31 865 Verbetering verantwoording en begroting

Nr. 157 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2019

In het kader van de pilot «Lerend evalueren» onderzoekt VWS verschillende beleidsthema’s op het terrein van preventie. Doel is inzicht te verkrijgen in de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid. In deze brief ga ik in op de resultaten van twee van deze onderzoeken. Dit zijn 1) het verkennende onderzoek naar «Gezond, veilig en kansrijk opgroeien», en 2) de evaluatie «Aanpak overgewicht jeugd».

Voor de pilot Lerend evalueren is gekozen om een staalkaart van VWS-beleidsinterventies op het terrein van preventie en gezondheid te onderzoeken in de periode 2018–2022.1 Het zijn naast de in deze brief gepresenteerde evaluaties ook nog de evaluaties «Alles is gezondheid» en «Sport en bewegen in de buurt». Over deze twee onderzoeken zal ik u in mijn jaarlijkse voortgangsbrief over de pilot Lerend evalueren van a.s. september nader informeren.

De pilot Lerend evalueren biedt de mogelijkheid om bij beleidsevaluaties nadrukkelijker de praktijk te betrekken en voor complexe vraagstukken aan te sluiten bij de onderzoeksbehoefte van betrokkenen en nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij. Belangrijk hierbij is dat de betreffende onderzoeken onderdeel uitmaken van de beleidscyclus van VWS en dat alle betrokkenen actief leren van de resultaten. Bij het ex ante onderzoek naar «Gezond, veilig en kansrijk opgroeien» en het ex durante onderzoek «Aanpak overgewicht jeugd» is enthousiast gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de pilot biedt. In lijn met de pilotgedachte van «Lerend evalueren» is bij de uitvoering een open, onderzoekende aanpak gebruikt.

Inzichten uit de praktijk in een open aanpak

 

Een open onderzoekende benadering van beleidsvraagstukken met de praktijk kan belangrijke inzichten opleveren die in een meer traditionele onderzoeksbenadering mogelijk niet of minder nadrukkelijk aan het licht komen.

 

Zo gaven enkele gemeenten onlangs in gesprek met VWS aan dat ze lokaal werken aan een gezamenlijk verhaal over preventie bij kinderen en jongeren. Aansluiten bij de belevingswereld van ouders en jongeren is daarvoor cruciaal. En juist dat zit in hele alledaagse dingen zoals de taal die je spreekt met ouders: heb je het over «problemen met de opvoeding» of vraag je ouders «hoe zij hun ouderschap ervaren»? Geef je een voedingsadvies of praat je over de tafel- en maaltijdgewoonten thuis?

 

Het zit ook in zorgvuldige aandacht voor praktische details en aannames, bijvoorbeeld over het tijdstip waarop je een rondetafelgesprek plant. Check bewust: past dat in het tijdschema van de ouders en de professionals die je aan tafel wilt hebben? Misschien moet je uitwijken naar een ander moment, om redenen waar je vooraf niet eens aan gedacht zou hebben.

 

Tijdens dit gesprek bleek ook dat gemeenten graag leren van succesvolle aanpakken op andere terreinen. Een community-aanpak op bevorderen van gezond gewicht biedt andere gemeenten aanknopingspunten om bijvoorbeeld een aanpak met ouders over echtscheidingen nader vorm te geven.

 

Uit de gevoerde gesprekken blijkt ook dat gemeenten, wanneer zij meer kennis hebben over de beschikbare mogelijkheden, interventies uit verschillende programma’s van de rijksoverheid actief gaan combineren om zo extra meerwaarde voor de gezondheid van hun inwoners te realiseren.

De resultaten die volgen uit de twee onderzoeken liggen qua thematiek, bevindingen en adviezen in het verlengde van elkaar. Daarom bied ik u bovenstaande onderzoeken in één brief aan.

Hieronder ga ik eerst in op de beide evaluaties afzonderlijk. Daarin benoem ik per evaluatie a) eerst de belangrijkste bevindingen van de onderzoekers en vervolgens b) de concrete acties die ik neem op basis van de bevindingen uit dit specifieke onderzoek. Daarna ga ik in op de gezamenlijke vervolgstappen en leereffecten van deze evaluaties.

Ex ante evaluatie «Gezond, veilig en kansrijk opgroeien»

Stap 1 en 2 van deze evaluatie zijn in de zomer van 2018 afgerond. Om te komen tot de vereiste breed georiënteerde reactie moest echter gewacht worden op beleidsvorming en uitwerking van diverse nieuwe programma’s en akkoorden op het terrein van (preventie voor de) jeugd. Dit heeft geleid tot de ontstane vertraging van deze reactie aan uw Kamer.

Kernvraag uit de evaluatie «Gezond, veilig en kansrijk opgroeien» is: «Op welke wijze kan de (Rijks)overheid de meeste gezondheidswinst bij kinderen realiseren door in te zetten op preventie?»

Stap 1 bestond uit een internationaal vergelijkend onderzoek. Stap 2 was een gespreksronde waarin de scope verkend is van een mogelijk programma om gezondheidswinst te realiseren door inzet van preventie. Daarbij stonden twee onderzoeksvragen centraal:

  • 1. Welke scope moet een landelijke agenda of programma preventie jeugd hebben?

  • 2. Op welke gebieden is potentieel het grootste positieve gezondheidseffect te behalen?

a) Belangrijkste bevindingen en aanbevelingen

Op basis van de internationale verkenning kan geconstateerd worden dat de Nederlandse jeugd in vergelijking met andere landen relatief goed tot zeer goed scoort op fysieke en sociale indicatoren en minder goed op mentale indicatoren. Er gaat dus veel goed, maar er is ook ruimte voor verbetering.

Allereerst kan de inzet op het terrein van preventie voor de jeugd meer effect krijgen als alle betrokkenen een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de mogelijkheden die er zijn om preventie op het terrein van jeugd te versterken en en duidelijker wordt wat ieders rol hierin is. Op lokaal niveau signaleren de onderzoekers ruimte voor verbetering. Door het bouwen van lokale coalities met een gezamenlijk handelingsperspectief en het beter benutten van kennis over de lokale situatie en de mogelijkheden van gericht preventiebeleid, kan er meer preventie gezondheidswinst op het terrein van jeugd bereikt worden.

Daarnaast is er een aantal thema’s geïdentificeerd waar op ingezet zou moeten worden om een nog gezondere jeugd te krijgen en dus de doeltreffendheid van het Rijksbeleid verder te verbeteren. In de loop van het onderzoek bleken veel van deze thema’s al een plek gekregen te hebben in nieuwe programma’s en beleidslijnen van het Ministerie van VWS (Kansrijke start, Preventieakkoord, Zorg voor de Jeugd, Geweld hoort nergens thuis).

Een beperkt aantal thema’s komt nog niet of nauwelijks voor in de landelijke programma’s. Dit zijn de inzet van monitoring en big data, vaardigheden van deze eeuw en mentale druk en weerbaarheid.

Op basis van deze bevindingen adviseert het onderzoeksbureau het Ministerie van VWS om:

  • Op basis van een gemeenschappelijk verhaal van zowel VWS als gemeenten de jeugd centraal te stellen in het preventie- en gezondheidsbevorderingsbeleid en hiervoor op landelijk, regionaal en lokaal niveau gezamenlijk langjarige ambities te formuleren om uiteindelijk de toe te werken naar de gezondste jeugd in 2040.

  • Aan te sluiten bij de behoefte van gemeenten om hen te ondersteunen bij hun coördinerende rol bij preventie voor de jeugd en beter gebruik te maken van lokale data.

  • Specifiek de thema’s mentaal welbevinden en vaardigheden van deze eeuw alsnog een plek te geven in de huidige programma’s of extra in te zetten op deze thema’s.

b) Acties op het terrein van samenwerking van VWS met gemeenten

Het gaat dus op hoofdlijnen goed met de gezondheid van de jeugd in Nederland. Maar dit neemt niet weg dat er door de onderzoekers beleidsterreinen gesignaleerd zijn waarop nog meer gezondheidswinst geboekt kan worden en dat er voordeel te behalen valt uit een meer geïntegreerde aanpak op zowel landelijk als lokaal niveau. De aanbevelingen van de onderzoekers heb ik ter harte genomen. Zo is lopende het onderzoek met sleutelpartners gewerkt aan een gemeenschappelijk verhaal rond de thema’s uit het Nationaal Preventieakkoord (roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik). Hierbij zijn ambities voor de lange termijn, 2040, opgenomen met volledig draagvlak van alle deelnemende partijen. Daarnaast is het belangrijk om de vertaalslag te maken van landelijk naar lokaal niveau, door te luisteren naar wat op lokaal niveau nodig is om een regiefunctie te kunnen nemen en coalities te bouwen, samen te bespreken wat handelingsperspectieven kunnen zijn en te onderzoeken hoe lokale data kunnen worden benut om maatregelen te nemen die passen bij de lokale situatie. En door te verkennen waar wel of niet ondersteuning vanuit de rijksoverheid nodig is om de gewenste acties te ondernemen. Op deze wijze kunnen gezamenlijk met gemeenten en andere partijen stappen gezet worden om meer gezondheidswinst voor de jeugd te realiseren. De behoefte in het lokale veld is daarbij leidend met een focus gericht op de langere termijn.

Wanneer er signalen van lokale overheden en het veld zijn over waar het schuurt in de (inter)departementale samenwerking op het terrein van preventie voor de jeugd, neem ik die mee terug naar Den Haag en ga ik samen met verantwoordelijke partijen en de aangevers een oplossing zoeken.

Hieronder volgt een schets van concrete acties die ik inzet om met gemeenten tot een gemeenschappelijk verhaal te komen en gemeenten te helpen met hun rol als coördinator.

Het betreft acties die zijn ingebed binnen reeds lopende trajecten, en geen extra budgettaire consequenties zullen hebben.

  • Ik stimuleer het koplopersnetwerk preventie jeugd met ambtelijke netwerkbijeenkomsten, het verspreiden van goede voorbeelden en een serie leernetwerkbijeenkomsten voor wethouders over samenhangende visieontwikkeling, leiderschap en netwerkontwikkeling op gebied van preventie en gezondheidsbevordering. Juist door de pragmatische en praktische insteek van deze netwerken ontstaat er meer begrip voor de verschillende organisaties en een concreet handelingsperspectief om beter op elkaar aan te sluiten.

  • Het bestuurlijk overleg publieke gezondheid biedt de mogelijkheid voor gemeenten en VWS om samen prioriteiten vast te stellen. Deze kunnen hun weerslag krijgen in de landelijke nota gezondheidsbeleid 2020–2024 en vervolgens in de daarop gebaseerde lokale en regionale nota’s conform de preventiecyclus uit de Wet publieke gezondheid. In deze landelijke en regionale/lokale nota’s kunnen de maatregelen op het terrein van preventie en gezondheidsbevordering gericht op jeugd bij uitstek een plek krijgen. Hiermee wordt een aanpak over domeinen heen bevorderd op het terrein van preventie en gezondheidsbevordering gericht op jeugd.

  • Via de VNG helpt VWS beleidsmakers bij gemeenten hun kennis en kunde op het terrein van publieke gezondheid te vergroten, zodat ze weten wat er speelt op lokaal niveau en de juiste netwerken en samenwerkingspartners weten te vinden. Hiermee kunnen gemeenten beter hun coördinerende en verbindende rol pakken in het maken van lokaal beleid op het terrein van publieke gezondheid. Ook is namens de VNG het Ondersteuningsprogramma Lokale Preventieakkoorden opgericht om gemeenten te ondersteunen bij de totstandkoming van lokale/regionale preventieakkoorden.

  • Daarnaast wordt de rol van big data via de Nationale Wetenschapsagenda verkend door een onderzoeksprogramma «Big data, Jeugdgezondheidszorg & Kansrijke start».

  • Gemeenten kunnen ook geholpen worden met kennis over beleid op het terrein van de publieke gezondheid door bijvoorbeeld het kennisplatform Preventie. Dit platform, dat momenteel ingericht wordt met hulp van ZonMw, brengt beleid, praktijk en onderzoek bij elkaar. Op deze manier is er een betere aansluiting tussen onderzoek en de behoefte aan kennis op lokaal niveau. Lokale partijen zullen dan ook een belangrijk onderdeel van het platform zijn.

  • In het netwerk van GIDS-gemeenten en in de ondersteuningstrajecten van de diverse programma’s (o.a. Kansrijke Start, Ondersteuning Zorg voor Jeugd, programma sociaal domein, Geweld hoort nergens thuis) wordt georganiseerd dat zij waar nodig samen optrekken en/of gebruik maken van elkaars mogelijkheden en expertise.

Om meer inzicht in langere termijneffecten van de gezamenlijke inspanningen te krijgen wil ik daarnaast periodiek (eens per 4 jaar) de internationale verkenning voor Gezond, veilig en kansrijk opgroeien herhalen. De eerstvolgende verkenning is voorzien voor 2022.

c) Acties op het terrein van mentaal welbevinden en vaardigheden van de toekomst

Meer aandacht voor de mentale gezondheid en vaardigheden van de toekomst van Nederlandse kinderen en jongeren biedt volgens het verkennend onderzoek perspectief op gezondheidswinst. Mentale druk op kinderen en jongeren lijkt in Nederland in vergelijking met andere landen toe te nemen. Uit dit onderzoek blijkt dat dit onder meer voortkomt uit toenemende druk op school, vanuit social media en iets teruglopende tevredenheid van jongeren over de communicatie met hun ouders. Ook in de media en in recente onderzoek publicaties zien we steeds meer signalen over toenemende mentale druk in Nederland, die maakt dat jongeren soms, zelfs op jonge leeftijd al, uitvallen als gevolg van burn-out. Uit de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2018 blijkt dat mentale druk in ons dagelijks leven toeneemt, zowel bij scholieren, studenten als bij werkenden, en dat dit kan leiden tot stress en samenhangende gezondheidsproblemen.2 Onder andere vaardigheden om met drukfactoren om te gaan en mentaal gezond te blijven zijn daarom van belang. De WRR roept in zijn policybrief «Van verschil naar potentieel» op tot verkenning van psychische gezondheid als nieuwe en urgente prioriteit.3

Inzet is ook voor het thema mentale gezondheid om dit de komende tijd te laten landen in reeds lopende trajecten en initiatieven. Hieronder volgt een schets van acties waar ik al op inzet om ten aanzien van het thema mentale gezondheid stappen te zetten samen met lokale overheden en veldpartijen.

  • «Druk op het dagelijks leven» is, net als een gezonde leefstijl, één van de prioriteiten in de nieuwe Landelijke Nota Volksgezondheid. Dit thema werken we samen met experts, onderzoekers en beleidsmakers verder uit. De prioriteiten van de landelijke nota zijn vastgesteld in overleg met gemeenten op basis van cijfers over de publieke gezondheid op nationaal en lokaal niveau. Op verzoek van gemeenten wordt bij de uitwerking van dit gezondheidsvraagstuk gefocust op jongeren.

  • Ik heb het RIVM opdracht gegeven om een onderzoek uit te voeren naar de signalen over de toenemende mentale druk die jongeren ervaren. Dit onderzoek werd mede op verzoek van gemeenten uitgevoerd. De resultaten zijn 24 mei j.l. gepubliceerd4. Het onderzoek van RIVM brengt beschikbare cijfers over de mentale gezondheid van jongeren uit diverse recente onderzoeken bij elkaar en geeft een beeld van de ervaringen van jongeren met stress. Duidelijk wordt dat er niet exclusief één factor te noemen is die zorgt voor stress en psychische klachten bij jongeren. De gevonden cijfers beschrijven bovendien maar een deel van de problematiek en zijn vaak niet goed met elkaar te vergelijken. Voor 2020 zal vervolgonderzoek centraal staan.

  • In het kader van het themavignet «welbevinden» van de Gezonde School-aanpak werken GGD-en, gemeenten en scholen samen om leerlingen mentale gezondheidsvaardigheden aan te leren. Scholen kunnen hiervoor gebruik maken van het landelijke ondersteuningsaanbod. Dit ondersteuningsaanbod wordt extra geïntensiveerd vanuit het in 2018 gelanceerde Nationaal Preventieakkoord. Ik subsidieer daarbij ook het Trimbos Instituut en Pharos om scholen te ondersteunen in het programma «Welbevinden op School». Door zowel voor de bestaande leefstijlthema’s, zoals voeding en bewegen, als voor psychisch welbevinden in te zetten via dezelfde structuur, wordt voorkomen dat scholen en gemeenten het overzicht niet meer hebben op het gehele aanbod om aan de slag te gaan met de gezondheid van de jeugd.

  • ZonMw heeft in haar onderzoeksprogramma’s op verschillende onderdelen aandacht voor mentale gezondheid: Recent is gestart met Implementatie Consulent Mentale Gezondheid met accent op jeugd. [Meer gerelateerde projecten vindt u op www.zonmw.nl/jeugd, www.zonmw.nl/ggz en www.zonmw.nl/preventie]. [Ook in het preventieprogramma zijn hier al resultaten op geboekt: https://www.zonmw.nl/nl/onderzoek-resultaten/preventie/preventie-in-de-zorg/preventie-psychische-aandoeningen/mentale-veerkracht-en-psychische-gezondheid/

  • Ook in het vernieuwde, meer missie-gedreven, topsectorenbeleid vraagt VWS specifiek aandacht voor kwetsbare groepen, weerbare jeugd en veilig, gezond en kansrijk opgroeien en meedoen, opdat deze thema’s een plek krijgen in de diverse onderzoeks- en innovatieprogramma’s.

  • Reeds langer loopt de uitvoering van het Meerjarenprogramma Depressiepreventie met als doel het aantal mensen met een depressie te verminderen. In het meerjarenprogramma ontwikkelen de partijen voor iedere hoogrisicogroep gezamenlijk een goede ketenaanpak. In 2017 is gestart met de ketenaanpak voor jongeren. Het is belangrijk om depressie uit de taboesfeer te halen. Daarom loopt ook de publiekscampagne Hey het is okay. Maak depressie bespreekbaar, waarbij specifiek aandacht is voor jongeren. Want praten over depressieve gevoelens bij jezelf of bij anderen is nodig om te zorgen dat jongeren tijdig hulp krijgen.

  • Ook door het veld wordt al veel ondernomen op het terrein van mentale weerbaarheid voor jongeren, o.a. door de samenwerkende gezondheidsfondsen, Unicef en het NJI. Alles is Gezondheid is actief rond het thema mentale gezondheid en wil hier de komende jaren domein overstijgend op werken. En ook de deelnemers van de Agenda voor de toekomst van het Preventieakkoord willen met jongeren nagaan wat we kunnen doen om hen mentaal weerbaarder te maken zodat ze ook gezondere keuzes in het leven kunnen maken, beter tegen groepsdruk kunnen en minder mentale druk ervaren.

Ex durante evaluatie «Aanpak overgewicht

Voor het beleidsinstrument «Programma’s die gezondheid stimuleren» is een ex durante evaluatie Aanpak overgewicht jeugd uitgevoerd5. Het doel van de evaluatie was na te gaan of de zogenaamde ondersteuningsstructuur (programma’s die landelijk zijn geïnitieerd om gemeenten te ondersteunen bij het bevorderen van gezond gewicht onder jeugdigen) en in het bijzonder de programma’s die hier onderdeel van uitmaken, gemeenten voldoende handelingsperspectief biedt of dat er aanleiding is de ondersteuningsstructuur te wijzigen.

a. Belangrijkste bevindingen en aanbevelingen

Ongeveer 1 op de 7 kinderen heeft overgewicht in Nederland, met als gevolg een grotere kans op (ook andere) gezondheidsproblemen. Kinderen met overgewicht hebben ook vaker te maken met psychosociale problemen, zoals een lagere zelfwaardering, eenzaamheid en zelfs suïcidegedachten. Het terugdringen van overgewicht vraagt om een integrale aanpak. Het gaat niet alleen over gezond en niet te veel eten en voldoende bewegen. Ook zaken als voldoende rust en slaap en een goede mentale weerbaarheid zijn van belang. Dit onderstreept het belang om in samenhang, zoals ook al blijkt uit de evaluatie «Gezond, veilig en kansrijk opgroeien», een effectief en integrale ondersteuning te bieden aan gemeenten en lokale partners.

Het Ministerie van VWS heeft op basis van artikel 3 Wet Publieke Gezondheid de wettelijke verantwoordelijkheid om de kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg te bevorderen en zorg te dragen voor de instandhouding en verbetering van de landelijke ondersteuningsstructuur. Op het gebied van de preventie van overgewicht en obesitas bij kinderen vindt deze ondersteuning plaats via diverse programma’s als Jongeren Op Gezond Gewicht en de Gezonde School aanpak. Deze ondersteuningsstructuur gaat echter verder dan alleen het voorzien van gemeenten van instrumentarium om op gezondheidsbevordering in te zetten. Hij helpt hen – en andere lokale actoren – ook bij de zorg voor gezond en veilig opgroeien van de jeugd. Dit is een verantwoordelijkheid van gemeenten op basis van de Jeugdwet.

Uit de evaluatie wordt geconcludeerd dat de huidige ondersteuningsstructuur vanuit de rijksoverheid op het thema overgewicht en obesitas bij de jeugd in handelingsperspectief voorziet voor gemeenten en andere lokale actoren zoals het onderwijs. Dit is belangrijk omdat hiermee concreet kan worden toegewerkt naar meer gezondheidswinst bij de inwoners. De WRR geeft immers aan dat, naast het verkennen van het thema psychische gezondheid, met prioriteit ingezet moet worden op onder andere speerpunt overgewicht. Met het in 2018 gelanceerde Preventieakkoord wordt het belang van de inzet op het complexe thema overgewicht vanuit de rijksoverheid benadrukt.

Gemeenten ervaren dat de ondersteuningsstructuur die vanuit de rijksoverheid geboden wordt met name behulpzaam is bij het agenderen van dit onderwerp en bij de beleidsuitvoering in de praktijk. Daarnaast worden vrijwel alle gemeenten bereikt door één of meer programma’s uit de onderzochte ondersteuningsstructuur. Tegelijk geven gemeenten aan dat de landelijke programma’s uit de ondersteuningsstructuur niet altijd even goed aansluiten bij de lokale ondersteuningsbehoefte van gemeenten. De programma’s uit de ondersteuningsstructuur werken veelal vanuit een eigen programmering en aanbod. De gemeenten hebben daar tot nu toe weinig invloed en sturing op, maar zouden dit wel graag willen, zo blijkt uit de evaluatie.

De onderzoekers hebben in het rapport een aantal aanbevelingen geformuleerd. Aanbevolen wordt om:

  • steviger in te zetten op de samenhang en duidelijke positionering tussen programma’s in de ondersteuningsstructuur voor gemeenten en lokale actoren.

  • gemeenten beter te betrekken bij de programma’s die onderdeel zijn van de ondersteuningsstructuur en hen te stimuleren de ondersteuningsbehoefte duidelijk te formuleren, om zo een lokale integrale aanpak te bevorderen die aansluit bij de lokale context.

Deze aanbevelingen sluiten aan bij de bevindingen uit de evaluatie «Gezond, veilig en kansrijk opgroeien» om meer in te zetten op een gezamenlijk verhaal en een integrale aanpak ter bevordering van de doelmatigheid van het beleid.

b. Acties

De ondersteuningsprogramma’s zijn over het algemeen goed bekend bij gemeenten. In een deel van de gemeenten zijn de programma’s ook expliciet onderdeel van de lokale of regionale nota gezondheidsbeleid. Het ligt, gezien het belang van de inzet op dit thema en het Nationaal Preventieakkoord, in de rede dat dit ook in de komende landelijke nota gezondheidsbeleid een duidelijke plek zal krijgen.

Niet elke gemeente heeft echter even goed inzicht in het volledige aanbod van programma’s en hoe de verschillende programma’s zich tot elkaar verhouden. Hier liggen kansen om richting gemeenten en andere lokale actoren, vanuit de verschillende programma’s, beter de raakvlakken en wisselwerking tussen programma’s duidelijk te maken. Dit biedt perspectief om vanuit een landelijk aanbod beter bij te dragen aan een lokale integrale aanpak waarbij de verschillende programma’s elkaar versterken. Zodoende kan door lokaal bewust programma’s gecombineerd in te zetten, zoals de aanpak van Jongeren Op Gezond Gewicht, Gezonde School, de Gezonde Schoolkantine en Gezonde Kinderopvang, sneller gekomen worden tot een gefocuste aanpak en uiteindelijk een gezonde omgeving en een gezonde jeugd.

  • Ik zal de positionering van programma’s en de ondersteuningsstructuur op het gebied van overgewicht en de integrale aanpak op preventie en gezondheidsbevordering nadrukkelijk meenemen in de uitvoering van de activiteiten van het Nationaal Preventieakkoord en de uitwerking van de nieuwe landelijke nota gezondheidsbeleid.

  • De vertaalslag naar de lokale situatie zal ik vervolgens samen met gemeenten en de VNG oppakken via de totstandkoming van de lokale preventieakkoorden, de lokale sportakkoorden en de lokale/regionale nota’s gezondheidsbeleid.

  • Ook zal ik via de verschillende programma’s die onderdeel uitmaken van de ondersteuningsstructuur bewerkstelligen dat lokaal dit overzicht en inzicht gegeven wordt, zodat gemeenten en lokale partijen op basis van volledig inzicht in de ondersteuningsstructuur keuzes kunnen maken voor hun beleid(suitvoering).

  • Voorts zijn er nog mogelijkheden om de programma’s beter te laten aansluiten bij de lokale behoefte, door meer vraaggericht te werken. Het gaat hierbij onder meer om de JOGG-aanpak, de Gezonde Kinderopvang, Gezonde School en de Gezonde Schoolkantine. Dit betekent echter niet dat de eigen «formule» losgelaten moet worden of dat een programma minder actiegericht moet worden: immers, de programma’s zijn vaak ontstaan vanuit een best practice op basis van effectiviteit. Het is goed om hierover het gesprek aan te gaan met de relevante lokale partijen.

  • Tenslotte zal ik, zoals aangegeven in het Nationaal Preventieakkoord, op onder andere het thema overgewicht de ambities voor 2040 en de eronder liggende maatregelen en doelen monitoren. De uitvoerende programma’s, zoals de aanpak van Jongeren Op Gezond Gewicht, zal ik waar mogelijk evalueren op effectiviteit. Ik ga op basis hiervan het gesprek aan met betrokken partners, waaronder uiteraard de gemeenten.

Vervolgstappen op basis van de overlappende bevindingen

Uit beide evaluaties komt naar voren dat er preventiewinst is te behalen door het vergroten van maatschappelijke impact van het beleid met een samenhangende inzet door de domeinen heen en door het combineren van verschillende interventies. Zo kan een effect bereikt worden dat groter is dan de som der samenstellende delen wat de doeltreffendheid van het beleid in de praktijk ten goede komt. Een tweede aandachtspunt dat uit beide evaluaties komt, is het belang van goed samenspel tussen Rijk en gemeenten.

De komende periode zet ik mij dan ook in om samen met lokale overheden en uitvoeringspartners te werken aan het gezamenlijke verhaal over preventie voor de jeugd en toe te werken naar ambities voor de lange termijn. De dialoog met gemeenten en andere lokale uitvoeringspartners houdt zowel VWS als als lokale partners een spiegel voor: faciliteert VWS daadwerkelijk het lokale veld? En maken lokale partners optimaal gebruik van reeds bestaande best practices en ondersteuningsmogelijkheden? Door in gesprek te gaan met elkaar komen we te weten wat er goed gaat en wat (nog) niet, en wat gemeenten en uitvoeringspartijen nodig hebben om het (nog) beter te doen. Het proces rond de landelijke nota gezondheidsbeleid, waarin Rijk en gemeenten in gesprek zijn over de prioriteiten in het gezondheidsbeleid en de ondersteuning die nodig is om die prioriteiten te realiseren, is hierbij een waardevol instrument. In het Nationaal Preventieakkoord vindt dat gesprek via de thematafels op reguliere basis plaats tussen een nog bredere groep betrokkenen.

Gezien de leereffecten uit de beide hierboven gepresenteerde onderzoeken heb ik vertrouwen dat we wezenlijke stappen kunnen zetten door vanuit een open houding in gesprek te gaan met de praktijk. Dit om gezamenlijk tot nieuwe perspectieven te kunnen komen en daadwerkelijk de meeste gezondheidswinst te kunnen realiseren door in te zetten op preventie. Een dergelijke aanpak bevordert draagvlak en geeft de mogelijkheid om optimaal aan te sluiten bij initiatieven en partijen waar energie zit om maatschappelijke beweging op gang te brengen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Bijlage bij Kamerstuk 31 865, nr. 99, Taakopdrachten pilot Lerend evalueren startend in 2018.

X Noot
3

WRR-Policy Brief 7, Van verschil naar potentieel – Een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen, 27 augustus 2018.

X Noot
4

«Factsheet Mentale gezondheid van jongeren: enkele cijfers en ervaringen»

https://www.rivm.nl/documenten/factsheet-mentale-gezondheid-van-jongeren-enkele-cijfers-en-ervaringen

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven