31 876
Wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is bij wet regels te stellen ter uitvoering van richtlijn nr. 89/552/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PbEG L298), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 (PbEG L332);

dat deze regels onder meer betrekking hebben op verlichting van het reclameregime, het recht van toegang tot korte fragmenten van evenementen van groot belang en de introductie van mediadiensten op aanvraag;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mediawet 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De definitie van Europese richtlijn komt te luiden:

Europese richtlijn: Richtlijn 89/552/EEG van 3 oktober 1989 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn Audiovisuele mediadiensten);

2. In de alfabetische rangschikking worden de volgende definities ingevoegd:

mediadienst op aanvraag: mediadienst die bestaat uit het verzorgen van media-aanbod dat op individueel verzoek en op een moment naar keuze kan worden afgenomen;

productplaatsing: het tegen betaling of soortgelijke vergoeding opnemen van of het verwijzen naar een product, dienst of (beeld)merk binnen het kader van een programma, of met een programma overeenkomend onderdeel van het media-aanbod;

redactionele verantwoordelijkheid: het uitoefenen van effectieve controle over:

a. de keuze van het media-aanbod; en

b. de ordening van het media-aanbod in een chronologisch schema voor wat betreft programma’s, of in een catalogus voor wat betreft het media-aanbod van mediadiensten op aanvraag;.

3. In de begripsomschrijving van omroepdienst wordt «een schema» vervangen door: een chronologisch schema.

4. In de begripsomschrijving van sponsoring wordt «een overheidsbedrijf dat of particuliere onderneming die» vervangen door: een onderneming of een natuurlijke persoon die.

B

In artikel 1.2, eerste lid, wordt »instellingen die een televisieprogramma verzorgen en» vervangen door: publieke of commerciële media-instellingen die.

C

Het opschrift van afdeling 2.5.1 komt te luiden:

AFDELING 2.5.1 VERANTWOORDELIJKHEID EN VERPLICHTINGEN

D

In afdeling 2.5.1 wordt na artikel 2.88 een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 2.88a

1. Reclame- en telewinkelboodschappen en gesponsord media-aanbod zijn als zodanig herkenbaar.

2. In reclame- en telewinkelboodschappen en gesponsord media-aanbod worden geen subliminale technieken gebruikt.

3. Het media-aanbod bevat geen:

a. sluikreclame; of

b. productplaatsing.

E

Artikel 2.94 komt te luiden:

Artikel 2.94

1. Reclame- en telewinkelboodschappen zijn door akoestische of visuele middelen duidelijk onderscheiden van de overige inhoud van het programma-aanbod.

2. Het programma-aanbod bevat geen reclame- en telewinkelboodschappen voor:

a. medische behandelingen; en

b. alcoholhoudende dranken tussen 06.00 uur en 21.00 uur.

F

Artikel 2.107 wordt als volgt gewijzigd:

1.  In het tweede lid wordt «of (beeld)merk» vervangen door: , (beeld)merk of ander onderscheidend teken.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot vijfde lid en het derde lid wordt vervangen door twee nieuwe leden, die luiden:

3. Bij een gesponsord programma vindt de vermelding plaats aan het begin of het einde van het programma en kan de vermelding daarnaast plaatsvinden aan het begin of het einde van een reclameblok dat in het programma is opgenomen.

4. Ten aanzien van de vermelding geldt dat zij:

a) ten hoogste vijf seconden duurt;

b) voor zover deze niet plaatsvindt op de aan- of aftiteling, uitsluitend uit stilstaande beelden bestaat; en

c) niet beeldvullend is.

3. In het vijfde lid wordt «Het derde lid is» vervangen door: Het derde en vierde lid zijn.

G

Artikel 2 108 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «een bijdrage in geld heeft gegeven» ingevoegd: en onverminderd artikel 2.88a, derde lid, aanhef en onderdeel b.

2. In het tweede lid wordt «niet» vervangen door: niet rechtstreeks.

H

In artikel 2 109 vervallen het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

I

In artikel 2 115, eerste lid, wordt «artikel 6» vervangen door: artikel 1.

J

Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:

HOOFDSTUK 3. COMMERCIËLE MEDIADIENSTEN

K

Het opschrift van titel 3.1 komt te luiden:

TITEL 3.1 TOESTEMMING OMROEPDIENSTEN

L

Het opschrift van afdeling 3.2.1 komt te luiden:

AFDELING 3.2.1 VERANTWOORDELIJKHEID EN VERPLICHTINGEN

M

In afdeling 3.2.1 wordt na artikel 3.5 een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 3.5a

1. Reclame- en telewinkelboodschappen, gesponsord programma-aanbod en productplaatsing zijn als zodanig herkenbaar.

2. In reclame- en telewinkelboodschappen, gesponsord programma-aanbod en programma-aanbod met productplaatsing worden geen subliminale technieken gebruikt.

3. Het programma-aanbod bevat geen sluikreclame.

N

Artikel 3.7, eerste en tweede lid, komen te luiden:

1. Reclame- en telewinkelboodschappen zijn door akoestische, visuele of ruimtelijke middelen duidelijk onderscheiden van de overige inhoud van het programma-aanbod.

2. Het programma-aanbod bevat geen reclame- en telewinkelboodschappen voor:

a. medische behandelingen; en

b. alcoholhoudende dranken tussen 06.00 uur en 21.00 uur.

O

Artikel 3.8 komt te luiden:

Artikel 3.8

1. Het programma-aanbod op een programmakanaal bestaat voor ten hoogste twaalf minuten per uur uit reclame- of telewinkelboodschappen.

2. Met inachtneming van deze afdeling kunnen in het programma-aanbod bestaande uit het verslag of de weergave van sportevenementen afzonderlijke reclame- of telewinkelboodschappen worden geplaatst en in het overige programma-aanbod bij uitzondering.

P

Artikel 3.9, eerste en tweede lid, komen te luiden:

1. In het programma-aanbod op een programmakanaal duren blokken van telewinkelboodschappen zonder onderbreking ten minste vijftien minuten.

2. Blokken van telewinkelboodschappen zijn gedurende de gehele duur daarvan door visuele en akoestische middelen duidelijk als zodanig herkenbaar.

Q

Artikel 3.12 vervalt en artikel 3.11 komt te luiden:

Artikel 3.11

In de volgende programma’s worden ten hoogste eenmaal per geprogrammeerd tijdvak van dertig minuten reclame- of telewinkelboodschappen opgenomen:

a. programma’s bestaande uit films;

b. programma’s bestaande uit nieuws of commentaar op het nieuws; en

c. programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf jaar, mits de geprogrammeerde duur van het programma meer dan dertig minuten bedraagt.

R

In artikel 3.15 vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd tot tweede lid.

S

Artikel 3.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, aanhef, wordt «of (beeld)merk» vervangen door «, (beeld)merk of ander onderscheidend teken» en wordt in onderdeel a «niet» vervangen door «niet rechtstreeks».

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Bij een gesponsord programma vindt de vermelding plaats aan het begin of het einde van het programma en kan de vermelding daarnaast plaatsvinden aan het begin of het einde van de in het programma opgenomen reclameboodschap of reclameboodschappen.

T

In artikel 3.17, eerste lid, onderdeel a, wordt vóór «producten of diensten» ingevoegd: onverminderd afdeling 3.2.3A,.

U

Artikel 3.19, derde lid, komt te luiden:

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties die vallen onder het verbod op sponsoring op grond van artikel 5 van de Tabakswet.

V

Na afdeling 3.2.3 wordt een afdeling ingevoegd, die luidt:

AFDELING 3.2.3A PRODUCTPLAATSING

Artikel 3.19a

1. Productplaatsing in het programma-aanbod, voor zover dat aanbod is geproduceerd na 19 december 2009, is niet toegestaan.

