31 839 Jeugdzorg

E BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2014

Met deze brief doen wij u verslag van de voortgang bij het maken van afspraken tussen gemeenten en de bureaus jeugdzorg (BJZ) en de landelijk werkende instellingen (lwi’s). De aanleiding hiervoor vormt het verzoek vanuit Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) om vóór 1 april helderheid over de frictiekosten te ontvangen.

1. Afspraken regio’s en BJZ

In het bestuurlijk overleg van 19 december 2013 zijn tussen rijk, VNG en IPO afspraken gemaakt over de continuïteit van de functies van de huidige bureaus jeugdzorg (BJZ). In deze bestuurlijke afspraken is opgenomen dat gemeenten uiterlijk 28 februari 2014 in regionaal verband en in overleg met het BJZ een besluit nemen, gericht op het garanderen van de continuïteit van de functies van het huidige BJZ (AMK, toegang, crisis, JB en JR), evenals de infrastructuur die hiervoor noodzakelijk is. Gemeenten die op 28 februari 2014 geen afspraken hebben met het BJZ, zullen in een overgangsregeling worden opgenomen. Deze houdt in dat voor 2015 een budgetgarantie van minimaal 80% wordt gegeven van het budget van 2014.

De afspraken moeten deze continuïteit van zorg garanderen. Tevens is opgenomen dat gemeenten maximaal ruimte moeten krijgen om lokaal of regionaal passende oplossingen te realiseren. Dit betekent dat regio’s en het BJZ in onderling overleg tot wederzijdse afspraken moeten komen die de continuïteit van functies en de zorg en de daarvoor benodigde infrastructuur (waaronder de continuïteit van zorg voor de op 31-12-2014 aanwezige cliënten jeugdbescherming en jeugdreclassering) waarborgt. Dit kan in uiteenlopende vormen die kunnen variëren van een harde toezegging op continuïteit van de organisatie of op het budget tot aan gedetailleerde afspraken over budget of aantallen fte per functie.

Op basis van deze afspraken kunnen gemeenten en BJZ zich verder voorbereiden op de inwerkintreding van de jeugdwet in 2015. De afspraken zijn op de volgende aspecten getoetst:

  • Hebben alle gemeenten en BJZ bestuurlijke afspraken gemaakt?

  • Voor welke periode zijn er afspraken gemaakt?

  • Is in de afspraken aandacht besteed aan alle functies van het huidige BJZ?

  • Welke garanties hebben de BJZ gekregen voor 2015?

  • Zijn er voorbehouden gemaakt bij de afspraken en welke?

Daarbij hebben er op aangedrongen dat de afspraken door zowel Bureau Jeugdzorg als de regio ondertekend zijn

2. Gerapporteerde voortgang

Alle BJZ’s hebben gerapporteerd (aan het Rijk) over de gemaakte regionale afspraken tussen gemeenten en BJZ’s. Door (of namens) alle gemeenten zijn afspraken ondertekend. Deze afspraken geven op dit moment geen aanleiding om te concluderen dat gemeenten in aanmerking komen voor de overgangsregeling, die gemeenten verplicht om minimaal 80% van het budget voor 2014 te garanderen voor het betreffende BJZ.

Er zijn afspraken gemaakt over alle functies van het huidige BJZ (toegang, AMK, crisis, JB/JR). De inhoud van de afspraken tussen de regio’s en de BJZ’s verschilt, maar de meeste gemeenten hebben een budgetgarantie afgesproken van minimaal 80% (inclusief overname van personeel) van het budget van een BJZ. Door diverse regio’s zijn voorbehouden gemaakt bij de afspraken met de BJZ’s. De voorbehouden hebben betrekking op:

  • Het definitieve budget dat gemeenten in 2015 ontvangen voor de uitvoering van de taken in de jeugdwet

  • Er moet een oplossing komen voor de resterende frictiekosten en in 2015 moet het BJZ een financieel gezonde organisatie zijn.

  • Het BJZ moet gecertificeerd zijn voor de uitvoering van het gedwongen kader.

  • Overige financiële randvoorwaarden: mogelijke BTW-problematiek, voorfinanciering, etc.

Mocht in de periode tot 1 januari 2015 blijken, dat als gevolg van de gestelde voorwaarden de bestuurlijke afspraken tussen regio’s en BJZ’s niet uitvoerbaar zijn, dan kan de overgangsregeling met 80% budgetgarantie alsnog worden toegepast of kunnen andere maatregelen worden genomen die leiden tot het realiseren van de continuïteit van zorg in 2015 voor de functies van (het huidige) BJZ.

3. Frictiekosten

Ondanks dat alle gemeenten afspraken hebben gemaakt met de BJZ’s over de functies van het BJZ voor het jaar 2015, zijn er diverse bureaus jeugdzorg die aangeven dat zij nog financiële problemen hebben. Bij deze BJZ’s is sprake van resterende frictiekosten, die niet geheel (kunnen) worden gefinancierd door het BJZ zelf. Een aantal BJZ’s geeft aan dat zij verwachten dat de resterende frictiekosten zo hoog zijn dat dat deze niet (geheel) door de BJZ’s zelf kunnen worden gefinancierd op basis van hun reserves. Uit een inventarisatie van de financiële positie van de BJZ’s volgt de verwachting dat drie BJZ’s in financiële problemen zouden kunnen komen vanwege buitensporige frictiekosten. Dit zijn de BJZ in Zuid-Holland (ondergebracht in één concern met BJZ Haaglanden), Noord-Brabant en Gelderland. Deze drie BJZ geven aan dat zij frictiekosten verwachten van meer dan € 10 mln. Er worden op korte termijn aparte bestuurlijke overleggen georganiseerd met de bestuurders van de BJZ’s, de regiogemeenten en de gedeputeerden van de hierboven genoemde regio’s (Zuid Holland, Noord Brabant en Gelderland).

Ook het BJAA heeft aangegeven dat zij nog resterende frictiekosten heeft. Aangezien gemeenten in de huidige stadsregio zelf verantwoordelijk zijn voor de keuzes die zij maken over de continuïteit van de functies van het BJAA vanaf 2015, ligt het in de rede dat de gemeenten in de stadsregio in eerste instantie zelf bezien in hoeverre zij deze resterende frictiekosten kunnen oplossen.

Vooruitlopend op de installatie van de Transitieautoriteit Jeugd (TAJ), vermoedelijk per 1 april 2014, gaan experts van het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) onderzoek doen naar de toekomstbestendigheid van in ieder geval de hierboven genoemde BJZ. Daarbij zullen deze experts voorstellen doen over de wijze waarop de continuïteit van de wettelijke functies kan worden geborgd. Mogelijk wordt er ook nog naar enkele andere BJZ onderzoek gedaan. De resultaten en adviezen van het onderzoek door de experts van het CSZ zullen aan het Rijk worden uitgebracht en ter beschikking worden gesteld aan de betreffende BJZ’s, provincies en gemeenten. De adviezen van het CSZ zullen verder worden uitgewerkt binnen de werkwijze van de TAJ. Hierover wordt u nader geïnformeerd na de installatie van de TAJ.

Een bestuurlijke afspraak met de VNG en het IPO over het oplossen van de frictiekosten bij de BJZ, zowel die geen onderwerp van nader onderzoek zijn als de drie waar nader onderzoek plaatsvindt, is in voorbereiding.

4. Landelijk werkende instellingen (LWI’s)

De kosten voor trajecten die worden uitgevoerd door de LWI’s zijn geen onderdeel van de bestuurlijke afspraak over de BJZ. Nu loopt de financiering van de LWI’s via het penvoerderschap van drie Provincies/ Stadsregio’s. Vanaf 2015 gaan deze middelen naar gemeenten, die zorg moeten dragen voor een dekkend jeugdzorgaanbod. Wanneer gemeenten ervoor kiezen de zorg bij het LWI in te kopen via BJZ, maakt BJZ verdere afspraken over de uitvoering van die zorg door een LWI (hoofd- en onderaannemerschap).

De motie Kuiper verzoekt de regering een regeling te treffen voor LWI’s om de beschikbaarheid van deze zorg voor de toekomst en een zachte landing in het nieuwe bestel te waarborgen. Bij de te maken afspraken over de financiering van de LWI’s geldt ook het wettelijke overgangsrecht voor cliënten jeugdbescherming en jeugdreclassering. Cliënten jeugdbescherming en jeugdreclassering bij de LWI’s op 31-12-2014, moeten dit bij de betreffende LWI kunnen voortzetten in 2015. De LWI’s die op dit moment zien aankomen de continuïteit van zorg niet te kunnen realiseren, kunnen zich vanaf 1 april 2014 melden bij de TAJ.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven MPM

Naar boven