Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2011
Naar aanleiding van het spoeddebat van 8 maart jl. dat ik met uw Kamer voerde over de jeugdzorg in Limburg, bericht ik u in
deze brief over mijn reactie op de ingediende moties.
Motie van het lid Kooiman van de SP-fractie inzake het wettelijk recht op jeugdzorg (TK 2010–2011, 31 839, nr. 88)
De regering wordt verzocht ervoor te zorgen dat kinderen en gezinnen in Limburg de zorg die zij nodig hebben op tijd ontvangen.
Ik ontraad deze motie.
Als staatssecretaris ben ik verantwoordelijk voor het stelsel van de jeugdzorg. De provincies zijn verantwoordelijk voor de
uitvoering van de jeugdzorg. Het is aan de provincies om er zorg voor te dragen dat kinderen en gezinnen op tijd de zorg ontvangen
die zij nodig hebben in heel Nederland. In het Afsprakenkader 2010–2011 heb ik dit via het IPO met alle provincies afgesproken,
in aansluiting op het recht op jeugdzorg zoals verankerd in de wet. Zoals afgesproken zal het IPO met een voorstel komen voor
de verdeling van het macrobudget onder de 12 provincies en 3 grootstedelijke regio’s (hierna: provincies). Dat voorstel is
afgestemd met alle 15 provincies.
Motie van het lid Kooiman van de SP-fractie inzake een eenmalige investering van € 30 mln (TK 2010–2011, 31 839, nr. 89)
De regering wordt verzocht tot een oplossing te komen met de provincies Limburg inzake een eenmalige investering van € 30
mln.
Ik ontraad deze motie.
Het IPO zal mij een voorstel doen over de verdeling van het reguliere budget over de provincies. Eventuele eenmalige investeringen
moeten uit dit reguliere budget komen. Het is niet verstandig om met individuele provincies aanvullende budgettaire afspraken
te maken. Dit zou een ongelijke situatie voor andere provincies met zich meebrengen.
Motie van het lid Kooiman van de SP-fractie inzake 200 banen die mogelijk op de tocht staan (TK 2010–2011, 31 839, nr. 90)
De regering wordt verzocht met een plan te komen om ervoor te zorgen dat jeugdhulpverleners in Limburg hun baan behouden en
de Kamer hierover te informeren.
Ik ontraad deze motie.
Ik geef algemene aandacht aan het behouden van personeel voor de jeugd-sector. Dit wordt onder meer gedaan in het plan van
aanpak arbeidsmarkt jeugdzorg «Jeugdzorg goed werk». Echter, jeugdzorginstellingen gaan zelf over het personeelsbeleid in
hun instelling. Ik heb u toegezegd op het onderwerp arbeidsmarktpositie in de jeugdzorg terug te komen in mijn brief over
de stelselwijziging.
Motie van het lid Dijsselbloem van de PvdA-fractie inzake de factor niet-westerse allochtonen in het SCP-verdeelmodel en de
gevolgen hiervan voor de toekenning van de middelen (TK 2010–2011, 31 839, nr. 91)
De regering wordt verzocht de uitkomsten van het model te analyseren op het verschil tussen de theoretisch geraamde behoefte
en de werkelijke vraag naar jeugdzorg, en het model zo nodig op dit aspect aan te passen.
Bij de verbetering van het model in verband met de stelselherziening, wordt er door het SCP naar meerdere factoren gekeken,
waaronder etniciteit. In die zin beschouw ik deze motie als een ondersteuning van mijn beleid.
Motie van het lid Dijsselbloem van de PvdA-fractie inzake de overgangstermijn voor Limburg (TK 2010–2011, 31 839, nr. 92)
De regering wordt verzocht met het IPO te spreken over een langere overgangstermijn voor Limburg om de forse bezuinigingen
vorm te geven.
Zoals afgesproken zal het IPO met een voorstel komen voor de verdeling van het macrobudget. Ik zal bezien of de daarin opgenomen
afbouwtermijn verantwoord is en zal dat meenemen in mijn beoordeling van het voorstel.
Aangezien ik het voorstel van het IPO thans nog niet ken, kan ik op dit moment niet anders dan de motie ontraden en wil ik
u adviseren om deze motie aan te houden.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner