nr. 25
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID CRAMER TER VERVANGING VAN
DAT GEDRUKT ONDER NR. 17
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel 1.10 wordt gewijzigd als volgt:
A
In onderdeel Q wordt artikel 6.1 gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Onder lozen wordt mede verstaan het brengen van stoffen op een
openbaar vuilwaterriool in gevallen als bedoeld in artikel 6.2, vijfde lid.
B
In onderdeel R worden aan artikel 6.2 twee leden toegevoegd, luidende:
5. Het is in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen
verboden om stoffen te brengen in een voorziening voor de inzameling en het
transport van afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon
die door een gemeente met het beheer is belast, tenzij:
a. een daartoe strekkende vergunning is verleend;
b. daarvoor vrijstelling is verleend bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur.
6. De vergunning, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, wordt verleend
door:
a. het bestuur van het in artikel 3.4 bedoelde waterschap, indien
geloosd wordt op een openbaar vuilwaterriool;
b. het bestuursorgaan dat ingevolge het eerste lid bevoegd is voor
het ontvangende oppervlaktewaterlichaam, in ander gevallen dan bedoeld onder
a.
II
Na artikel 2.31 wordt in paragraaf 2.2.6 een artikel ingevoegd, luidend:
Artikel 2.31a
1. Artikel 6.1, tweede lid, en artikel 6.2, vijfde en zesde lid,
van de Waterwet vervallen na het zenden van het verslag, bedoeld in artikel
10.4 van de Waterwet, aan de Staten-Generaal op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip.
2. De voordracht voor het koninklijk besluit bedoeld in het eerste
lid wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
Toelichting
Het amendement strekt ertoe om een circa 20-tal categorieën indirecte
lozingen (Besluit aanwijzing soorten van inrichtingen) waarvoor de waterschappen
thans het bevoegd gezag zijn in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren
onder de Waterwet te brengen in plaats van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo). De overige categorieën indirecte lozingen vallen onder algemene
regels.
De intentie van het kabinet is om tezamen met VNG en IPO in het kader
van de Wabo te streven naar het realiseren van zogeheten regionale uitvoeringsorganisaties
(omgevingsdiensten). Deze organisaties moeten een belangrijke rol gaan vervullen
met betrekking tot het verbeteren van de kwaliteit van vergunningverlening,
toezicht en handhaving van VROM-regelgeving.
Het proces om te komen tot dergelijke regionale uitvoeringsorganisaties
is omgeven met substantiële risico’s en onzekerheden met betrekking
tot een continue goede taakuitoefening ten aanzien van de zware indirecte
lozingen en risico’s voor het functioneren van watersystemen.
Genoemde categorieën, indirecte lozingen via het riool op de RWZI
(conform lid 5 en 6 nieuw) kunnen door dit amendement bij koninklijk besluit
alsnog vervallen in de Waterwet en daarmee ondergebracht worden in de Wabo.
De voorhang op het koninklijk besluit geeft de Kamers de gelegenheid zich
uit te spreken over het laten vervallen van deze bepalingen. Bovendien is
dit tijdstip in ieder geval gezet na de evaluatie van de gehele Waterwet conform
artikel 10.4 van de Waterwet.
Cramer