nr. 55
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2009
Hierbij zend ik u n.a.v. uw vraag in het vso deskundigheidseisen van 24 september
(Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 6, blz.
346–354) een uitleg over de totstandkoming van de vaststelling van het
maximaal aantal te declareren uren.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. A. M. Dijksma
In het Besluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen
in de kosten kinderopvang alsmede tot intrekking van het Tijdelijk besluit
innovatieve kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van
gastouderopvang is het maximum aantal te declareren uren kinderopvang per
kalendermaand dat voor een tegemoetkoming in aanmerking komt, vastgesteld
op 230 uur per kind voor elke vorm van opvang (dagopvang, buitenschoolse opvang
en gastouderopvang).
Uitgangspunt van het kabinet bij het vaststellen van het maximaal aantal
te declareren toeslaguren per maand is dat de Wet kinderopvang fulltime werk
en overwerk binnen de wettelijke arbeidstijden mogelijk maakt. Het lijkt het
kabinet redelijk om het gemiddelde van 48 uur dat een werknemer volgens de
Arbeidstijdenwet maximaal per week mag werken hiervoor als norm te hanteren.
Per maand is dat 208 uur. Rekening houdend met een reistijd van een uur per
dag voor het brengen en halen, leidt dit tot een norm voor het maximaal aantal
te declareren uren van 230 uur per maand.
Vanwege de systematiek van de belastingdienst, waarbij de kinderopvangtoeslag
per maand wordt uitgekeerd, is de norm per kalendermaand en niet per jaar
vastgesteld. Bij de vaststelling van deze norm is rekening gehouden met de
schoolvakanties van kinderen. In de weken dat kinderen schoolvakantie hebben
en ouders doorwerken, dient de Wet kinderopvang immers voor alle soorten opvang
fulltime werk en overwerk mogelijk te maken.
Deze maandelijkse norm betekent dat ouders in een maand nooit meer uren
kunnen opnemen dan de maandelijkse norm. Differentiatie van de norm per maand –
bijvoorbeeld op basis van de schoolvakanties – is om uitvoeringstechnische
redenen van de belastingdienst niet wenselijk. Daarom kan in deze normatiek
geen rekening worden gehouden met vakantie van ouders. Vakanties zijn immers
niet gelijkmatig over het jaar verspreid.