De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven de volgende vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie danken de regering voor de beantwoording van hun vragen over het vervallen van de verslaggevingsplicht van functionarissen
voor de gegevensbescherming. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord. Zij hebben nog enkele vragen.
2. Verslaggevingsplicht
De leden van de VVD-fractie hebben eerder aangegeven dat de verslaggevingsplicht een belangrijke functie vervult om de transparantie over gegevensverwerkingen
door verantwoordelijken te bevorderen. Transparantie is één van de belangrijkste beginselen van de geldende privacywetgeving,
aldus deze leden. De regering gaat er bij zijn beantwoording echter vanuit dat het opleggen van verplichtingen als de verslaggevingsplicht
contraproductief zou werken, en dat met de afschaffing ervan meer bedrijven zich het belang van gegevensbescherming gaan aantrekken.
Waarop baseert de regering dit uitgangspunt?
De regering geeft verder aan dat het voor die gevallen waarin bedrijven een functionaris voor de gegevensbescherming hebben
aangesteld, het van belang is dat deze functionaris openlijk verantwoording aflegt aan onder meer de betrokkenen. Hoe ziet
de regering dit dan concreet? Het ligt dan toch voor de hand dat een functionaris voor de gegevensbescherming deze betrokkenen
bereikt en aan hen verantwoording aflegt met behulp van een jaarverslag, vragen deze leden. De betrokkene staat centraal in
de privacywetgeving; het gaat immers om diens gegevensbescherming, aldus deze leden. Welke andere manieren heeft de regering
voor ogen om de vereiste transparantie te realiseren? Hoe worden verantwoordelijken beïnvloed of gestimuleerd deze instrumenten
toe te passen, indien de regering geen verplichtingen wenst op te leggen? Graag een reactie van de regering.
3. Naleving en herziening privacyrichtlijn
Kan de regering nader toelichten aan de leden van de GroenLinks-fractie wat zij bedoelt met de opmerking dat er een evenwicht moet zijn tussen het vormgeven van enerzijds het belang van
het recht van verzet overeenkomstig (het doel van) de privacyrichtlijn en anderzijds het belang van verlichting van de administratieve
lasten? Kan de regering verzekeren dat naleving van de richtlijn niet ter discussie staat? De regering geeft aan dat het aanbieden
van een hoger beschermingsniveau dan de privacyrichtlijn, in strijd zou zijn met het Nederlandse beleid wat betreft implementatie
van richtlijnen. Om deze reden is zij geen voorstander van een opt-out regeling in standaardcontracten. Vindt de regering een dergelijke regeling om inhoudelijke redenen wel wenselijk? Kan de regering
bevestigen dat de privacyrichtlijn minimumnormen biedt en een neerslag bevat van de laagste gemene deler op dit terrein? Is
de regering het met deze leden eens dat het uit het oogpunt van het belang van de privacy wenselijk kan zijn om meer waarborgen
te bieden dan dit minimale Europese beschermingsniveau? Zo ja, voor welke punten acht zij dit wenselijk?
Kan de regering aan de leden van de GroenLinks-fractie haar onderhandelingsinzet toelichten ten aanzien van de herziening
van de privacyrichtlijn? Richt zij zich daarbij alleen op de beperking van de administratieve lasten en de nalevingskosten
tot een minimum, of stelt zij ook meer waarborgen voor met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens? Welk evenwicht
streeft de regering hierbij na, en in welke herzieningsvoorstellen heeft dit geresulteerd? Graag een reactie.
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,
Broekers-Knol
De griffier voor dit verslag,
Van Dooren