nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2009
Het Kabinet heeft kennis genomen van het feit dat de motie van de leden
Rutte, Halsema en Pechtold naar aanleiding van de interpellatie Wilders over
geweigerde toegang tot het Verenigd Koninkrijk, met kenmerk 31 864, nr. 4,
door uw Kamer is aanvaard op 19 februari jl.
In de motie wordt het kabinet opgeroepen «op de eerst denkbare Raads-bijeenkomst
op Europees niveau de kwestie van het weigeren van een lid van het Nederlandse
parlement formeel aan de orde te stellen».
De regering blijft evenwel bij de opvatting, die ik heb uitgedragen tijdens
het interpellatie-debat op 18 februari jl. in uw Kamer, dat het nu aan
de heer Wilders is om een reguliere beroepsprocedure te starten en te volgen
bij de competente Britse autoriteiten.
Het Kabinet heeft derhalve, na zorgvuldig beraad, heden besloten bovengenoemde
motie niet uit te voeren, temeer daar het niet in strijd is met het Europese
recht om als lidstaat het vrije verkeer van personen te beperken om redenen
van openbare orde en veiligheid.
Overigens is het vrije verkeer van personen een zaak van de JBZ-raad.
In die raad zal in algemene zin worden gesproken over de toepassing van artikel
27 van de richtlijn inzake vrij verkeer, aangezien de toepassing van dit artikel
op Brits en Nederlands initiatief onderwerp is van evaluatie.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen