nr. 56
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2009
Hierbij zend ik u een ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit
Wet op de jeugdzorg in verband met de invoering van de verwijsindex risicojongeren.
Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerp-nota van
toelichting.1
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven
voorhangprocedure (artikel 109 van de Wet op de jeugdzorg), en biedt uw Kamer
gedurende 4 weken, waarbij uiteraard rekening wordt gehouden met het reces,
de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan
de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.
Gelijktijdig met de voorhang bij uw Kamer wordt het ontwerpbesluit ingevolge
de aangehaalde bepaling in de Staatscourant bekend gemaakt om eenieder de
gelegenheid te geven om wensen en bedenkingen kenbaar te maken, binnen vier
weken.
Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de voordracht aan de Koningin
ter verkrijging van het advies van de Raad van State over het ontwerpbesluit
niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal
is overgelegd, waarbij uiteraard rekening wordt gehouden met het reces.
Het ligt in de bedoeling de wet zo spoedig mogelijk na aanvaarding van
het wetsvoorstel door de Eerste Kamer en tegelijk met het besluit in werking
te laten treden. Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding met ingang van 1 april
2010.
Een eensluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste
Kamer.
De minister voor Jeugd en Gezin,
A. Rouvoet