nr. 64
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, EN DE STAATSSECRETARIS
VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2009
1. Inleiding
Op 18 mei is de kabinetsreactie op het Eindrapport van de Commissie
Kinderopvang getiteld «Van beter subsidiëren naar beter organiseren»
naar uw Kamer gestuurd. Hierin werd aangekondigd dat het kabinet de Kamer
uiterlijk dit najaar zou informeren over een onderzoek van SEO, in opdracht
van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, naar de participatie-effecten
van de kinderopvangtoeslag. Bijgaand treft u dit onderzoek aan.1
2. Achtergrond onderzoek
De Commissie Kinderopvang constateerde in haar Eindrapport «Van
beter subsidiëren naar beter organiseren» (TK 31 874, nr. 7)
dat de effectiviteit van de kinderopvangtoeslag niet eenduidig te bepalen
is. Bovendien hebben ouders en kinderopvanginstellingen tijd nodig om op recente
wijzigingen te kunnen reageren voordat de effectiviteit van deze wijzigingen
goed in beeld kan worden gebracht. Er is dus nader empirisch onderzoek gewenst.
Een eerste verkenning van de meest recente participatie-effecten van de
kinderopvangtoeslag is gemaakt door SEO. In dit onderzoek is gebruik gemaakt
van een enquête van SEO uit 2009 onder ouders met kinderen in de leeftijd
van 0 tot en met 12 jaar met vragen over het gebruik van kinderopvang.
3. Belangrijkste bevindingen
SEO heeft onderzocht wat de oorzaken zijn van de stijging in het gebruik
van de kinderopvangtoeslag en wat de consequenties hiervan zijn geweest voor
de arbeidsparticipatie van vrouwen met jonge kinderen.
In haar rapport becijfert SEO dat de halvering van de ouderbijdrage in
2008 ten opzichte van 2004 heeft geleid tot een stijging van het gebruik van
formele opvang met circa 10% en een stijging van het arbeidsaanbod
van moeders in uren met 5%.
Voor moeders van wie het oudste kind vier jaar of ouder is, is de uitbreiding
van het aantal kindplaatsen belangrijker geweest voor de groei van de arbeidsparticipatie.
De open einde financiering die werd ingevoerd met ingang van de Wet kinderopvang
en het uitvoeren van de motie Van Aartsen-Bos hebben voor deze groep moeders
gezorgd voor een extra toename van de arbeidsparticipatie in uren van naar
schatting 9%.
SEO constateert daarnaast dat de verlaging van de ouderbijdrage en de
uitbreiding van de capaciteit van kinderopvang ook heeft geleid tot sterke
substitutie van informele voor formele opvang. Veel moeders werkten al en
hebben hun informele opvang vervangen door formele opvang. Bovendien konden
ouders die gebruik maakten van gastouderopvang vanaf 2005 een vergoeding
krijgen wanneer de gastouder was geregistreerd bij een door de gemeente goedgekeurd
gastouderbureau, wat ook heeft geleid tot een sterke substitutie van informele
voor formele opvang. Hierdoor is de stijging van de arbeidsparticipatie van
vrouwen niet in verhouding tot de stijging van het gebruik van formele opvang.
Ondanks de verdere kwantificering van de effecten van prijsdalingen en
capaciteitsuitbreidingen blijft overigens nog altijd een substantieel deel
van de groei in formele kinderopvang en van de groei van de arbeidsparticipatie
van moeders met jonge kinderen onverklaard.
4. Vervolg
Het kabinet verwelkomt dit onderzoek als een verdere stap op weg naar
meer inzicht in de participatie-effecten van financiële stimulering van
kinderopvang voor moeders van jonge kinderen. Het rapport is aangeboden aan
de Werkgroep Heroverweging Kindregelingen, zodat zij de bevindingen van dit
onderzoek in haar overwegingen kan betrekken.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. A. M. Dijksma