2. Tenzij het programma-aanbod in het bijzonder bestemd is voor kinderen jonger dan twaalf jaar, is het eerste lid niet van toepassing op programma-aanbod bestaande uit:

a. films;

b. series;

c. sportprogramma’s; en

d. lichte amusementsprogramma’s.

Artikel 3.19b

1. Productplaatsing mag alleen voorkomen als in het redactiestatuut, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, waarborgen zijn opgenomen voor de redactionele onafhankelijkheid van de werknemers die belast zijn met de verzorging en samenstelling van het programma-aanbod in verband met productplaatsing.

2. Productplaatsing in het programma-aanbod is zodanig vormgegeven dat:

a. het publiek niet rechtstreeks door middel van specifieke aanprijzingen wordt aangespoord tot het kopen of huren van producten of afname van diensten; en

b. het betrokken product geen overmatige aandacht krijgt.

3. Productplaatsing is niet toegestaan voor:

a. medische behandelingen; en

b. alcoholhoudende dranken tussen 06.00 uur en 21.00 uur.

4. Bij programma-aanbod waarin productplaatsing is opgenomen wordt ter informatie van het publiek duidelijk vermeld dat het programma-aanbod voorzien is van productplaatsing. De vermelding geschiedt op passende wijze en vindt plaats aan het begin en het einde van het programma en eveneens aan het begin of het einde van de in het programma opgenomen reclameboodschap of reclameboodschappen.

5. Het Commissariaat kan nadere regels stellen over de toepassing van productplaatsing in programma-aanbod, welke regels de goedkeuring behoeven van Onze Minister.

Artikel 3.19c

Als programma-aanbod waarin productplaatsing is opgenomen uit het buitenland is aangekocht en daar als programma naar het publiek is verspreid, is artikel 3.19b, eerste tot en met vierde lid, niet van toepassing als dat aanbod niet is geproduceerd door of in opdracht van de commerciële media-instelling dan wel door of in opdracht van een aan haar verbonden onderneming die het programma-aanbod heeft aangekocht.

W

In artikel 3.20, eerste lid, wordt «artikel 6» vervangen door: artikel 1.

X

Artikel 3.27 vervalt.

Y

Na titel 3.2 wordt een titel ingevoegd, die luidt:

TITEL 3.2A COMMERCIËLE MEDIADIENSTEN OP AANVRAAG

Artikel 3.29a

In deze titel wordt onder commerciële mediadienst op aanvraag verstaan: mediadienst op aanvraag die door een commerciële media-instelling wordt verzorgd en waarbij het media-aanbod betrekking heeft op producten met bewegende beeldinhoud al dan niet mede met geluidsinhoud. Daaronder worden ook begrepen bijbehorende ondertitelingsdiensten en elektronische programmagidsen.

Artikel 3.29b

1. Een media-instelling die een commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt of beëindigt, meldt het moment van de aanvang of de beëindiging van de mediadienst op aanvraag binnen twee weken na dat moment aan het Commissariaat. De volgende gegevens van de media-instelling worden daarbij in elk geval verstrekt:

a. naam;

b. plaats van vestiging; en

c. contactgegevens waaronder e-mailadres of internetadres.

2. Een media-instelling die een commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt, stelt eveneens via haar media-aanbod ten minste de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gemakkelijk, rechtstreeks en permanent beschikbaar, alsmede de naam van het Commissariaat als het orgaan dat is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze titel.

Artikel 3.29c

Een media-instelling die een commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt, bevordert de vervaardiging en de toegang tot Europese producties in de zin van artikel 1 van de Europese richtlijn.

Artikel 3.29d

Op commerciële mediadiensten op aanvraag zijn de artikelen 3.5, 3.5a, 3.6, 3.7, tweede lid, aanhef en onder a, 3.15 tot en met 3.19c en 3.26 van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de artikelen 3.16, vierde lid, en 3.19b, derde lid, onderdeel b.

Z

Artikel 3.30 komt te luiden:

Artikel 3.30

1. Een commerciële media-instelling is aan het Commissariaat jaarlijks kosten verbonden aan het toezicht verschuldigd voor elke verkregen toestemming en voor elke van haar mediadiensten op aanvraag.

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de vaststelling van de toezichtskosten, bedoeld in het eerste lid, waarbij:

a. onderscheid kan worden gemaakt tussen omroepdiensten en mediadiensten op aanvraag;

b. onderscheid kan worden gemaakt tussen toestemmingen voor radio-omroep en voor televisieomroep; en

c. rekening kan worden gehouden met de gemiddelde duur van de uitzendingen en met het aantal huishoudens in Nederland, dat het programma-aanbod kan ontvangen.

3. Het Commissariaat kan de verschuldigde toezichtskosten invorderen bij dwangbevel.

AA

Artikel 3.31 vervalt.

BB

Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

2. Een media-instelling die een commerciële mediadienst op aanvraag als bedoeld in artikel 3.29a verzorgt, zorgt ervoor dat het media-aanbod dat de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van personen jonger dan zestien jaar ernstige schade zou kunnen toebrengen, uitsluitend zodanig beschikbaar wordt gesteld dat zij dat aanbod normaliter niet te horen of te zien krijgen.

CC

In de artikelen 5.1, eerste lid, en 5.3, tweede lid, wordt «artikel 3 bis» vervangen door: artikel 3 undecies.

DD

Na artikel 5.3 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 5.4

1. Aanbieders van omroepdiensten die exclusieve rechten hebben verworven ten aanzien van evenementen van groot belang, stellen korte fragmenten daarvan tegen vergoeding ter beschikking van andere aanbieders van omroepdiensten in de Europese Gemeenschap die daarom verzoeken. De verzoekende aanbieder van een omroepdienst is vrij in de keuze van fragmenten van evenementen van groot belang.

2. Korte fragmenten duren maximaal 90 seconden per evenement en mogen onbeperkt worden herhaald binnen één etmaal.

3. Voor verspreiding van de korte fragmenten gelden de volgende voorwaarden:

a. korte fragmenten worden uitsluitend opgenomen in dagelijks geprogrammeerde algemene nieuwsprogramma’s;

b. korte fragmenten worden niet gebruikt om een overzicht te geven van competitieronden van een sportevenement;

c. korte fragmenten worden, indien het wedstrijdbepalende sportmomenten betreft, niet eerder verspreid dan nadat de exclusieve rechten van het evenement, voor volledig rechtstreekse en gedeeltelijk uitgestelde verslaggeving, voor de eerste maal zijn gebruikt; en

d. tijdens de verspreiding van een kort fragment wordt de bron vermeld, tenzij dat om praktische redenen niet mogelijk is.

4. Alleen de media-instelling die korte fragmenten overeenkomstig het derde lid verspreidt, kan het desbetreffende programma in identieke vorm als media-aanbod van haar mediadienst op aanvraag aanbieden.

5. Een speeldag van een sportcompetitie of sportevenement wordt als één evenement beschouwd.

6. De vergoeding voor een kort fragment bedraagt niet meer dan de extra kosten die rechtstreeks voortkomen uit het verschaffen van toegang tot het signaal.

7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het ter beschikking stellen van korte fragmenten en het gebruik daarvan.

EE

Artikel 7.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

2. Een media-instelling die een mediadienst op aanvraag verzorgt, bewaart haar media-aanbod nog gedurende twee weken vanaf het moment dat het aanbod niet meer op aanvraag kan worden afgenomen en stelt het desgevraagd ter beschikking van het Commissariaat.

FF

In artikel 9.2 wordt «De artikelen 2.98, tweede lid, onderdeel c, en 3.7, tweede lid, onderdeel c» vervangen door: De artikelen 2.94, tweede lid, onderdeel b, en 3.7, tweede lid, onderdeel b.

GG

Na artikel 9.17 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 9.17a

Vooruitlopend op wetgeving ter zake kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld voor vormen van audiovisuele commerciële communicatie in de zin van artikel 1 van de Europese richtlijn waarop de hoofdstukken 1 tot en met 8 van deze wet niet van toepassing zijn.

ARTIKEL II

De Tabakswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 vervalt.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Elke vorm van reclame of sponsoring is verboden.

2. Het vierde lid vervalt en onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

2. Onder het verbod, bedoeld in het eerste lid, worden eveneens begrepen onder de reikwijdte van de Mediawet 2008 vallende reclameboodschappen, telewinkelboodschappen, sponsoring en productplaatsing voor tabaksproducten. Het gebruik maken van namen, (beeld)merken of andere onderscheidende tekens die door hun sterke gelijkenis bij het publiek redelijkerwijs de indruk geven dat het sponsoring door een producent of verkoper van tabaksproducten betreft, is evenmin toegestaan in het media-aanbod. In afwijking van het eerste lid is sponsoring van radioprogramma’s toegestaan, indien dit geschiedt door ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit niet wordt gevormd door de vervaardiging of de verkoop van tabaksproducten.

3. In het derde lid (nieuw) wordt «Het eerste lid geldt niet» vervangen door: Het verbod, bedoeld in het eerste lid, anders dan met betrekking tot onder de reikwijdte van de Mediawet 2008 vallende reclameboodschappen, telewinkelboodschappen, sponsoring en productplaatsing voor tabaksproducten, geldt niet».

ARTIKEL III

In afwijking van artikel 3.29b, eerste lid, van de Mediawet 2008 kan een commerciële media-instelling die op de dag van de inwerkingtreding van dat artikel een commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt, de desbetreffende melding van de aanvang van die mediadienst doen tot twee maanden na de dag van de inwerkingtreding van dat artikel.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 8 december 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 200. in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep (Kamerstukken II 2008/09, 31 804, nr. 2) tot wet wordt verheven en eerder dan of tegelijk met deze wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel S, onder 1, komt te luiden:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De vermelding is zodanig vormgegeven dat:

a. tussen 06.00 uur en 21.00 uur de vermelding van sponsors die zich bezighouden met de productie of verkoop van alcoholhoudende dranken, geschiedt door neutrale vermelding of vertoning van naam of (beeld)merk; en

b. in andere gevallen dan bedoeld in onderdeel a, de vermelding geschiedt door vermelding of vertoning van naam, (beeld)merk of ander onderscheidend teken en het publiek niet rechtstreeks door middel van specifieke aanprijzingen wordt aangespoord tot het kopen of huren van producten of afname van diensten van de sponsors.

B

In artikel I, onderdeel FF, wordt «2.98» vervangen door: 2.94.

ARTIKEL V

Indien deze wet tot wet is verheven en in werking is getreden voordat het bij koninklijke boodschap van 8 december 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 200. in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep (Kamerstukken II 2008/09, 31 804, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, onder 1, wordt «mediadienst» vervangen door: mediadienst op aanvraag.

B

Artikel I, onderdeel RRR, onder 1, komt te luiden:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De vermelding is zodanig vormgegeven dat:

a. tussen 06.00 uur en 21.00 uur de vermelding van sponsors die zich bezighouden met de productie of verkoop van alcoholhoudende dranken, geschiedt door neutrale vermelding of vertoning van naam of (beeld)merk; en

b. in andere gevallen dan bedoeld in onderdeel a, de vermelding geschiedt door vermelding of vertoning van naam, (beeld)merk of ander onderscheidend teken en het publiek niet rechtstreeks door middel van specifieke aanprijzingen wordt aangespoord tot het kopen of huren van producten of afname van diensten van de sponsors.

C

Artikel I, onderdeel ZZZ, vervalt.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Naar boven