31 839 Jeugdzorg

Nr. 538 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 augustus 2016

Hierbij ontvangt u het voortgangsbericht «Beoordeling plaatsingen gesloten jeugdhulp zonder machtiging kinderrechter»1 van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ). In deze brief ga ik achtereenvolgens in op de totstandkoming van dit voortgangsbericht, de inhoud van het beoordelingskader dat de IJZ gehanteerd heeft voor de beoordeling van de instellingen en de consequenties daarvan voor de instellingen. Tot slot geef ik mijn reactie op het voortgangsbericht.

De totstandkoming van het voortgangsbericht

Het voortgangsbericht «Beoordeling plaatsingen gesloten jeugdhulp zonder machtiging kinderrechter» is het vervolg op een eerder signalement van de IJZ dat ik u op 5 oktober 2015 heb gestuurd. (Kamerstuk 31 839, nr. 485).

Kort daarna heb ik overleg gehad met betrokken partijen: de IJZ, Jeugdzorg Nederland (de koepel van de aanbieders) en de VNG. Daarbij bleek dat de instellingen op verschillende manieren omgaan met het plaatsen van jeugdigen zonder een rechtelijke machtiging in een locatie voor gesloten jeugdhulp en dat zij onderling verschilden van inzicht over hoe in de praktijk vervolgens verantwoorde jeugdhulp kan worden verleend. Daarom is afgesproken dat alle instellingen voor gesloten jeugdhulp de IJZ zouden informeren over hoe zij omgaan met het plaatsen van jeugdigen zonder machtiging in hun instelling.

Medio december 2015 hebben alle instellingen de gevraagde informatie aan de IJZ gezonden. Uit deze gegevensuitvraag bleek dat er vier varianten te onderscheiden zijn in de wijze waarop instellingen omgaan met het plaatsen van kinderen met en zonder machtiging:

  • Alleen jongeren met een machtiging.

  • Jongeren met en zonder machtiging in aparte paviljoens.

  • Jongeren met en zonder machtiging in aparte groepen in één gebouw.

  • Jongeren met en zonder machtiging in één groep.

In januari 2016 heeft de IJZ aanvullend onderzoek gedaan bij vier locaties.

Drie bodemeisen waaraan instellingen moeten voldoen

Op basis van de gegevensuitvraag en het aanvullend onderzoek heeft de IJZ in samenspraak met de Inspectie Gezondheidszorg gewerkt aan een beoordelingskader: drie bodemeisen waaraan instellingen moeten voldoen als zij kinderen zonder machtiging plaatsen. Deze drie bodemeisen zijn:

  • Geen vrijheidsbeneming bij jongeren zonder rechterlijke machtiging gesloten jeugdhulp (of BOPZ).

    Vrijheidsbeneming is een grondrecht dat slechts bij wettelijke bepaling kan worden ontnomen. Daarom verwachten de inspecties dat deze jongeren de instelling vrij kunnen verlaten en dat de werkwijze er in de praktijk niet toe mag leiden dat jongeren die vrijheid wordt ontnomen.

  • Geen toepassing vrijheidsbeperkende maatregelen zoals genoemd in hoofdstuk zes van de Jeugdwet (of in de BOPZ) op jongeren zonder rechterlijke machtiging gesloten jeugdhulp (of BOPZ), tenzij sprake is van een noodsituatie.

    Deze eis is ingegeven door het feit dat toepassing van een of meer vrijheidsbeperkende maatregelen leidt of kan leiden tot vrijheidsbeneming. Verder maakt toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen inbreuk op andere grondrechten, zoals lichamelijke integriteit, briefgeheim of telefoongeheim.

  • Jongeren zonder rechterlijke machtiging gesloten jeugdhulp (of BOPZ) mogen geen getuige zijn van toepassing van zware vrijheidsbeperkende maatregelen bij jongeren met een rechterlijke machtiging gesloten jeugdhulp (of BOPZ), tenzij sprake is van een noodsituatie.

    Deze eis vloeit voort uit de opvatting dat wanneer jongeren zonder machtiging (of BOPZ) getuige zijn van zware vrijheidbeperkende maatregelen er geen sprake is van verantwoorde hulp.

Uitkomst toepassing beoordelingskader en consequenties voor de instellingen

De IJZ heeft de situatie van jongeren zonder rechterlijke machtiging (of BOPZ) op locaties voor gesloten jeugdhulp beoordeeld aan de hand van de drie bodemeisen.

De IJZ heeft de conceptbeoordelingen van alle instellingen vervolgens voor hoor en wederhoor aan de instellingen voorgelegd. Dat is de gebruikelijke werkwijze als de IJZ de instellingen toetst. Dit heeft geresulteerd in de volgende uitkomsten:

  • Zeven instellingen (veertien locaties) voldoen aan de bodemeisen. Bij negen van deze veertien locaties is in het geheel geen sprake van plaatsing van jongeren zonder rechterlijke machtiging gesloten jeugdhulp (of BOPZ).

    Bij deze instellingen heeft de IJZ haar onderzoek afgesloten.

  • Vier instellingen (zes locaties) voldoen grotendeels aan de bodemeisen. De IJZ ziet bij deze instellingen een aandachtspunt bij het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Deze instellingen hebben de IJZ laten weten hoe zij dit gaan oplossen. Op korte termijn bepaalt de IJZ het vervolg per instelling.

  • Twee instellingen voldoen nu niet aan de bodemeisen. Beide instellingen hebben de IJZ toegezegd dat zij zullen gaan voldoen aan deze eisen. De IJZ verwacht dat zij dit uiterlijk 1 oktober 2016 gerealiseerd hebben. Zo nodig zal de IJZ een handhavende interventie inzetten.

Beleidsreactie op het voortgangsbericht

De bodemeisen die de IJZ gebruikt heeft om de situaties te toetsen waarin jongeren zonder machtiging in locaties voor gesloten jeugdhulp geplaatst zijn, onderschrijf ik. Dat geldt ook voor de uitkomsten van de beoordeling en de conclusies die de instellingen die het aangaat hieruit trekken.

De uitkomst van dit traject stemt om meerdere redenen tot tevredenheid.

Er is duidelijkheid gekomen voor alle partijen over de voorwaarden waaronder vrijheidsbeperking en vrijheidsontneming binnen de hulpverlening aan jongeren toegestaan is. In mijn reactie op het signalement had ik aangegeven dat gedwongen jeugdhulp altijd een juridische grondslag moet hebben. Dat is nu geconcretiseerd in drie heldere bodemeisen. Hiermee is de rechtspositie van jongeren die in gesloten locaties verblijven verstevigd.

Daarnaast maken de bodemeisen nu ook deel uit van het toetsingskader verantwoorde hulp voor jeugd dat als basis dient voor het toezicht op de instellingen voor gesloten jeugdhulp. Dat draagt bij aan hulpverlening van goed niveau, die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige.

Bovendien onderschrijven alle instellingen deze bodemeisen. Dat geldt ook voor de instellingen voor wie het voldoen aan de bodemeisen de meest verregaande consequenties heeft. Zij hebben toegezegd dat op korte termijn te realiseren. Zij hebben daarvoor tot uiterlijk 1 oktober 2016 de tijd. Het is reëel dat zij deze ruimte krijgen om op een verantwoorde wijze ervoor te kunnen zorgen dat kinderen met een complexe zorgvraag de juiste zorg op de goede plaats krijgen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven