31 855
Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex om vroegtijdige en onderling afgestemde verlening van hulp, zorg of bijsturing ten behoeve van jeugdigen die bepaalde risico’s lopen te bevorderen (verwijsindex risico’s jeugdigen)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 25 mei 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onder B, wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2b wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, onder a, wordt «maatschappelijk werk» vervangen door «maatschappelijke ondersteuning» en wordt «schuldhulpverlening» vervangen door: werk en inkomen.

b. Het derde lid, eerste volzin, komt te luiden:

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de functionaris, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de instanties, bedoeld in het eerste lid, onder a.

2. Artikel 2f, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt «naar de betrokken gemeentelijke regievoerder» vervangen door: naar degene die belast is met de taken, bedoeld in artikel 2h.

b. In onderdeel f, onder 2°. wordt «bestaande uit niet tot specifieke jeugdigen herleidbare» vervangen door: bestaande uit niet tot specifieke jeugdigen of specifieke meldingsbevoegden herleidbare.

3. Artikel 2g wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid komt de tweede volzin te luiden: Daartoe maakt het college afspraken met de binnen hun gemeente werkzame instanties en functionarissen, voor zover zij behoren tot een categorie die is aangewezen bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2b.

b. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.

c. In het vierde lid wordt «en de organisatie van de aansluiting» vervangen door: de aansluiting en de organisatie van de aansluiting.

4. Artikel 2h wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid vervalt.

b. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid, en komen te luiden:

1. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat wordt nagegaan of de meldingsbevoegden die een jeugdige aan de verwijsindex hebben gemeld en vervolgens daaruit een signaal hebben ontvangen, met elkaar contact hebben opgenomen, afspraken hebben gemaakt over wie welke actie onderneemt en of die actie daadwerkelijk is ondernomen.

2. Degene die belast is met de taken, bedoeld in het eerste lid, heeft uitsluitend ten behoeve daarvan toegang tot de verwijsindex.

5. In artikel 2k, eerste lid, wordt »aan de verwijsindex gedaan met gebruik van» vervangen door: in de verwijsindex gekoppeld aan.

6. In artikel 2m, tweede volzin, wordt «van deze gegevens vindt plaats» vervangen door «van deze gegevens vindt uitsluitend plaats» en vervalt: en gebruiksgerechtigden van de verwijsindex.

7. Artikel 2n, eerste lid, komt te luiden:

1. Een meldingsbevoegde verwijdert een door hem gedane melding uit de verwijsindex indien naar zijn oordeel:

a. die melding niet terecht is gedaan;

b. het eerder gesignaleerde risico niet meer aanwezig is.

8. Artikel 2o, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt «2n, tweede lid, onder a» vervangen door: 2n, eerste lid, onder b, en tweede lid, onder a.

b. In de tweede volzin wordt «2n, eerste lid, « vervangen door: 2n, eerste lid, onder a.

B

In artikel I, onder C, wordt in onderdeel 2, «bedoeld in artikel 2g» vervangen door: bedoeld in artikel 2g;.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat naast enkele wetstechnische verbeteringen en verduidelijkingen een aantal aanpassingen die nodig zijn met het oog op het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel betreffende de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), dat de Tweede Kamer nog voor de zomer van 2009 zal bereiken. Het wetsvoorstel CJG is namelijk evenals het onderhavige wetsvoorstel een aanvulling van de Wet op de jeugdzorg.

Aangezien er op bepaalde onderdelen een overlap zal zijn met het wetsvoorstel CJG, moeten deze onderdelen waar mogelijk nu al op elkaar worden afgestemd. Waar dat om wetstechnische redenen nu niet mogelijk is, zullen in het wetsvoorstel CJG enkele technische afstemmingsbepalingen worden opgenomen.

De aanpassingen met het oog op het wetsvoorstel CJG zijn:

– onderdeel 1, onder a: aanduiding domeinen

Zowel het wetsvoorstel CJG als interdepartementale inbreng zijn aanleiding om de domeinen maatschappelijk werk en schuldhulpverlening te wijzigen in maatschappelijke ondersteuning en werk en inkomen. Het is vooralsnog de bedoeling om in het domein werk en inkomen alleen schuldhulpverlening aan te wijzen. Op termijn kan ook gedacht worden aan instanties uit de reïntegratieketen.

– onderdeel 2, onder a, onderdeel 3, onder b, en onderdeel 4: gemeentelijke samenwerking en regierol gemeenten Zowel het wetsvoorstel verwijsindex als het wetsvoorstel CJG bevatten bepalingen over de samenwerking in gemeentelijk verband. Die bepalingen worden waar mogelijk nu reeds op elkaar afgestemd, zodat het aantal opeenvolgende wijzigingen van de Wet op de jeugdzorg overzichtelijk blijft. Het gaat dan om een aanpassing van artikel 2h, waarin de gemeentelijke regie op het in de gaten houden van meldingen is vastgelegd. Artikel 2f, eerste lid, onder c, diende in verband daarmee technisch te worden aangepast. Uit artikel 2h is ook het voorschrift dat het college van burgemeester en wethouders een regievoerder moeten aanwijzen geschrapt. Die bepaling was ook blijkens enkele vragen uit het verslag niet geheel duidelijk. Het gaat er namelijk niet om dat er een afzonderlijke, vrijgestelde regievoerder wordt aangewezen, maar dat die taak is belegd. Zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, zou dat bijvoorbeeld iemand uit het gemeentelijke samenwerkingsverband kunnen zijn. Tot slot behoefde in dit verband ook artikel 2g een aanpassing. Het voorschrift dat de gemeentelijke samenwerkingsafspraken moeten worden neergelegd in een convenant is geschrapt. Het wordt dus aan de gemeenten over gelaten in welke vorm de afspraken gegoten worden. Dat kan dus nog steeds een convenant zijn. Alle proeftuingemeenten werken nu ook al met een convenant. Die term is dus in het veld «ingeburgerd», en kan dus gewoon worden gebruikt. Het wetsvoorstel schrijft het echter niet meer voor.

De overige onderdelen zijn alle wetstechnische verbeteringen of verduidelijkingen van de tekst. Hier past nog een enkel woord over artikel 2f en de artikelen 2n en 2o.

Mede naar aanleiding van vragen in het verslag, is aan artikel 2f, onder f, onder 2°. toegevoegd dat in rapportages over het gebruik van de verwijsindex ook geen gegevens mogen staan die herleidbaar zijn tot specifieke meldingsbevoegden.

Artikel 2n, en in samenhang daarmee artikel 2o, is ook mede naar aanleiding van vragen in het verslag verduidelijkt. Het bleek niet geheel duidelijk te zijn welke door de meldingsbevoegde uit de verwijsindex verwijderde meldingen in het historisch archief worden opgenomen. In artikel 2n, eerste lid, zijn nu duidelijk twee gevallen opgenomen waarin een meldingsbevoegde een melding uit de verwijsindex dient te verwijderen. Dit betreft in de eerste plaats het geval waarin een meldingsbevoegde (bij nader inzien) van mening is dat hij onterecht een melding heeft gedaan. Deze melding gaat niet naar het historisch archief; zij hoort daar niet thuis, aangezien zij onterecht is gedaan. Dit is nu geregeld in de aanpassing van artikel 2o, eerste lid, tweede volzin. In de tweede plaats gaat het om het geval waarin de meldingsbevoegde terecht heeft gemeld, maar er ontwikkelingen zijn geweest op basis waarvan de meldingsbevoegde tot de conclusie komt dat er geen sprake is meer is van het eerder gesignaleerde risico. Deze meldingen gaan wel naar het historisch archief, aangezien die daar juist wel thuishoren omdat het feit dat er bij dezelfde jeugdige eerder door een ander een risico is gesignaleerd belangrijk kan zijn voor de een professional die later bij die jeugdige een risico signaleert en een melding doet aan de verwijsindex. Dit is nu geregeld bij de aanpassing van artikel 2o, eerste lid, eerste volzin.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

Naar boven