31 868
Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs in hoofdzaak ten behoeve van het volgen van assistentopleidingen in het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 9 april 2009

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

 Algemeen1
1.Wat regelt het wetsvoorstel1
2.Doelen en achtergronden3
3.Welke nieuwe mogelijkheden biedt dit wetsvoorstel?3
 Gezamenlijke verantwoordelijkheid vmbo en mbo3
 Vormgeving van het traject4
 Opleidingenaanbod4
 De assistentopleiding en het leerwerktraject5
 Verschillen tussen de assistentopleiding vmbo en het leerwerktraject5
 Bekwaamheid onderwijspersoneel5
4.Financiële gevolgen5
 Artikelsgewijs6
 Artikel II, onderdeel D (artikel 12.1a.5 WEB)6

ALGEMEEN

1. Wat regelt het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Genoemde leden hebben nog wel enkele vragen bij het voorliggende wetsvoorstel.

Voor deze leden is het middelbaar beroepsonderwijs een belangrijke motor voor onze economie, maar even zo goed is het een krachtig instrument in het kader van meedoen in de samenleving. Voor die leerlingen voor wie het afronden van een voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) basisberoepsgerichte leerweg te hoog gegrepen is, is het bieden van de assistentopleiding op het voortgezet onderwijs een goede oplossing. Een goede scholing is zeker nu, in tijden van crisis, toenemende werkloosheid en toenemende onzekerheid, van groot belang, zo menen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Er bestaat een grote verscheidenheid binnen de leerlingpopulatie van het vmbo. Het is een illusie dat men alle leerlingen tot hun recht zou laten komen als zij allen in hetzelfde keurslijf zouden worden geperst. Daarom is maatwerk noodzakelijk. Voor deze leden is het niet vanzelfsprekend dat goed onderwijs altijd plaatsvindt binnen de vier muren van een leslokaal. Van belang is dat ook kwetsbare leerlingen als het er ook maar even inzit, in staat worden gesteld om hun startkwalificatie te behalen. Het is daarom een goede zaak dat nu met een assistentopleiding binnen het vmbo aan leerlingen, die moeite hebben met de schoolse omgeving, een alternatief wordt geboden.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel ten behoeve van het volgen van assistentopleidingen in het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs. Deze leden hebben aanleiding gezien tot het stellen van de volgende vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo), de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web) in hoofdzaak ten behoeve van het volgen van assistent-opleidingen in het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs.

In het algemeen onderschrijven de leden het belang van een opleiding op maat voor leerlingen in het vmbo die niet in staat zijn om een diploma te behalen in de basisberoepsgerichte leerweg. Het is goed dat dit nodige maatwerk met dit wetsvoorstel wordt gecreëerd. Wel hebben deze leden aanleiding gezien tot het stellen van enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel hetgeen beoogt de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs te wijzigen in hoofdzaak ten behoeve van het volgen van assistentopleidingen in het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs.

Deze leden onderschrijven de doelen van het wetsvoorstel, te weten het toeleiden van een kwetsbare groep leerlingen naar een startkwalificatie en het daartoe verankeren van de assistentopleiding in het vmbo in de Wvo en de Web.

De leden zien op dit moment geen aanleiding tot het maken van nadere opmerkingen met betrekking tot dit wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs in hoofdzaak ten behoeve van het volgen van assistent-opleidingen in het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs. Zij onderschrijven het belang van het tegengaan van schooluitval en hopen dat deze regeling hieraan een bijdrage kan leveren. Daarnaast vinden deze leden het positief dat de leerlingen binnen de vertrouwde omgeving van het vmbo deze assistent-opleidingen kunnen volgen.

2. Doelen en achtergronden

De leden van de CDA-fractie zijn blij dat met dit wetsvoorstel, de experimenten een wettelijke basis krijgen om assistentopleidingen te integreren in het voortgezet onderwijs. Na een periode van experimenteren, is het goed om gezien de goede resultaten de zaak te formaliseren. Met name de kwetsbare groep zwakke leerlingen dreigen het vmbo voortijdig te verlaten, omdat ze moeite hebben naar het mbo over te stappen. Juist het aanbieden van assistentopleiding op de eigen school kunnen een«ruimere praktische invulling» van het onderwijs bieden, dan de basisberoepsgerichte leerweg (bbl) of het mbo elk afzonderlijk. De assistentopleiding kan voorkomen, dat leerlingen voortijdig school verlaten. En het vergroot dus de kans dat deze leerlingen die middels de assistentopleiding ook doorstromen mbo niveau 2 en zo hun startkwalificatie behalen. In de memorie van toelichting wordt de assistentopleiding in het vmbo omschreven als een pedagogisch-didactische variant van de basisberoepsgerichte leerweg. Zijn vmbo- en mbo-opleidingen dan niet erg verschillend van doel en opbouw? Kan hierop een nadere toelichting worden gegeven, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie merken op dat het gaat om leerlingen die cognitief zwak zijn en die daarnaast ook gedragsproblemen, beperkte sociale vaardigheden en een «zwak schoolritme» hebben. De leden waarderen het positief dat er een praktijkgerichte opleidingen komen, die erop zijn gericht deze leerlingen te laten doorstromen naar een startkwalificatie. Deze leden vragen of hiermee het invoegen van zeer moeilijk lerende kinderen (zmlk) en zeer moeilijk opvoedbare kinderen (zmok) in het vmbo deels ongedaan wordt gemaakt. Kan het instellen van deze assistentenopleidingen zo worden gelezen, dat het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) niet de gewenste resultaten heeft gebracht? Wat zijn de gevolgen voor het lwoo, zo vragen deze leden.

De leden merken op dat in memorie van toelichting staat dat bij deze opleidingen op een praktischer manier wordt toegeleid naar een startkwalificatie. Waarom zou dezelfde behoefte aan praktijkgericht onderwijs niet gelden voor de andere leerlingen op het vmbo-bbl? Hoe verklaart de regering de grote groei van de assistentopleidingen? Is er de mogelijkheid voor leerlingen in de andere niveaus om een dergelijk praktijkgerichte opleiding te volgen? Gaat die mogelijkheid er in de toekomst komen, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie vragen waar, volgens de regering, het succes van de pilot uit blijkt? Zijn er cijfers over verminderde schooluitval of is het succes alleen gebaseerd op het aantal deelnemers?

Is bekend hoeveel leerlingen er uiteindelijk in aanmerking zullen komen voor de assistent-opleiding in het vmbo? Is er een maximum aantal deelnemers waarmee rekening wordt gehouden in de kostenraming? Hoe worden de extra kosten voor scholen budgettair gedekt, zo vragen deze leden.

3. Welke nieuwe mogelijkheden biedt dit wetsvoorstel?

Gezamenlijke verantwoordelijkheid vmbo en mbo

De leden van de CDA-fractie merken op dat door de assistentopleiding naar het voortgezet onderwijs te brengen de kloof tussen vmbo en mbo wordt gedicht. Deze leden vragen of er niet een nieuwe kloof gaat ontstaan tussen het behaalde mbo-diploma op niveau 1 en het voortzetten van de opleiding op een mbo voor niveau 2. In welke mate denkt de regering dat deze jongeren na de assistentopleiding op het voortgezet onderwijs de overstap maken naar een mbo niveau 2 opleiding, waar ze veel minder begeleiding krijgen? Vallen ze dan niet in een gat? En verlaten ze niet alsnog voortijdig school zonder een startkwalificatie te hebben behaald? Welke maatregelen gaat de regering nemen om de doorstroming naar mbo niveau 2 verder te bevorderen, zo vragen deze leden.

De leden hebben een vraag over de eindverantwoordelijkheid van deze trajecten. Vmbo-scholen en mbo-instellingen zijn samen verantwoordelijk voor het traject en de betrokken leerling. Bij welke instelling ligt de eindverantwoordelijkheid voor als er iets niet goed gaat? Is de kans niet groot dat uiteindelijk geen van de instellingen de eindverantwoordelijkheid op zich neemt, zo vragen de leden.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de kwaliteit is geborgd en de gedeelde verantwoordelijkheden zijn belegd. Zijn de leraren op het vmbo wel voldoende geïnformeerd en opgeleid om de assistent-opleidingen te doceren? Hoe wordt gegarandeerd dat de leerlingen een gedegen voorbereiding op de examens krijgen als de examens op andere scholen worden gegeven dan de lessen? Daarnaast wordt gesproken van «gezamenlijke verantwoordelijkheid». Wie wordt dan uiteindelijk aangesproken bij onvoldoende kwaliteit of rendement, zo vragen deze leden.

Vormgeving van het traject

De leden van de CDA-fractie merken op dat in het wetsvoorstel wordt gesproken over het geheel of gedeeltelijk volgen van de assistentopleiding. Maar is een gedeeltelijk volgen van zo’n opleiding wel een optie? Is het niet zo, dat deze leerlingen nog steeds leerplichtig zijn en moet om een diploma te halen niet de gehele opleiding gevolgd worden?

Onderdeel van de assistentopleiding is de beroepspraktijkvorming (bpv). Vraag is of de scholen voor voortgezet onderwijs erin slagen, dan wel een afdoende infrastructuur hebben, om voldoende stageplaatsen aan te kunnen bieden. Op welke wijze denkt de regering dit probleem aan te pakken?

Leerlingen die in aanmerking komen voor een assistentopleiding in het voortgezet onderwijs zijn, zo zegt de memorie van toelichting, cognitief zwak, hebben gedragsproblemen, beperkte sociale vaardigheden en een zwak schoolritme. In hoeverre kunnen ouders ook een rol spelen bij het overgaan tot een assistentopleiding? Nergens wordt duidelijk gemaakt hoe de keuze om over te gaan tot een assistentopleiding binnen het voortgezet onderwijs tot stand komt. Lopen leerlingen ook niet het risico ongewild te laag te kiezen? In de wet wordt het aan de school zelf overgelaten welke leerlingen in een dergelijk traject terecht komen. Er is niet voorzien in een selectie- of indicatieprocedure. Waarom is afgezien van een meer geobjectiveerde keuze voor leerlingen?

Hoe verhoudt deze assistentopleiding op het voortgezet onderwijs zich met andere aanpakken in het voortgezet onderwijs zoals de leerwerktrajecten, het lwoo, passend onderwijs of andere vormen van zorg, zo vragen de aan het woordzijnde leden.

De leden van de VVD-fractie vragen welke verschillen er zijn voor een leerling die de assistent-opleiding volgt in een vo-omgeving ten opzichte van de leerling die dit op het mbo doet. Zijn er bijvoorbeeld regelingen waar de ene groep wel aanspraak op maakt en de andere niet? Bijvoorbeeld de gratis schoolboeken, zo vragen deze leden.

Opleidingenaanbod

De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over de doorstroom na het succesvol afronden van de assistent-opleiding. De vmbo-school mag alleen die opleidingen aanbieden die het samenwerkend mbo ook aanbiedt. Kan een leerling dan alleen doorstromen naar die specifieke opleiding op dat mbo of zijn er meer mogelijkheden? De doorstroom beperken naar de samenwerkende mbo-school zou het studiekeuzemoment vervroegen en bij «foute» keuzes uitval in de hand kunnen werken. Daarnaast krijgt de leerling geen middelbare schooldiploma. Is bekend welke gevolgen dit heeft voor de kansen op de arbeidsmarkt? Van welke waarde is hun diploma als dit experiment niet het gewenste resultaat oplevert? Bestaat er voor leerlingen wel de mogelijkheid om examen te doen in bepaalde vakken, zoals Nederlands, Engels en wiskunde, zodat ze dit op hun CV kunnen zetten, zo vragen deze leden.

De assistentopleiding en het leerwerktraject

De leden van de SP-fractie merken op dat de assistentopleiding in het vmbo overeenkomsten vertoont met de leerwerktrajecten in de basisberoepsgerichte leerweg. Wordt het niet erg complex voor leraren, leerlingen en ouders om alle verschillende routes naar een startkwalificatie te snappen? Hoe groot is de behoefte aan dergelijke leerwegen bij het vmbo-K-, G- en T?

In hoeverre is het verstandig deze leerlingen te onderwerpen aan de Competentie Gericht Onderwijs (CGO)kwalificaties? Juist deze leerlingen hebben extra structuur nodig, die in de uitwerking van de competentiegerichte kwalificatiedossiers vaak is verdwenen. Is – als de invoering van het CGO wordt ingevoerd – de overgang voor tweede klas vmbo-leerlingen die «cognitief zwak zijn» en «gedragsproblemen, beperkte sociale vaardigheden en een zwak schoolritme hebben» naar een competentiegerichte opleiding niet wat al te groot, zo vragen deze leden.

Verschillen tussen de assistentopleiding vmbo en het leerwerktraject

De leden van de CDA-fractie merken op dat in het wetsvoorstel geen leeftijdslimiet wordt genoemd. Theoretisch wordt het daardoor mogelijk dat een zogenaamde vroege leerling, die met 11 jaar instroomt in het vmbo op 13-jarige leeftijd een assistentopleiding gaat volgen.

In het recent verschenen rapport van het ExpertiseCentrum BeroepsOnderwijs (ECBO) «De rafelrand van het beroepsonderwijs» worden enkele kritische kanttekeningen gezet bij het definiëren van de doelgroep en de rol die assistentopleidingen kunnen spelen bij het afhechten van die rafelrand. Er is behoefte aan een helder kader, waarin de zorg voor risico/zorg/overbelaste-leerlingen dient plaats te vinden. Hoe past dit wetsvoorstel hierin? Op welke wijze draagt dit bij aan het scheppen van een helder kader voor risicoleerlingen? Welke problemen kan dit geven met het volgen van de beroepspraktijkvorming, zo vragen deze leden.

Bekwaamheid onderwijspersoneel

De leden van de CDA-fractie merken op dat omdat de leerlingen, waar dit wetsvoorstel zich op richt, vo-leerlingen blijven, die weliswaar een mbo-opleiding volgen, wordt aangegeven dat personeel dient te voldoen aan de bekwaamheidseisen van de Web. Tegen welke praktische problemen kunnen scholen dan aanlopen? Welke bevoegdheids- en bekwaamheidseisen voor vo en mbo (niveau 1) zijn met elkaar in tegenspraak? Zijn mbo-docenten ook bevoegd om les te geven op het vo? Kunnen er bij het inlenen van docenten uit het mbo problemen ontstaan met (Europees) aanbesteden, zo vragen deze leden.

4. Financiële gevolgen

De leden van de CDA-fractie constateren dat leerlingen worden bekostigd als vmbo-leerlingen in de bbl. In de loop van het traject worden deze leerlingen als examendeelnemer ingeschreven bij de betrokken mbo-instelling. Deze mbo-instelling ontvangt een diploma-bekostiging op grond van de Web. De regering voorziet geen grote gevolgen voor de administratieve lasten van scholen en instellingen. Voor scholen en instellingen berekent de regering de gevolgen voor de administratieve lasten op maximaal 126 500 euro, aldus de memorie van toelichting. Veel scholen zijn als gevolg van verschillende ontwikkelingen aan het bezuinigen en moeten soms in opleidingen schrappen. Zitten deze scholen dan wel te wachten op extra investeringen in de assistentopleiding? Hoe gaat de regering stimuleren dat vmbo’s deze opleiding aanbieden, zo vragen de aan het woordzijnde leden.

De leden van de SP-fractie vragen of scholen voor vmbo voldoende begeleiding op stageplekken kunnen organiseren als deze leerlingen als vmbo-leerlingen worden gefinancierd.

De leden van de VVD-fractie merken op dat zowel de vo-instelling als de mbo-instelling enige vorm van financiering zal ontvangen voor een leerling die de assistent opleiding gaat volgen. Om welk bedrag per leerling, per instelling gaat dit precies? Op en (op welke wijze) dient de school zich te verantwoorden over de besteding van de middelen of gaat het op in de lumpsum?

Tevens vragen de leden waarom Actal dit wetsvoorstel niet heeft geselecteerd voor een advies. Is er een andere manier om voor scholen de extra administratieve lasten in kaart te brengen?

De leden van de D66-fractie hebben vragen over de financiering van dit traject. In het verleden zijn er problemen geweest met het overhevelen van gelden van het ene onderwijstype naar het andere. Zal hiervan in dit geval geen sprake zijn, zo vragen deze leden.

Artikelsgewijs

Artikel II, onderdeel D (artikel 12.1a.5 WEB)

De leden van de CDA-fractie merken op dat in dit artikel de experimenteerperiode wordt verlengd tot 2012 in het licht van de ontwikkeling van aanpassing van de Web op de competentiegerichte kwalificatiestructuur. Waarom is het noodzakelijk om de termijn voor experimenten te verlengen tot 1 augustus 2010 als het, gelet op de gemaakte afspraken, traject om te komen tot nieuwe wetgeving op 1 augustus 2010 afgerond dient te zijn?

De voorzitter van de commissie

Van Bochove

Adjunct-griffier van de commissie

Bošnjaković-van Bemmel


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GL) en Smits (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Van Dijken (PvdA), Elias (VVD), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Timmer (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GL) en Gerkens (SP).

Naar boven