Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 31839 nr. 690 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 31839 nr. 690 |
Vastgesteld 3 juli 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 15 mei 2019 over het nieuw pleegzorgkader Caribisch Nederland (Kamerstuk 31 839, nr. 654).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 juni 2019 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 2 juli 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave |
blz. |
|
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fractie |
2 |
II. |
Reactie van de Staatssecretaris |
3 |
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende voorstel voor een nieuw pleegzorgkader Caribisch Nederland. Genoemde leden vinden dat ieder kind een veilig en fijn thuis verdient, waar het zich gehoord, gezien en ondersteund voelt. In sommige gevallen lukt het helaas niet om veilig op te groeien in het eigen gezin. Het is dan fijn dat pleegouders bereid zijn om een kind in hun eigen gezin op te vangen. Deze leden waarderen de inzet van deze pleegouders dan ook zeer. Deze leden vinden het goed dat de Staatssecretaris stappen onderneemt om duidelijkheid en ondersteuning te bieden zodat pleegouders een fijne plek kunnen bieden om in op te groeien.
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over het voorgestelde kader.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel pleeggezinnen er op dit moment in Caribisch Nederland zijn. Verwacht de Staatssecretaris dat dit aantal verandert naar aanleiding van het voorgestelde kader? Zo ja, hoeveel meer of minder pleegkinderen en pleeggezinnen verwacht de Staatssecretaris? Genoemde leden vragen of het de verwachting is dat de beschikbaarheid van meer pleeggezinnen leidt tot meer pleegkinderen. Wat zijn de financiële gevolgen van de verwachte wijzigingen? Hoe worden die gevolgen opgevangen?
Voor de leden van de VVD-fractie is het belangrijk dat een kader voor pleegzorg in Caribisch Nederland bijdraagt aan duidelijkheid en ruimte voor pleegouders, zodat zij goede zorg aan hun pleegkinderen kunnen geven. Genoemde leden vragen dan ook wat de reactie van de Caribische pleegouders was op het voorgestelde kader. Zijn er wijzigingen doorgevoerd nadat het advies van de Jeugdzorg en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland (JGCN) met ze besproken is? Wat vinden genoemde pleegouders van het voorstel zoals het er nu ligt? Gelet op de verschillen tussen de situatie in Caribisch en in Europees Nederland hechten de leden van de VVD-fractie veel waarde aan hun oordeel.
De Staatssecretaris stelt voor dat het JGCN vanaf 1 september 2019 al volgens de nieuwe kaders gaat werken. De leden van de VVD-fractie vinden dat een goed pleegzorgkader zo snel mogelijk ingevoerd dient te worden. Genoemde leden vragen of het haalbaar is om binnen die tijd de betrokken partijen te consulteren, hun adviezen te verwerken en om het JGCN en de pleegouders voor te bereiden op de invoering.
De leden van de VVD-fractie vragen of de werking van deze regeling geëvalueerd wordt. Op welk moment en op welke wijze zal deze evaluatie worden uitgevoerd?
Ondersteuning
De leden van de VVD-fractie lezen dat wordt voorgesteld om de ondersteuning aan pleegoudervoogden in Caribisch Nederland anders in te richten dan de ondersteuning in Europees Nederland. Als reden wordt hiervoor aangevoerd dat pleegoudervoogdij nieuw is in Caribisch Nederland en dat er daarom ruimte moet zijn voor passende begeleiding per pleeggezin. Genoemde leden vragen of dat voldoende reden is om pleegouders in Caribisch Nederland anders te behandelen dan pleegouders in Europees Nederland. Waarom is het feit dat pleegoudervoogdij nieuw is, reden om Caribische pleegouders meer ruimte te geven «om de jeugdige naar eigen inzicht en expertise op te voeden en te verzorgen»? Hoe wordt deze «ruimte» ingevuld en op welke wijze wordt dit vastgelegd in de pleegovereenkomst? Is het denkbaar dat op enig moment wel wordt afgesproken om ten hoogste één gesprek per jaar te hebben? Zo ja, wanneer is dit het geval?
Pleegkinderen hebben vaak een ingewikkelde geschiedenis, waardoor ze vaker meer begeleiding en ondersteuning nodig hebben dan andere kinderen. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de extra ondersteuning voor pleegkinderen en hun pleegouders binnen het voorliggende kader geregeld zal worden.
Financieel
Omdat de kosten voor levensonderhoud in Caribisch Nederland hoog zijn in verhouding tot de inkomens, wordt voorgesteld om de pleegvergoeding aan te laten sluiten bij de bedragen voor Europees Nederland. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de vergoedingen verhoogd worden om pleegzorg te stimuleren. Genoemde leden vragen of het gelijk trekken met de Europees Nederlandse vergoedingen dat bewerkstelligt. De lonen en kosten voor levensonderhoud verschillen immers tussen Caribisch en Europees Nederland, wat een gelijkschakeling onlogisch maakt. Ditzelfde geld voor ontwikkelingen van lonen en prijzen.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de te verwachte financiële macro-effecten zijn van het voorgestelde kader en hoe die gedekt zullen worden.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat de vaststelling van de bedragen voor pleegvergoeding worden vereenvoudigd en dat de administratieve lasten verminderd worden. Genoemde leden vragen aan de Staatssecretaris op welke manier dit zal gebeuren.
Met deze brief reageer ik op de vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport die zij hebben voorgelegd over mijn brief van 15 mei 2019 over het nieuwe pleegzorgkader Caribisch Nederland (Kamerstuk 31 839 nr. 654).
Algemeen
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel pleeggezinnen er op dit moment in Caribisch Nederland zijn. Verwacht de Staatssecretaris dat dit aantal verandert naar aanleiding van het voorgestelde kader? Zo ja, hoeveel meer of minder pleegkinderen en pleeggezinnen verwacht de Staatssecretaris? Genoemde leden vragen of het de verwachting is dat de beschikbaarheid van meer pleeggezinnen leidt tot meer pleegkinderen. Wat zijn de financiële gevolgen van de verwachte wijzigingen? Hoe worden die gevolgen opgevangen?
Voor de leden van de VVD-fractie is het belangrijk dat een kader voor pleegzorg in Caribisch Nederland bijdraagt aan duidelijkheid en ruimte voor pleegouders, zodat zij goede zorg aan hun pleegkinderen kunnen geven. Genoemde leden vragen dan ook wat de reactie van de Caribische pleegouders was op het voorgestelde kader. Zijn er wijzigingen doorgevoerd nadat het advies van de Jeugdzorg en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland (JGCN) met ze besproken is? Wat vinden genoemde pleegouders van het voorstel zoals het er nu ligt? Gelet op de verschillen tussen de situatie in Caribisch en in Europees Nederland hechten de leden van de VVD-fractie veel waarde aan hun oordeel.
De Staatssecretaris stelt voor dat het JGCN vanaf 1 september 2019 al volgens de nieuwe kaders gaat werken. De leden van de VVD-fractie vinden dat een goed pleegzorgkader zo snel mogelijk ingevoerd dient te worden. Genoemde leden vragen of het haalbaar is om binnen die tijd de betrokken partijen te consulteren, hun adviezen te verwerken en om het JGCN en de pleegouders voor te bereiden op de invoering.
De leden van de VVD-fractie vragen of de werking van deze regeling wordt geëvalueerd. Op welk moment en op welke wijze zal deze evaluatie worden uitgevoerd?
Reactie
Op dit moment zijn er 48 pleeggezinnen die onder verantwoordelijkheid van Jeugdzorg en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland (JGCN) 56 kinderen opvoeden. JGCN streeft ernaar om het aantal pleeggezinnen met 25% te laten groeien door actiever te gaan werven. Die inzet is vooral gericht op Sint Eustatius en Saba, waar op dit moment respectievelijk één en twee pleeggezinnen zijn. Plaatsing in een pleeggezin is een wenselijk alternatief voor kinderen die door omstandigheden niet thuis kunnen wonen en anders in een instelling zouden worden geplaatst. Bij een plaatsing in een pleeggezin kan in het hulpverleningsplan beter rekening worden gehouden met de taal, cultuur en het netwerk van het kind. Ik verwacht dat het nieuwe pleegzorgkader er aan bijdraagt dat meer kinderen in pleeggezinnen kunnen verblijven en daarmee het aantal kinderen dat in een instelling verblijft terug te brengen naar de hoogst noodzakelijke gevallen. Mijn verwachting is dan ook een lichte groei van het aantal pleegkinderen. Ook vanwege het ophogen van de leeftijdsgrens naar 21 jaar. De directe financiële gevolgen voor het Ministerie van VWS zitten in de toename van de pleegzorgvergoeding en de nieuwe doelgroep van 18 – 21 jarigen. Voor deze wijzigingen zijn in 2019 extra middelen van € 160.000 beschikbaar gesteld aan JGCN. Zo nodig worden extra middelen beschikbaar gesteld.
Bij het opstellen van het pleegzorgkader zijn pleegouders betrokken via gesprekken en focusgroepen. De algemene reactie van de pleegouders is positief. Voor de meeste betekent het kader dat hun pleegzorgvergoeding omhoog gaat en daarmee hun financiële situatie verbetert. Ook kwam naar voren dat veel pleegouders onbekend zijn met pleegoudervoogdij. Bij de implementatie zal daarom bijzondere aandacht uitgaan naar goede voorlichting over pleegoudervoogdij.
Zoals de leden aangeven in hun vraag heb ik tijdens mijn bezoek op Bonaire in mei aangegeven dat JGCN al vanaf 1 september 2019 vooruitlopend op de algemene maatregel van bestuur (AMvB) zal gaan werken volgens het nieuwe kader. JGCN heeft hiertoe een implementatieplan opgesteld, waar het betrekken van pleegouders ook onderdeel van is. Zij zullen worden geïnformeerd via informatiesessies en breder zal via de media ruchtbaarheid worden gegeven aan het nieuwe kader. Voor JGCN wordt de werkwijze met het nieuwe kader overzichtelijker. JGCN verwacht dat genoemde datum haalbaar en dus uitvoerbaar is.
Ik heb een AMvB in voorbereiding om het kader een wettelijke basis te geven. Mocht het kader tijdens het opstellen van deze AMvB nog wijzigen, dan zal de uitvoering hierop zo nodig worden aangepast. Ik ben voornemens om het kader binnen twee jaar na invoering van de AMvB te evalueren en zal met JGCN bekijken op welke wijze dit zal plaatsvinden.
Ondersteuning
De leden van de VVD-fractie lezen dat wordt voorgesteld om de ondersteuning aan pleegoudervoogden in Caribisch Nederland anders in te richten dan de ondersteuning in Europees Nederland. Als reden wordt hiervoor aangevoerd dat pleegoudervoogdij nieuw is in Caribisch Nederland en dat er daarom ruimte moet zijn voor passende begeleiding per pleeggezin. Genoemde leden vragen of dat voldoende reden is om pleegouders in Caribisch Nederland anders te behandelen dan pleegouders in Europees Nederland. Waarom is het feit dat pleegoudervoogdij nieuw is, reden om Caribische pleegouders meer ruimte te geven «om de jeugdige naar eigen inzicht en expertise op te voeden en te verzorgen»? Hoe wordt deze «ruimte» ingevuld en op welke wijze wordt dit vastgelegd in de pleegovereenkomst? Is het denkbaar dat op enig moment wel wordt afgesproken om ten hoogste één gesprek per jaar te hebben? Zo ja, wanneer is dit het geval?
Pleegkinderen hebben vaak een ingewikkelde geschiedenis, waardoor ze vaker meer begeleiding en ondersteuning nodig hebben dan andere kinderen. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de extra ondersteuning voor pleegkinderen en hun pleegouders binnen het voorliggende kader geregeld zal worden.
Reactie
Het kader maakt pleegoudervoogdij expliciet mogelijk. Voor het kind betekent pleegoudervoogdij (meer) zekerheid over zijn plek in het pleeggezin en voor JGCN betekent dit niet meer de verantwoordelijkheid voor het gezag te hoeven dragen. Voor pleegouders biedt pleegoudervoogdij (meer) ruimte om de jeugdige naar eigen inzicht en expertise op te voeden en te verzorgen, omdat de pleegoudervoogden ook in juridische zin formeel het gezag dragen. In Europees Nederland is op grond van de Jeugdwet de begeleiding beperkt tot één gesprek per jaar, tenzij er om meer begeleiding wordt gevraagd. Mijn voornemen voor het kader in Caribisch Nederland is om de begeleiding van pleegoudervoogden niet op voorhand te beperken tot één gesprek per jaar, maar de pleegoudervoogden en JGCN ruimte te geven in hun afspraken over de mate en vorm van begeleiding.
Overigens biedt het kader ook voor pleeggezinnen waar geen sprake is van pleegoudervoogdij de ruimte voor maatwerk in begeleiding en ondersteuning. Zoals de leden zelf aangeven is het vaak bij pleegkinderen zo dat zij een ingewikkelde geschiedenis hebben, waar de gevolgen niet altijd direct zichtbaar van zijn. Per pleegkind zal de ondersteuningsbehoefte dan ook verschillen. Hoe deze ondersteuning en begeleiding het beste kan worden geboden, wordt daarom bepaald in het gesprek tussen pleegouders, pleegkind en JGCN en vervolgens opgenomen in de pleegzorgovereenkomst.
Financieel
Omdat de kosten voor levensonderhoud in Caribisch Nederland hoog zijn in verhouding tot de inkomens, wordt voorgesteld om de pleegvergoeding aan te laten sluiten bij de bedragen voor Europees Nederland. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de vergoedingen verhoogd worden om pleegzorg te stimuleren. Genoemde leden vragen of het gelijk trekken met de Europees Nederlandse vergoedingen dat bewerkstelligt. De lonen en kosten voor levensonderhoud verschillen immers tussen Caribisch en Europees Nederland, wat een gelijkschakeling onlogisch maakt. Ditzelfde geldt voor ontwikkelingen van lonen en prijzen.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de te verwachten financiële macro-effecten zijn van het voorgestelde kader en hoe die gedekt zullen worden.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat de vaststelling van de bedragen voor pleegvergoeding worden vereenvoudigd en dat de administratieve lasten verminderd worden. Genoemde leden vragen aan de Staatssecretaris op welke manier dit zal gebeuren.
Reactie
De pleegvergoeding is een vergoeding voor de kosten van onderhoud van het pleegkind. De vergoeding is niet inkomensgebonden. In Europees Nederland is de toereikendheid van de pleegvergoeding geëvalueerd in een breed onderzoek naar de kosten van onderhoud van een kind.1 Een dergelijk onderzoek is nog niet uitgevoerd in Caribisch Nederland en lijkt mij ook niet proportioneel voor 56 kinderen. Aangezien de kosten voor levensonderhoud in Caribisch Nederland veelal hoger liggen dan in Europees Nederland, vind ik dat de pleegvergoeding in ieder geval zo hoog dient te zijn als de vergoeding in Europees Nederland. Nu is die pleegvergoeding met name voor oudere kinderen nog lager, maar voor jongeren kinderen juist gelijk. Daarom trek ik de bedragen met dit kader gelijk. Bij de evaluatie van het kader zal ik ook de toereikendheid van de nieuwe pleegvergoeding betrekken.
De financiële macro-effecten zijn naar verwachting beperkt. De stijging van het aantal pleegvergoedingen wordt namelijk bepaald door het aantal kinderen dat wordt geplaatst. Niet door het aantal ouders dat pleegouder wil worden. Een groter bestand zal mogelijk wel leiden tot meer pleegzorgplaatsingen (meerkosten) en minder plaatsingen in instelling (minderkosten). Met als kanttekening dat de omvang van de groep kinderen dat nu in een instelling wordt geplaatst klein is.
Met de nieuwe systematiek worden de vaststelling van de bedragen vereenvoudigd en de administratieve lasten verminderd. Dat komt doordat de huidige toeslagen- en vergoedingensystematiek wordt omgevormd tot één (hoger) basisbedrag. Er hoeft dus niet naast het basisbedrag nog aanspraak gemaakt te worden op bijkomende toeslagen of vergoedingen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31839-690.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.