nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 januari 2010
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft
mij per brief d.d. 16 december 2009 (2009Z24448/2009D65078)verzocht namens
het kabinet te reageren op de uitspraken van de Nationale ombudsman tijdens
een lezing aan de Universiteit van Tilburg en de daarop volgende publiciteit
en daarbij een beschouwing op te nemen over de verhouding tussen kabinet en
Nationale ombudsman.
Zowel vice-premier Bos als ik hebben contact gehad met de Nationale ombudsman
naar aanleiding van zijn lezing. In de persconferentie na afloop van de ministerraad
van 18 december heeft vice-premier Bos de conclusies van deze gesprekken
toegelicht. Ik herhaal hier deze conclusies.
Zowel de Nationale ombudsman als het kabinet hechten aan een goede, werkbare
relatie. Niemand is gediend met misverstanden zoals die de afgelopen weken
zijn ontstaan. Samen hebben we goede afspraken gemaakt voor de toekomst. Het
kabinet en de Nationale ombudsman menen dat deze zaak hiermee is afgedaan.
Dat geldt ook voor reacties van kabinetsleden op andere activiteiten van de
Nationale ombudsman, waarnaar u verwees in uw brief d.d. 16 december.
Met dit schrijven wil ik, namens het kabinet, nogmaals de waarde van het
instituut de Nationale ombudsman benadrukken. Als Hoog College van Staat levert
hij, vanuit een onafhankelijke positie, een belangrijke bijdrage aan het verbeteren
van de relatie tussen burger en overheid. Die bijdrage komt soms in de vorm
van kritiek. Dat is ook goed. Daar staat tegenover dat ook bewindspersonen
de ruimte hebben om over die kritiek, indien nodig, te discussiëren.
Daarbij is zorgvuldigheid van zowel het kabinet als de Nationale ombudsman
van belang. Beiden moeten zich er rekenschap van geven de ander geen schade
te berokkenen. Er is in dat kader door het kabinet en de Nationale
ombudsman afgesproken dat uitspraken in de media voortaan geverifieerd worden
voordat daarop gereageerd wordt en dat wij elkaar rechtstreeks aanspreken,
in plaats van via de media.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst