31 839 Jeugdzorg

Nr. 580 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 mei 2017

Hierbij bied ik uw Kamer – mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (VenJ) – het Actieplan Pleegzorg aan1. Dit actieplan is toegezegd in het Wetgevingsoverleg Jeugd van 14 november 2016.2

De afgelopen maanden hebben Jeugdzorg Nederland (JN), de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP), het Nederlands Jeugdinstituut (NJI), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de Ministeries van VWS en VenJ intensief en constructief samengewerkt om dit actieplan op te stellen. Ook andere organisaties, waaronder Stichting Belangenbehartiging Pleeggrootouders Nederland (SBPN), Landelijk Overleg PleegOuderRaden (LOPOR) en een aantal gemeenten zijn betrokken bij de totstandkoming van het actieplan.

Het bijgevoegde actieplan gaat specifiek in op onderwerpen waarvoor uw Kamer bij (aangehouden) moties aandacht heeft gevraagd.3 In het actieplan wordt op verzoek van mevrouw Bergkamp ook aandacht geschonken aan kwetsbare pleegkinderen die meerderjarig worden.4

Vier Actielijnen

Met de invoering van de Jeugdwet in 2015 zijn gemeenten, in samenwerking met diverse stakeholders, verantwoordelijk voor jeugdhulp, dus ook pleegzorg. De decentralisatie van de jeugdhulp brengt nieuwe vraagstukken met zich mee, maar er spelen in de pleegzorg ook vraagstukken die al vóór 2015 bestonden. Om de ambities van de Jeugdwet op het gebied van pleegzorg te kunnen waarmaken omvat het actieplan vier actielijnen, die hieronder worden toegelicht. Voor een volledig overzicht van de acties wordt verwezen naar het bijgevoegde actieplan.

1) Continuïteit en stabiliteit, ook na het 18e jaar

Het duurt vaak lang voordat duidelijk is of een kind in een pleeggezin kan blijven of weer terug gaat naar huis. Ook komt het nog te vaak voor dat pleegzorgplaatsingen vroegtijdig worden afgebroken. Dit heeft een negatief effect op de ontwikkeling van kinderen en werkt bovendien ontwrichtend voor de betrokken kinderen en (pleeg)ouders. In het actieplan zijn daarom activiteiten opgenomen om de kennis en toepassing van richtlijnen en methodieken in de praktijk te vergroten.

De overgang naar meerderjarigheid

Voordat pleegkinderen 18 jaar worden, moet worden afgewogen of zij al zelfstandig verder kunnen of dat verlengde pleegzorg of een andere vorm van begeleiding of ondersteuning nodig is. Gemeenten kunnen besluiten jeugdhulp te bieden na het 18e jaar, maar er kan ook besloten worden tot een vorm van ondersteuning vanuit de Wmo 2015 (bijvoorbeeld begeleid kamerwonen) afhankelijk van behoeften, zelfstandigheid en voorkeur van de jongere.

De Jeugdwet faciliteert de mogelijkheid dat kinderen vanaf hun 18e tot hun 23e jaar nog in hun pleeggezin kunnen blijven. De verantwoordelijkheid om jeugdhulp op het 18e jaar wel of niet voort te zetten valt onder de zorgplicht van gemeenten: de jeugdhulpplicht.

Om een soepele overgang naar meerderjarigheid te stimuleren, vinden diverse acties plaats in samenwerking met de VNG, JN, de NVP en het NJi.5 Het is raadzaam dat gemeenten al in een vroeg stadium – vanaf dat pleegkinderen 16 jaar worden – samen met deze kwetsbare jongeren kijken wat ze nodig hebben als ze 18 jaar worden en hen voorbereiden op alles wat daarbij komt kijken. Het ligt voor de hand om in de opdrachtverlening aan zorgaanbieders hierover afspraken te maken. De VNG besteedt regelmatig aandacht aan de mogelijkheid in de Jeugdwet om verlengde pleegzorg te bieden. De VNG heeft hierover een aparte themapagina ingericht waarin veelgestelde vragen van gemeenten worden beantwoord.

2) Toerusten van pleegouders

Pleegzorg maakt het mogelijk om kinderen in een gezinsvorm te plaatsen wanneer opgroeien in het eigen gezin (tijdelijk) niet mogelijk is. Het is belangrijk dat pleegzorg van goede kwaliteit is en kinderen die niet thuis kunnen wonen de mogelijkheid krijgen om alsnog in een gezinsvorm op te groeien. Pleegzorg neemt een bijzondere positie in binnen het zorglandschap. Pleegouders zijn geen zorgprofessionals, maar bieden wel zeer belangrijke hulp. Aan de geboden hulp binnen de pleegzorg stellen we hoge kwaliteitseisen.

Het is in het belang van pleegkinderen dat pleegouders goed worden ondersteund en goed zijn toegerust om hun rol te vervullen. Het ondersteunen van pleegouders draagt ook bij aan het terugdringen van het aantal pleegouders dat afhaakt. De positie van pleegouders binnen de jeugdhulp is in vele opzichten belangrijk maar ook kwetsbaar. Zo krijgen pleegouders te maken met uitzonderlijke opvoedvraagstukken. Vraagstukken over bijvoorbeeld de hechting van pleegkinderen binnen het gezin, over de omgang met de ouders van de pleegkinderen en over de vaardigheden die nodig zijn om met alle spelers rondom het pleegkind in contact te zijn. Om pleegouders binnen de jeugdhulp hierin adequate ondersteuning te bieden en te investeren in deskundigheid en draagkracht, financiert VWS het project «Investeren in de kracht van pleegouders», dat gericht is op de draagkrachtversterking van pleegouders. Jeugdzorg Nederland pakt dit in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP) en de VNG op.

Ingevolge het actieplan wordt ook een onafhankelijk informatie- en ondersteuningspunt ingericht waar pleegouders terecht kunnen, met praktische vragen, maar ook voor vragen rond rechtspositie, inspraak en medezeggenschap.

Financiële en fiscale aspecten

Naar aanleiding van vragen van uw Kamer tijdens het Wetgevingsoverleg Jeugd van 14 november 2016, wordt dit jaar onderzoek verricht naar de kostendekkendheid van de tarieven die gemeenten hanteren bij het aanbesteden van hun pleegzorgtaken (inclusief de wettelijk verplichte pleegvergoeding en de bijzondere kosten). Daarbij wordt ook gekeken naar de kosten die pleegzorgaanbieders maken, de kosten waarmee pleegouders voor hun pleegkinderen tot 23 jaar geconfronteerd kunnen worden en alle vergoedingsmogelijkheden waarvan pleegouders gebruik kunnen maken (basistarief, bijzondere kosten, fiscale voorzieningen en verzekerings(on)mogelijkheden).

Het is een gemeentelijke verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat pleegzorgaanbieders een kostendekkend tarief ontvangen. De VNG heeft een inkoophandreiking opgesteld waarin de verschillende componenten rond een kostendekkend tarief, inclusief de wettelijk verplichte pleegoudervergoeding, zijn opgenomen. De Kamerleden Kooiman en Voordewind constateren in een aangehouden motie dat meerdere gemeenten zich niet houden aan de verantwoordelijkheid voor een kostendekkend tarief wanneer zij hun pleegzorgtaken aanbesteden.6 Dit is onderdeel van het onderzoek.

Het actieplan bevat ook acties om de beschikbare informatie over financiële en fiscale aspecten te ordenen en toe te spitsen op behoeften van de verschillende doelgroepen en gemakkelijk vindbaar te maken. Daarnaast vindt een evaluatie plaats van de fiscale regeling vrijstelling inkomstenbelasting bij meer dan drie pleegkinderen.

Zoals uw Kamer eerder gemeld vindt in 2017 geen index op de pleegvergoeding plaats omdat dit een verlaging van de pleegvergoeding zou betekenen.7 Door dit besluit blijft de pleegvergoeding in 2017 op hetzelfde niveau als in 2016.

Verbetering (rechts)positie

In overleg met JN, de VNG, de NVP, LOPOR en de SBPN wordt dit jaar de werking van de Wet Verbetering positie pleegouders geëvalueerd. Met deze wet is de positie van pleegouders versterkt: medezeggenschap en informatierecht zijn verankerd in de wet alsmede instemmingsrecht voor pleegouders ten aanzien van de beschrijving van hun rol in het hulpverleningsplan. Aan de Eerste Kamer is toegezegd om deze evaluatie separaat te laten lopen aan de evaluatie van de Jeugdwet. De evaluatie komt begin 2018 beschikbaar. De evaluatie komt tegemoet aan de door mevrouw Keijzer aangehouden motie tijdens het wetgevingsoverleg van 14 november 2016.8

Voorstellen Staatscommissie Herijking ouderschap

De Staatscommissie Herijking Ouderschap doet in het rapport «Kind en Ouder in de 21e eeuw» voorstellen om de positie van pleegouders te versterken:

  • De Staatscommissie adviseert om mogelijk te maken dat het gezag over een kind dat onder toezicht of voogdij van een gecertificeerde instelling staat, gedeeltelijk kan worden overgedragen aan pleegouders die het kind ten minste één jaar verzorgen en opvoeden en waarbij het perspectief van de verzorging en opvoeding van het kind in zijn verdere jeugd bij die pleegouders ligt. De commissie doelt hier op pleegouders in de ruime zin van het woord.

  • De Staatscommissie stelt voor het zogenaamde «blokkaderecht» van pleegouders te versterken. Het blokkaderecht houdt in dat een kind dat meer dan één jaar verblijft in een pleeggezin niet tegen de zin van de pleegouders uit het gezin kan worden weggehaald. Als pleegouders een beroep doen op het blokkaderecht zou de rechter volgens de Staatscommissie meer ruimte moeten krijgen om een zodanige beslissing te nemen als hij in het belang van het kind wenselijk oordeelt.

  • De Staatscommissie adviseert extra mogelijkheden te bieden om het pleegkind ook na het 18e jaar een vaste plek te bieden binnen het pleeggezin. Dit zou kunnen door in Nederland de «zwakke» of «eenvoudige» adoptie in te voeren. Bij deze vorm van adoptie komt het kind in familierechtelijke betrekking te staan tot zijn adoptiefouders, terwijl de banden met de oorspronkelijke ouders niet worden doorgesneden.

Bij brief van 7 december 2016 van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie heeft het kabinet reeds een eerste inhoudelijke reactie gegeven op de hoofdlijnen van het rapport.9 De keuze over het overnemen van de aanbevelingen van de Staatscommissie is een zaak voor een nieuw kabinet.

3) Werven en screenen van pleegouders

Het is belangrijk dat pleegzorgaanbieders over een ruim aanbod van pleegouders beschikken. Dit vergt een continue inspanning. Om deze reden is in september 2015 de campagne «Supergewone mensen gezocht» gestart, met een doorlooptijd tot september 2018. De campagnemiddelen worden zowel landelijk als lokaal ingezet. De campagne heeft al een aantal belangrijke resultaten opgeleverd. Zo’n 4000 mensen hebben in 2016 een informatieavond bezocht over pleegzorg. Dat is ruim 15% meer dan in 2015. Verder blijkt uit onderzoek dat de kennis over pleegzorg is vergroot en meer mensen denken dat pleegzorg iets voor hen kan zijn. De toegenomen belangstelling heeft echter vooralsnog niet geleid tot een grotere instroom van pleegouders: afgelopen jaar meldden zich circa 2.500 nieuwe pleegouders aan. De Week van de Pleegzorg – gepland van 1 tot en met 8 november 2017 – staat opnieuw in het teken van het informeren en motiveren van potentiële pleegouders.

Jeugdzorg Nederland start een onderzoek naar de overwegingen van mensen die na het bezoeken van een voorlichtingsbijeenkomst besluiten om zich niet als pleegouder aan te melden. Op die manier wordt inzicht verkregen in de effectiviteit van de campagne «Supergewone mensen gezocht». Dit onderzoek wordt mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de Stichting Kinderpostzegels. Daarnaast wordt een verkennend onderzoek verricht naar de oorzaken van voortijdige uitval van pleegouders en worden good practices verzameld en verspreid van activiteiten die gericht zijn op werving, binding en behoud van pleegouders.10 De resultaten van de onderzoeken komen in de zomer van 2017 beschikbaar. De onderzoeksresultaten en goede voorbeelden kunnen worden benut in de lopende meerjarige wervingscampagne.

Screenen van pleegouders

Een kind wordt nooit zomaar een pleegkind. Vaak is de aanleiding zelf al een ingrijpende gebeurtenis voor het kind. Om gezond en veilig op te kunnen groeien is het van belang dat een pleegkind opgroeit in een leef- en opvoedsituatie waarin sprake is van veiligheid bij pleegouders die in staat en geschikt zijn om die situatie te bieden. Dit vraagt om een zorgvuldig proces van voorbereiding en screening van aspirant pleegouders. Zowel door de pleegzorgaanbieder als de Raad voor de Kinderbescherming. Opgave is dat het proces van voorbereiding en screening voldoende waarborgen biedt voor een veilige plaatsing bij geschikte pleegouders, dat de taken van de organisaties bekend zijn en aansluiten op de context van het veranderde zorglandschap.

4) De positie van pleegzorg als vorm van jeugdhulp

De Jeugdwet stimuleert «zo thuis mogelijk opgroeien» van kinderen. Gemeenten moeten dit in praktijk brengen, maar hoe doen zij dit? Welke kansen en uitdagingen komen hierbij kijken? En welke mogelijkheden zijn er binnen het hele continuüm van jeugdhulp in gezinsvormen?

Om gemeenten meer inzicht te geven in mogelijkheden om jeugdhulp in gezinsvormen in te zetten en te versterken financiert VWS het project «Ruimte voor jeugdhulp in gezinsvormen», waarin het Nederlands Jeugdinstituut samenwerkt met VNG, NVP en Jeugdzorg Nederland.

Betrokkenheid van pleeggezinnen bij beleidsontwikkeling en -uitvoering

Praktische beslissingen over de invulling van de jeugdhulp en jeugdbescherming vinden anno 2017 plaats op regionaal en op lokaal niveau, onder regie van gemeenten. We willen bereiken dat pleegzorg als vorm van jeugdhulp goed ingebed is in de gemeentelijke en regionale infrastructuur. Dit vraagt om samenwerking van de voorziening voor pleegzorg met wijkteams, gecertificeerde instellingen, jeugdhulpinstellingen, scholen en met instellingen uit het zorg- en sociaal domein. Ook is een goede samenwerking nodig van pleegouders met biologische ouders, gezinscoach, gezinsvoogd en met andere betrokken professionals, zoals huisartsen en docenten. Jeugdhulp wordt meer en meer geïntegreerd in het brede sociale beleid van een gemeente. Voor een goede invulling van jeugdhulp in gezinsvormen zullen pleeggezinnen bij de vormgeving en uitvoering van lokaal en regionaal beleid inbreng moeten hebben.

Pleegzorg in de keten

Voor effectieve pleegzorg is goede samenwerking en duidelijkheid over verantwoordelijkheidsverdeling tussen wijkteam, gecertificeerde instelling, pleegzorgaanbieder, ouder, pleegouder en pleegkind van belang. In 2017 en 2018 worden verschillende acties ingezet om de samenwerking te verbeteren en verantwoordelijkheidsverdeling te verduidelijken.

Tot slot

Er is een enorme bereidheid bij betrokken partijen om de opgaven in de pleegzorg op te pakken. Pleegouders, pleegzorgaanbieders, gemeenten en het Rijk zetten samen de schouders eronder om pleegkinderen op te laten groeien in een leef- en opvoedsituatie waar sprake is van continuïteit, stabiliteit, duidelijkheid en veiligheid, ook na het 18e jaar. Het voornemen is uw Kamer via de periodieke voortgangsrapportages jeugd te informeren over de voortgang van het actieplan.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 116.

X Noot
3

Aangehouden motie Kooiman en Voordewind over het hanteren van vastgestelde tarieven voor de inkoop van pleegzorg (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 78), aangehouden motie Keijzer over de rechtspositie van pleegouders (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 84), aangehouden motie Voortman over het afhaken van pleegouders (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 89).

X Noot
4

Beantwoording Kamervragen Bergkamp over het bericht dat pleegkinderen na hun 18e jaar vaak in de knel komen. Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1053.

X Noot
5

Zie brief over de ondersteuning van kwetsbare jongeren, Kamerstuk 31 839, nr. 559.

X Noot
6

Aangehouden motie Kooiman en Voordewind over het hanteren van vastgestelde tarieven voor de inkoop van pleegzorg (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 78).

X Noot
7

Brief ten behoeve AO Jeugd van 23 februari 2017, Kamerstuk 31 839, nr. 561.

X Noot
8

Aangehouden motie Keijzer over de rechtspositie van pleegouders (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 84).

X Noot
9

Kamerstuk 33 836, nr. 18.

X Noot
10

Aangehouden motie Voortman over het afhaken van pleegouders (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 89).

Naar boven