ondernemer is. Op basis van artikel 214 van diezelfde richtlijn is iedere lidstaat verplicht een btw-identificatinummer te verstrekken aan deze btw-plichtige ondernemers. De belastingplichtige die wist dat hij door zijn aankoop deelnam aan een transactie die onderdeel was van btw-fraude, is voor de toepassing van de btw nog wel ondernemer. In de praktijk gaat het daarbij bijvoorbeeld om tussenschakels. Alleen ingeval een persoon economische activiteiten verricht die louter gericht zijn op het plegen van btw-fraude, oftewel alleen als de persoon zelf belastingfraude pleegt en dat bovendien zijn enige activiteit is, oefent die belastingplichtige geen economische activiteit uit in de zin van de btw. Van deze persoon kan en moet het btw-identificatienummer onmiddellijk worden ingetrokken. Ik verwijs hierbij naar het arrest van het Hof van Justitie EG van 19 oktober 2004, gevoegde zaken C-439/04 en C-440/04. Het bestaan van een wettelijke mogelijkheid om ook in situaties waarin belastingplichtigen weten dat ze een onderdeel (gaan) vormen van een btw-fraude en dat hun enige activiteit is, de afgifte van een btw-identificatienummer te kunnen weigeren of in te trekken, kan zeker nuttig zijn om (verdere) btw-fraude te voorkomen. Hiervoor is wijziging van Europese regelgeving nodig, waarvoor het initiatief bij de Europese Commissie ligt. In de mededeling van de Europese Commissie over de gecoördineerde fraudestrategie van 1 december 2008, COM2008/807final, is aangegeven dat in een volgende serie voorstellen aandacht zal worden gegeven aan gemeenschappelijke standaards voor het afgeven en intrekken van btw-identificatienummers. In dit kader zal het punt van weigering of intrekking van een btw-identificatienummer bij fraude aan de orde komen.
Overigens merk ik op dat weigering of intrekking van btw-identificatienummers wel plaatsvindt als vastgesteld wordt dat een persoon geen economische activiteiten (meer) verricht of een persoon onvoldoende kan onderbouwen dat plannen bestaan om economische activiteiten te gaan verrichten. Ook worden btw-identificatienummers ingetrokken als een ondernemer niet traceerbaar is en er aanwijzingen zijn dat het betreffende btw-identificatienummer gebruikt is bij (carrousel)fraude. Op dat punt bestaan dus geen bezwaren mijnerzijds tegen intrekking van dat nummer. Ook worden geen btw-nummers afgegeven aan schijnbedrijven. De informatie inzake weigeringen en intrekkingen van btw-nummers wordt vastgelegd in de systemen van de Belastingdienst. Bezien wordt of deze informatie breder gebruikt kan worden bij het toezicht op btw-fraude.
Tot de normale taak van belastingkantoren behoort de preventieve toetsing bij een wisseling in eigendom/leiding van een ondernemer, die beschikt over een btw-identificatienummer. De aanbeveling van de Algemene Rekenkamer wordt op dit punt overgenomen. Dit betekent dat deze preventieve toetsing de aandacht krijgt die zij verdient. De regio Zuidwest is thans belast met de monitoring van (onder meer) deze activiteiten op het gebied van de omzetbelasting.
De constatering klopt dat de Belastingdienst een beperkte toets aanlegt bij de verstrekking van btw-identificatienummers. Dit vindt zijn oorzaak in beschikbare capaciteit, gebrek aan relevante toetsingsinformatie, een ruim ondernemersbegrip in de btw, en – voor een zeer belangrijk deel – in het beleid om btw-nummers aan alle startende ondernemers binnen de normtijd van maximaal vijf werkdagen te verstrekken, binnen welke periode een uitgebreide risicobeoordeling niet mogelijk is. In dit verband wordt opgemerkt dat naast de check op het ondernemerschap risico’s door middel van preventie, detectie, opsporing en toezicht (incl. repressie) beheerst worden.
Momenteel is het ministerie van Justitie bezig met de voorbereiding van het wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod. Deze wetgeving is bedoeld om civielrechtelijk te kunnen optreden in gevallen waarin bestuurders in ernstige mate de op hen rustende verplichtingen hebben geschonden. Met deze maatregel kunnen duidelijk ongeschikte bestuurders uit de leiding van een rechtspersoon worden geweerd. Het is de bedoeling dat de namen van deze personen in een openbaar register worden opgenomen. Naar verwachting zal het wetsvoorstel nog deze zomer bij de Tweede Kamer worden ingediend.
Verder is het kabinet van plan om in het kader van een geïntensiveerde en integrale aanpak van financieel-economische criminaliteit de mogelijkheden te verruimen om bij veroordeling voor een financieel economisch misdrijf de schuldige voor bepaalde duur het recht te ontzeggen een bepaald beroep uit te oefenen, daaronder begrepen het optreden als bestuurder van een rechtspersoon. Een wetsvoorstel dat daartoe strekt is op dit moment aanhangig bij de Eerste Kamer (vergaderjaar 2008–2009, nr. 31 386). De voorgestelde verruiming van de toepassingsmogelijkheid van deze sanctie betreft ook fraudedelicten, waaronder btw-fraude.
Mij is niet bekend dat de Nederlandse praktijk van het afgeven en intrekken van btw-nummers bij btw-fraude afwijkt van de praktijk in België en Duitsland. Wat betreft de Belgische en Duitse fraudeaanpak bij personen met een dubieus profiel zal ik onderzoeken of dit ook in Nederland toepasbaar is.
De LTO van de Belastingdienst heeft een checklist opgesteld die de Kamers van Koophandel bij de intake moeten hanteren. Wat zijn de ervaringen tot nu toe hiermee?
In de praktijk komt het zelden voor dat de Kamer van Koophandel voorlopige btw-identificatienummers weigert op basis van de checklist. Aan de Kamers van Koophandel is gevraagd periodiek een overzicht te verschaffen van de gevallen waarin geen voorlopig btw-identificatienummer is verstrekt. Aan de hand van dit overzicht kan dan achteraf gecontroleerd worden of aan deze zaken de vereiste aandacht is gegeven.
Wanneer is het onderzoek naar de meerwaarde en vormgeving van een registratie van de verificatie van btw-nummers voor risicoanalyses afgerond?
Hoe wordt omgegaan met onduidelijke waarschuwingen die verificatie van btw-nummers soms oplevert?
Er loopt momenteel een vooronderzoek. Afhankelijk van de uitkomsten – in termen van toegevoegde waarde, mogelijkheden en kosten – zal worden besloten over het vervolg. Dit onderwerp zal worden meegenomen bij de eerdergenoemde voorstellen tot verbetering van het proces van bestrijding van btw-fraude.
Waarom worden notariële akten niet gebruikt bij de beoordeling van nieuwe aanvragen van btw-nummers?
Voor de beoordeling van nieuwe aanvragen van btw-nummers bieden de notariële akten geen meerwaarde boven de informatie over de rechtspersoon uit de registratie van de Kamers van Koophandel.
In België en Duitsland worden registers bij gehouden van btw-identificatienummers die geverifieerd zijn. Waarom wordt dit niet in Nederland gedaan?
In 1993 is als service naar bedrijven het verificatiesysteem opgezet waarbij bedrijven het door hun klanten verstrekte btw-identificatienummer kunnen checken. Bij de Belgische en Duitse belastingautoriteiten zal worden geïnformeerd naar hun ervaringen met het bijgehouden verificatieregister om te onderzoeken of Nederland ook een dergelijk register moet inrichten.
Waarom registreren CLO Almelo en CLO Amsterdam uitgezette verzoeken om informatie in twee verschillende systemen?
De betrouwbaarheid van statistische informatie over het aantal uitgewisselde informatieverzoeken laat te wensen over. Dit komt mede door het feit dat CLO Almelo deze bestuurlijke informatie handmatig moet samenstellen. Kan dit niet anders worden geregeld? Waarom zijn de criteria voor de samenstelling van deze bestuurlijke informatie niet duidelijk?
Bedoelde situatie is in zoverre gewijzigd dat de afhandeling van alle informatieverzoeken nu in Almelo is belegd. Sinds 1 januari 2009 wordt nog maar in één systeem geregistreerd. De onbetrouwbaarheid van de bestuurlijke informatie vond zijn oorzaak in het feit dat voor de gegevensuitwisseling in zowel Amsterdam als Almelo de gegevens uit vier verschillende registratiesystemen moesten worden gecombineerd.
Hoe wordt omgegaan met de aanbeveling dat het administratieve controleproces van informatie in VAT Information Exchange System (VIES) te traag en daardoor gevoelig is voor lang slepende en onjuiste opgave van informatie?
Op dit moment vindt onderzoek plaats hoe informatie uit het VIES-systeem via de zogeheten Infoserver direct ter beschikking komt van de medewerkers van de Belastingdienst. De Infoserver is een database waarin allerlei queries zijn te maken en waarmee een klantbeeld valt te vormen van iedere ondernemer in Nederland.
Waarom is pas relatief recent (september 2005) met pilotprojecten een begin gemaakt met een meer gecoördineerde aanpak van de analyse en beheersing van frauderisico’s?
Waarom komt de ICT-ondersteuning vooral op het gebied van risicosignalering moeizaam van de grond?
De staatssecretaris heeft niet gereageerd op de oproep van de Algemene Rekenkamer om de risicobeoordeling via een geautomatiseerd systeem te ondersteunen. Waarom niet? Hoe denkt de regering hierover?
Hoe wordt bij de ontwikkeling van selectiemodules door de LTO precies tegemoet gekomen aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer dat meer geavanceerde informatiesystemen moeten worden ontwikkeld die het risicomanagement, onder andere op het gebied van btw-fraude, kunnen ondersteunen? Hoe worden hierbij de lessen uit het buitenland betrokken?
«In deze zaken wordt volgens de staatssecretaris bij de Belastingdienst voorzien binnen de verdere ontwikkeling van selectiemodules die in 2009 worden opgeleverd».
Hoe wordt hierin precies voorzien?
Welke pilots, die voor een deel relevant zijn voor het tegengaan van carrouselfraude, zijn in ontwikkeling en wanneer treden ze in werking?
In diverse vragen wordt ingegaan op de constatering van de Algemene Rekenkamer dat ICT-ondersteuning, vooral op het gebied van risicosignalering, moeizaam van de grond komt.
In algemene zin wordt opgemerkt dat de Belastingdienst, gelet op de ICT-complexiteit bij de Belastingdienst, zeer terughoudend is met het introduceren van nieuwe systemen.
Wel kan er het nodige worden verbeterd in het gebruik van bestaande systemen.
De selectiemodule is een applicatie waarmee lijsten van belastingplichtigen worden gegenereerd die aan vooraf bepaalde risicocriteria voldoen. De behandeling van deze lijsten door de regio’s wordt ondersteund met een klantbeeld met daarin de relevante algemene en fiscale data van de belastingplichtige (omzetbelasting, intracommunautaire transacties, invoer). Dit geeft de mogelijkheid de belastingplichtige te rangschikken op basis van een risicoscore.
De ontwikkeling van de selectiemodule omzetbelasting (OB) is momenteel in de afrondende fase.
Er heeft een pilot plaatsgevonden in vier regio’s (regio’s Randmeren, Amsterdam, Holland-Midden en Oost). Tijdens deze pilot zijn o.m. de selectieregels getest die betrekking hebben op intracommunautaire transacties, zoals nihilaangevers met intracommunautaire verwervingen, snelgroeiers in het nultarief en vrijgestelden met intracommunautaire verwervingen. Vanaf mei 2009 start een vervolg om de nieuw gebouwde functionaliteiten te testen. De vervolgpilot richt zich op de behandeling van negatieve aangiften omzetbelasting. De module, waarin diverse queries standaard zijn ingebouwd, is naar verwachting in 2010 landelijk te gebruiken.
Bij de start van de ontwikkeling van de selectiemodule OB is geïnventariseerd wat men op dit gebied in het buitenland doet. Met de andere EU-lidstaten vindt daarnaast geregeld overleg plaats waarbij onder meer de detectie van mogelijke fraude wordt besproken. Deze kennis wordt gebruikt bij het opstellen van risicoprofielen.
Verder zal worden geïnvesteerd in de uitbouw van de intelligence. Door analyse van beschikbare gegevens, het maken van slimme queries en professional judgement kunnen naar verwachting meer resultaten worden geboekt. Een instrument daarvoor is de hiervoor genoemde Infoserver (zie het antwoord op vraag 20). Nagenoeg alle informatie op het gebied van intracommunautaire transacties wordt in deze database verzameld, waarmee een klantbeeld is te vormen van iedere ondernemer in Nederland.
Is er een mogelijkheid om vanaf heden informatie bij te houden over de fiscale afhandelingen, zoals het als oninbaar afboeken van btw-vorderingen als gevolg van carrouselfraude?
Binnen de Belastingdienst zal extra aandacht worden besteed aan de informatievoorziening over de afdoening van fraudezaken. Hoe gaat dit precies plaatsvinden?
Hoe gaat de Belastingdienst extra aandacht geven over de afdoening van fraudezaken?
Dit punt zal worden betrokken bij de eerdergenoemde voorstellen tot verbetering van het toezicht.
Waarom handelen belastingregio’s verzuimsignalen over ondernemers die niet tijdig of niet volledig een opgave doen, niet volledig af? Waarom is het boetebeleid van de belastingregio’s niet consistent?
De regio’s maken hun eigen keuzes binnen de beschikbare inzetbare capaciteit om te beoordelen of onvolledig of onjuist ingediende opgaven intracommunautaire leveringen moeten leiden tot een verzuimboete. Dit verschil in behandeling wordt betrokken bij de eerdergenoemde voorstellen tot verbetering van het toezicht.
26, 27, 32, 33, 37, 50, 51, 52 en 55
Om de carrouselfraude tegen te gaan zal er op verschillende onderdelen moeten worden geïnvesteerd in de personele capaciteit. Hoeveel extra personeel dient aan te worden genomen om een vooruitgang in de aanpak van deze fraude te realiseren? Hoeveel extra personeel betekent dit voor Duitsland en hoeveel voor België? Zijn deze landen bereid een dergelijke investering te maken?
Welke capaciteit wordt ingezet om intracommunautaire btw-fraude aan te pakken en is de regering bereid om een kosten-baten analyse te maken van de inzet van extra capaciteit in de bestrijding van deze fraude?
Wanneer doet Regio Zuidwest voorstellen tot verbetering van het proces van bestrijding van btw-fraude?
Wat voor verbeteringen ziet Regio Zuidwest in het proces van (intracommunautaire) btw-fraude? Wanneer kan de Kamer een plan van aanpak tegemoet zien komen? Wat voor risico’s doen zich voor in het sturingsproces?
Waarom bent u van mening dat binnen de Belastingdienst voldoende aandacht wordt besteed aan en capaciteit beschikbaar wordt gesteld voor reageren bij het achterwege blijven van btw-aangiftes en/of ambtshalve beschikkingen die niet worden betaald, terwijl de Algemene Rekenkamer de Belastingdienst als weinig alert op dit terrein omschrijft?
Wanneer worden resultaten aan de Kamer gepresenteerd met betrekking tot de overgenomen aanbevelingen?
De Algemene Rekenkamer geeft aan de reactie van de staatssecretaris met enige regelmaat te weinig concreet te vinden (ondanks het feit dat ze beseffen dat hij vaak afhankelijk is van EU-regelgeving). Wil de staatssecretaris de aanbevelingen alsnog voorzien van uitvoerige en concrete reacties?
Kunt u per aanbeveling waarbij de Algemene Rekenkamer van mening is dat nadere concretisering van uw toezegging wenselijk is, aangeven hoe u deze toezegging nader gaat concretiseren?
Bent u bereid verzuimsignalen volledig af te handelen en ondernemers te benaderen die regelmatig verzuimen om hen te bewegen gegevens volledig en juist aan te leveren?
Regio Zuidwest zal uitgewerkte voorstellen doen voor maatregelen ter verbetering van de aanpak van (intracommunautaire) btw-fraude. Daarbij gaat het om de inrichting van het sturingsproces, maar ook om de inhoudelijke kant van de zaak en het capaciteitsvraagstuk. Na besluitvorming zal de Kamer zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.
In algemene zin kan het volgende worden opgemerkt. Risicobeheersing gericht op fiscale risico’s, financieel belang en maatschappelijke relevantie, blijft bepalend voor de invulling van het toezicht. In het toezicht zet de Belastingdienst de beschikbare middelen in daar waar de grootste compliance effecten zijn te verwachten. Voor de aanpak van risico’s heeft de Belastingdienst de beschikking over een breed scala aan handhavingsinstrumenten. Naast preventieve instrumenten zoals het beoordelen van wet- en regelgeving, communicatie en dienstverlening, staan repressieve instrumenten zoals boekenonderzoeken, fraudeonderzoeken en bestuurlijke boetes. Handhavingsregie is het bewust kiezen van de in te zetten instrumenten om de maximale compliance te bereiken.
De handhavingsregie gaat uit van het segmenteren van belastingplichtigen: voor groepen met een gemeenschappelijke problematiek of profiel kan een specifieke en samenhangende aanpak worden gevolgd. Dit vergroot de effectiviteit.
Specifiek voor btw-fraude geldt dat de hoofddoelstelling is het zo snel mogelijk stopzetten van de lopende carrousels en het voorkomen van nieuwe carrousels. De snelheid van handelen om te voorkomen dat fraudeurs niet meer te achterhalen zijn, moet worden vergroot. Preventieve instrumenten zijn aanpassing van wet- en regelgeving, voorlichting aan ondernemers die ongewild partij worden in een carrouselfraude, afspraken met potentiële facilitators (zoals adviseurs, banken en vervoerders) en handhavingscommunicatie.
Repressieve instrumenten zijn kantoortoetsing, controles ter plaatse, het opleggen van naheffingsaanslagen, indien mogelijk beslag leggen op verhaalsobjecten die bij vermoedelijke fraudeurs zijn aangetroffen, en het strafrechtelijk aanpakken van de individuele fraudeurs en de organisatoren van de carrousels.
In het genoemde plan van aanpak zullen deze maatregelen nader worden uitgewerkt. Ook zullen voorstellen worden gedaan voor de organisatorische sturing en monitoring van de maatregelen.
Daarbij past ook een capaciteitsplaatje. De voorstellen moeten passen binnen het totaal van de capaciteit van de Belastingdienst. Naast wettelijke en politiek-maatschappelijke overwegingen zullen ook overwegingen van kosten/baten daarbij een rol spelen. Er bestaat dezerzijds geen inzicht in de personele inzet van de belastingdiensten in Duitsland en België voor bestrijding van btw-fraude.
Wegen de extra kosten van het volgen van een aantal aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op tegen de baten die daaruit voortvloeien?
Deze vraag is niet zondermeer te beantwoorden. Problematisch bij intracommunautaire btw-fraude is de inning van verschuldigde bedragen. De praktijk is dat bij geconstateerde fraude maar een relatief klein deel van het totale fiscale nadeel kan worden ingevorderd. Door meer in te zetten op het zo snel mogelijk stopzetten van de lopende carrousels en het voorkomen van nieuwe carrousels, kan zoveel mogelijk worden voorkomen dat schulden ontstaan. De baten moeten in eerste instantie worden gezocht in het verminderen van het nalevingstekort (tax gap) en het bevorderen van de compliance.
Wat zijn de resultaten van de in 2007 door LTO uitgezette actie om vergunningen die niet regelmatig worden gebruikt, in te trekken?
In 2008 zijn inmiddels van de 7678 in aanmerking komende vergunningen 7089 daadwerkelijk afgevoerd. Twee regio’s voeren deze actie nog in 2009 uit.
Hoe wordt gerichte voorlichting en communicatie over de risico’s van betrokkenheid bij intracommunautaire btw-fraude opgezet?
Vanuit het TBF worden regelmatig op verzoek van de belastingregio’s voorlichtingen gegeven. Regelmatig neemt het TBF ook zelf initiatief om voorlichting te geven, zowel binnen de Belastingdienst als daarbuiten (intermediairs, bedrijfsleven). Verder wordt in de reguliere opleiding voor Belastingdienstmedewerkers een dag ingeruimd om de medewerkers bekend te maken met de problematiek van intracommunautaire btw-fraude.
Waarom leiden de Member State Warnings (MSW’s) in Nederland niet automatisch tot vragen aan of signalen naar de regio’s?
De praktijk is dat deze meldingen niet eenduidig en niet altijd betrouwbaar zijn. Bekeken wordt of dit soort meldingen centraal moet worden behandeld. Dit punt zal worden betrokken bij de eerdergenoemde voorstellen tot verbetering van het toezicht.
Hoe kijkt de regering aan tegen de maatregelen die worden genomen in de mededeling elektronisch factureren voor btw, in het bijzonder de maatregel om de informatievoorziening tussen lidstaten te verkorten van 3 maanden naar 1 maand (fiche 2, 22 112, nr. 828)?
Het voorstel van de Europese Commissie om het tijdvak waarvoor lijsten van intracommunautaire leveringen worden ingediend te verkorten van 3 maanden naar 1 maand, maakt al deel uit van de inmiddels gepubliceerde frauderichtlijn 2008/117/EG. De implementatie van deze frauderichtlijn is onderdeel van het zogenoemde wetsvoorstel «BTW-pakket» dat 31 maart 2009 aan de Tweede kamer is aangeboden. De verkorting van de termijn voor de informatie-uitwisseling is inmiddels opgenomen in de Verordening 1798/2003. Voor beide geldt een inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2010.
Waarom wordt er bij fiscale fraude niet meer op thema’s internationaal samengewerkt? Hoe beoordeelt u in dit kader de aanpak van internationale vrouwenhandel als voorbeeld van succesvolle internationale samenwerking?
Op het gebied van intracommunautaire btw-fraude wordt wel degelijk op thema’s internationaal samengewerkt. Een voorbeeld van internationale samenwerking gericht op de bestrijding van intracommunautaire btw-fraude is het Eurocanet; het Autocanet tussen België, Luxemburg en Nederland is daar weer een verbijzondering van. In algemene zin is Nederland een verklaard voorstander van fraude-units in alle lidstaten om op die manier de juiste counterparts te hebben voor snelle en goede informatieuitwisseling. Recent heeft bijvoorbeeld het Frans-Nederlandse initiatief voor een intensievere samenwerking van fraudespecialisten van verschillende lidstaten Europees navolging gekregen. Met het systeem van Eurofisc is een nieuwe stap gezet in de fraudebestrijding.
Daarnaast wordt door middel van een groot aantal fiscale seminars met als onderwerp btw-fraude ook vanuit de Europese Commissie beoogd het onderwerp in Europa actueel te houden en te leren van elkaars best-practices. Onlangs heeft Nederland een fiscalis-seminar over de aanpak van btw-fraude georganiseerd. Op die wijze is ook de Missing Trader guide ontwikkeld, met daarin best-practices op het gebied van aanpak intracommunautaire btw-fraude.
Hoe beoordeelt de regering het afschaffen van het nultarief als middel om intracommunautaire btw-fraude uit te sluiten? Wat zijn de voor- en nadelen?
In 1992 is – bij de afschaffing van de fiscale grenzen in EU-verband – vanwege de uitvoeringsproblematiek in Europees verband gekozen voor het huidige btw-systeem. Voor een afschaffing van het nultarief bestaat in Europa weinig steun. Een voordeel van het afschaffen van het nultarief is dat goederen in de bedrijfsketen niet btw-vrij geleverd kunnen worden waardoor de btw-fraude minder makkelijk wordt gemaakt. Een groot nadeel is dat juist op dit punt weer fraude kan gaan ontstaan doordat de leverancier de btw wel berekent maar niet afdraagt. Daarnaast zouden grensoverschrijdend enorme btw-bedragen teruggevraagd moeten gaan worden door het bedrijfsleven. Hiervan heeft dan het gehele Europees handelende bedrijfsleven last. Aangezien het carrouselfraudeprobleem zich meestentijds voordoet in sectoren met goederen van geringe omvang die een hoge waarde en grote afzetmarkt kennen, ligt het daarom voor de hand de fraude gerichter aan te pakken binnen het huidige systeem. Als deze strategie niet blijkt te werken, moet in de toekomst worden nagedacht over ingrijpender aanpassingen in het btw-systeem.
Wat is de reden dat het Verenigd Koninkrijk zoveel verzoeken indient bij Nederland?
Nederland is in veel gevallen bij btw-carrouselfraude betrokken als doorvoerland. Uit analyse en detectie is gebleken dat veel van de goederen die (op papier) via Nederland vervoerd worden als bestemming het Verenigd Koninkrijk hebben. In het Verenigd Koninkrijk vindt veel btw-fraude plaats en wordt op dit moment veel aandacht besteed aan de bestrijding van die btw-carrouselfraude. Dat heeft tot gevolg dat veel verzoeken aan andere lidstaten worden gesteld waaronder Nederland. Bovendien is er door Nederland een Memorandum of Understanding afgesloten met het Verenigd Koninkrijk over nauwe samenwerking op het gebied van de BTW-fraude bestrijding.
Hoeveel effect heeft het volgen van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voor Nederland indien andere lidstaten achterblijven of niet meedoen?
Zoals in de reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer is aangegeven, is bestrijding van btw-carrouselfraude een grensoverschrijdend fenomeen. Bestrijding ervan vereist samenwerking tussen de lidstaten. De aanbevelingen zien echter vooral op de activiteiten van de Nederlandse Belastingdienst; ze zijn daarmee minder afhankelijk van de inzet door andere lidstaten. Dit laat echter onverlet dat bijvoorbeeld de kwaliteit van informatie langs het VIES uit andere lidstaten een rol speelt bij de effectiviteit van de maatregelen door de Nederlandse Belastingdienst.
Ziet de regering mogelijkheden om samen met Duitsland en België een «cliënt volg systeem» op te zetten op basis van criminele en of fiscale antecedenten?
Op dit moment ontbreekt daarvoor een juridisch kader. De Verordening 1798/2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de btw staat spontane uitwisseling van informatie toe tussen lidstaten maar beperkt die uitwisseling tot informatie die nodig is met het oog op een juiste btw-heffing. Alleen een crimineel verleden is voor de btw-heffing relevante informatie. Voor de Europese overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken geldt ook dat spontane uitwisseling van deze informatie alleen is toegestaan bij strafbare feiten en vergrijpen.
Hoe stimuleert Nederland initiatieven voor een betere intracommunautaire uitwisseling van informatie?
Hoe gaat de regering zich sterker maken om fraudebestrijding op EU-niveau te verbeteren? Wanneer verwacht de staatssecretaris resultaten door Europese samenwerking?
De Algemene Rekenkamer adviseert bij punt 11 prestatieafspraken voor de tijdige behandeling van informatieverzoeken vast te leggen, de informatievoorziening over de internationale uitwisseling van gegevens te verbeteren, het wegnemen van knelpunten die nog bestaan bij de internationale informatie-uitwisseling te bevorderen etc. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de Belastingdienst dit als aandachtspunt heeft onderkend en er afspraken zijn gemaakt over de aanpak ervan. In Europees verband zou de versnelling van informatie-uitwisseling worden geëvalueerd. De Algemene Rekenkamer geeft aan dat nadere concretisering wenselijk is en dat er op Europees niveau nadere initiatieven nodig zijn. Wat gaat de regering doen met deze adviezen?
«De hierboven genoemde punten zijn volgens de staatssecretaris ook onderdeel geweest van een algemeen onderzoek naar de wederzijdse bijstand tussen EU-lidstaten. Inmiddels zijn deze punten als aandachtspunten onderkend. Binnen de Belastingdienst zijn afspraken gemaakt over de aanpak ervan». Welke afspraken zijn precies gemaakt?
Binnen de Belastingdienst zijn afspraken gemaakt over de verbetering van het gehele proces wederzijdse bijstand binnen de dienst (waaronder dat voor de btw). Deze afspraken zien op versnelling van de informatie-uitwisseling, een beter gebruik van de ontvangen informatie, verhoging van het aantal bijstandsverzoeken aan het buitenland, een betere resultaatmeting, terugkoppeling van de behaalde resultaten en een verbetering van het systeem van bestuurlijke informatie. Aan de uitvoering van deze afspraken wordt momenteel gewerkt.
Daarnaast is bij CLO Almelo een pilot ingericht die tot doel heeft de vervuiling van databases tegen te gaan en de kwaliteit van de uit te wisselen Nederlandse data te verbeteren. Het gaat hier met name om de juistheid van de btw-identificatienummers.
In Europees verband participeert Nederland actief. Nederland heeft samen met Frankrijk het initiatief genomen tot een verbeterde versie van Eurocanet, genaamd Eurofisc. Dit is een decentraal netwerk waarin specialisten van alle lidstaten op het gebied van fraudebestrijding nauw gaan samenwerken en op carrouselketens gerichte informatie snel onderling uitwisselen en de aanpak coördineren.
Op dit moment wordt door de Europese Commissie een aanpassing van de Verordening 1798/2003 voorbereid. De voorgestelde maatregelen, die betrekking hebben op de versterking van de samenwerking tussen de belastingdiensten van de lidstaten, betreffen Eurofisc, de automatische toegang tot bepaalde gegevens, gemeenschappelijke minimumeisen voor inschrijving in en uitschrijving uit VIES, een verbetering van de informatieverstrekking naar ondernemers teneinde meer zekerheid te krijgen over de identiteit van zijn handelspartner en gedeelde verantwoordelijkheid voor de bescherming van de inkomsten van alle lidstaten.
Daarnaast prepareert de Commissie een verslag over de samenwerking tussen de belastingdiensten. Tegelijkertijd zal in de Europese werkgroep Anti Tax Fraud Strategy de praktische invulling van dit netwerk worden uitgewerkt. Een datum voor de start is op dit moment nog niet te geven. In de tussentijd blijft Eurocanet actief.
Op korte termijn, vanaf 2010, zullen EU-lidstaten door de implementatie van de frauderichtlijn 2008/117/EG ten opzichte van nu versneld (binnen een maand) via VIES gegevens over alle intracommunautaire transacties gaan uitwisselen.
Waarom stuurt Nederland zo weinig spontane informatieverzoeken naar het buitenland?
Gedoeld wordt waarschijnlijk op spontane informatieverstrekking door Nederland aan het buitenland. Voor de omstandigheid dat van deze mogelijkheid tot op heden maar beperkt gebruik wordt gemaakt, zijn geen specifieke redenen aan te wijzen. Onderdeel van de voorgestane intensivering van de bestrijding van de (intracommunautaire) btw-fraude, zal ook zijn het vergroten van de bewustzijn van het mogelijke belang van spontane informatie-uitwisseling.
«Binnen het Standing Committee on Administrative Cooperation (SCAC) overleg is er daarom een werkgroep ingesteld die hierin verbetering moet brengen. Nederland participeert in deze werkgroep.» Welke landen participeren nog meer in deze werkgroep en wanneer komt deze werkgroep met resultaten?
Andere participanten in deze werkgroep waren Oostenrijk, Finland, Hongarije, Ierland, Italië, Luxemburg, Polen, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Het eindrapport van de werkgroep is onlangs uitgebracht. De Europese Commissie gaat initiatieven nemen om de uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport te versnellen. In de praktijk betekent dit dat de lidstaten zullen worden gestimuleerd om te investeren in deze processen (mensen en kennis).
Kunt u per conclusie uit het «gezamenlijk rapport Nederland, België, Duitsland» aangeven wat hierop uw reactie is?
De conclusies in het gezamenlijk rapport komen in algemene zin overeen met de conclusies en aanbevelingen in het rapport voor Nederland. Grosso modo zijn dezelfde aandachtsgebieden te onderkennen. Wat betreft de te ondernemen acties levert het gezamenlijk rapport dan ook geen nieuwe punten op. Wel biedt het gezamenlijk rapport een meer gemeenschappelijk inzicht in de aandachtspunten en eventuele knelpunten in de Europese samenwerking. Daarbij springt in ieder geval de eerste conclusie van paragraaf 3.3. van het gezamenlijk rapport in het oog, waarin de wenselijkheid wordt uitgesproken van een evaluatie van de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten. De Nederlandse regering heeft zich daar in het najaar van 2008 hard voor gemaakt. Het resultaat is dat een dergelijke evaluatiebepaling inmiddels in de Europese regelgeving is opgenomen.
Wat is de mening van de staatssecretaris om verdere harmonisatie van regels voor het in rekening brengen van btw zodat er minder problemen ontstaan bij de vergelijking met VIES-gegevens (VAT Information Exchange System) uit andere lidstaten?
Nederland is voorstander van harmonisatie als dit kan worden gerealiseerd zonder structurele administratieve lastenverzwaring. De verbetering van vergelijking via het VIES-systeem kan naast het vermijden van fouten bij het doen van de opgaaf ook worden gevonden in het harmoniseren van de momenten van verschuldigdheid. Hiermee is een start gemaakt in de frauderichtlijn 2008/117/EG voor de per 1 januari 2010 te listen diensten. In alle EU-lidstaten is voor deze diensten namelijk één tijdstip van verschuldigdheid afgesproken, namelijk het moment dat die dienst is verricht. Dit maakt thans deel uit van het eerder genoemde wetsvoorstel «BTW-pakket». In het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie met betrekking tot elektronisch factureren is voor de intracommunautaire levering van goederen in een vergelijkbare harmonisatie voorzien.
Zijn er plannen om de doeltreffendheid van gegevensuitwisseling tussen lidstaten met het oog op preventie/detectie van fraude te evalueren? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Op initiatief van Nederland is in de frauderichtlijn 2008/117/EG voorzien in een evaluatie van het effect van de vanaf 1 januari 2010 versnelde informatieuitwisseling op het vermogen van de lidstaten om btw-fraude te bestrijden. Op basis van de informatie van lidstaten moet de Europese Commissie uiterlijk op 30 juni 2011 een evaluatieverslag indienen. Hierin wordt ook het effect betrokken van de nu in deze richtlijn geboden keuzemogelijkheden die lidstaten is geboden om voor diensten en voor intracommunautaire leveringen onder de € 50 000 resp. € 100 000 te volstaan met een opgaaf per kwartaal in plaats van per maand.
Zullen bij de opzet van Eurofisc de voordelen van het huidige Eurocanet-systeem behouden blijven? Zullen alle lidstaten aan Eurofisc meedoen (hetgeen bij Eurocanet blijkbaar niet het geval is)?
In de Europese werkgroep Anti Tax Fraud Strategy zal de praktische invulling van Eurofisc worden uitgewerkt waarbij de voordelen van Eurocanet behouden blijven en voortgebouwd wordt op de ervaringen met dit systeem. Alle lidstaten hebben hun instemming met de richtsnoeren voor Eurofisc uitgesproken.
In geval van ernstige belastingontduiking kan in Duitsland besloten worden speciale opsporingsteams in te zetten waarbij o.a. de politie betrokken is. Hoe is de grensoverschrijdende communicatie tussen de politiecorpsen in geval dit nodig is? Vindt deze communicatie tussen de politiecorpsen direct plaats? Zo neen, zou dit de snelheid van aanpak bevorderen?
De FIOD-ECD maakt bij strafrechtelijke onderzoeken gebruik van rogatoire commissies (getuigenverhoor dat in opdracht van de behandelde rechter door een andere instantie – meestal een rechtbank in het buitenland – wordt uitgevoerd). Van de mogelijkheid van joint teams wordt tot op heden geen gebruik gemaakt. Reden is de complexiteit van de diverse nationale wetgevingen en bevoegdheden.
Wat zal de administratieve last zijn van de aanbevelingen die de staatssecretaris over gaat nemen?
Het effect van de maatregelen die in de reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer zijn aangeduid, zullen voor de hoogte van de administratieve lasten naar verwachting geen noemenswaardige effecten hebben. Het betreft vooral maatregelen in de uitvoerende sfeer. Er zijnnaar aanleiding van het rapport vooralsnog geen wettelijke maatregelen voorzien.
Hoe kunnen de boetebedragen bij administratief verzuim worden verhoogd en ziet de regering hier mogelijkheden in als middel om fraudeurs af te schrikken?
Ondernemers moeten verzamellijsten van Intracommunautaire Leveringen (ICL’s) inleveren onder andere om uitwisseling van gegevens tussen lidstaten mogelijk te maken. Bij te late inlevering dan wel onjuist of onvolledige invulling wordt een relatief lage boete opgelegd. Zou het verhogen van de boetes een betere afschrikkende werking hebben?
De ervaring leert dat zelfs bij hoge boetes vanuit het gezichtspunt van de fraudeur de illegale activiteiten nog lonend kunnen zijn. Daarbij moet tevens worden bedacht dat fraudeurs juist zulke administratieve verplichtingen wel nakomen om het zicht op de werkelijke fraudeactiviteiten te versluieren.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Luijben (SP), Van der Veen (PvdA), Kalma (PvdA), Van Gerven (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van Dijck (PVV), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Heijnen (PvdA), Tang (PvdA), Vos (PvdA), ondervoorzitter, Bashir (SP), Sap (GL) en Vacature (CDA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van der Burg (VVD), Jonker (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Van Beek (VVD), Boekestijn (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van der Ham (D66), Gerkens (SP), Vermeij (PvdA), Kuiken (PvdA), Kant (SP), Vacature (CDA), Anker (CU), De Roon (PVV), Irrgang (SP), Thieme (PvdD), Linhard (PvdA), Besselink (PvdA), Depla (PvdA), Roemer (SP), Vendrik (GL) en Mastwijk (CDA).
Samenstelling:
Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GL) en Linhard (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Kuiken (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GL) en Smeets (PvdA).
Samenstelling:
Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Sap (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).
Samenstelling:
Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Roemer (SP), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU) en Heemelaar (GL).
Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Leijten (SP), Van Raak (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Karabulut (SP), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (CU) en Halsema (GL).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31880-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.