31 847
Onderzoek naar de besluitvorming rond de inval in Irak

nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2010

Naar aanleiding van de uw Kamer op dinsdag 9 februari 2010 toegezonden kabinetsreactie over het rapport van de commissie van onderzoek besluitvorming Irak meld ik u het volgende, mede namens de ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

In paragraaf 2, «Lessen geleerd», is in onderdeel e abusievelijk een zin teveel opgenomen. Het betreft de tweede zin van dat onderdeel. Deze zin zou de indruk kunnen wekken dat de desbetreffende minister niet verantwoordelijk zou zijn voor rapportages van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in kamerbrieven. Dat is niet het geval, de ministeriële verantwoordelijkheid hiervoor blijft voluit bestaan.

De tekst van het onderdeel luidt dan als volgt:

e. Het kabinet onderschrijft het belang om informatie van beide inlichtingen- en veiligheidsdiensten op een goede manier aan de Kamers te verwoorden. In het verlengde daarvan zal het kabinet in documenten die mede op basis van informatie van deze diensten worden opgesteld, zichtbaar maken welke informatie door hen geleverd is, met inachtneming van eisen van vertrouwelijkheid.

Dezelfde zin treft u ook aan in paragraaf 4.2, de voorlaatste alinea van het kabinetsstandpunt. Ook deze zin vervalt.

De minister-president,

De minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

Naar boven