Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 maart 2019
In het ordedebat van 30 januari 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 47, item 7) heeft uw voorzitter mij verzocht om een brief over een casus in de jeugdzorg waarbij
een afspraak is gemaakt tussen Jeugdbescherming Gelderland en een slachtoffer van
seksueel misbruik waarin is bepaald dat het slachtoffer niet zou spreken met de pers1. Aan dit verzoek geef ik graag gehoor.
Ik wil vooropstellen dat ik het afsluiten van een dergelijk contract tussen een slachtoffer
en een jeugdinstelling volstrekt onaanvaardbaar vind. In deze casus heeft deze vaststellingsovereenkomst
het bewuste slachtoffer gelukkig niet belemmerd in het doen van aangifte van seksueel
misbruik. Ik verwijs voor een verdere toelichting graag naar de antwoorden van de
Minister van Rechtsbescherming mede namens mij op Kamervragen daarover van het lid
Kuiken (PvdA) (zwijgcontracten in de jeugdbescherming – ingezonden op 30 januari 2019,
Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1912)
Zoals in deze antwoorden reeds aangegeven zou ik bezien hoe de wet aanpassing behoeft
en zou ik Uw Kamer hierover zo spoedig mogelijk informeren. Ik ben inderdaad van mening
dat in gevallen waarin een slachtoffer nog geen aangifte heeft gedaan, het opnemen
van zwijgclausules in overeenkomsten een drempel kan opwerpen om alsnog aangifte te
doen. Een bijkomend gevolg kan zijn dat daders hiermee ongestraft hun gedragingen
kunnen voortzetten. Daarnaast belemmeren dergelijke contracten slachtoffers ernstig
in hun vrijheid om over voor hen zeer ingrijpende gebeurtenissen met anderen te spreken,
waaronder met de pers. Een dergelijk handelen past niet binnen een sector waarbinnen
open en transparant werken voorop staat.
Overeenkomsten waarin afspraken zijn opgenomen, die een belemmering vormen voor openheid
en transparantie in de zorg, moeten dan ook worden verboden. Het gaat mij dan specifiek
om afspraken die ertoe leiden dat de patiënt niet mag spreken over het aan een schikking
ten grondslag liggende incident met familieleden, vrienden of lotgenoten, dat partijen
zich moeten
onthouden van contacten met de media over het aan een schikking ten grondslag liggende
incident, dat geen informatie mag worden verstrekt over het aan de schikking ten grondslag
liggende incident aan de IGJ, dan wel dat de patiënt of cliënt dient af te zien van
het indienen van een tuchtklacht en/of het doen van aangifte.
Ik streef ernaar om eind dit jaar een wetsvoorstel daartoe in consultatie te brengen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge