31 839
Jeugdzorg

nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2010

Hierbij informeer ik u voor de laatste maal over de voortgang van de prestatieafspraken die ik voor 2008 en 2009 met de provincies en grootstedelijke regio’s (hierna: provincies) heb gemaakt. In deze brief is de stand van de wachtlijsten in de jeugdzorg per 1 januari 2010 van zowel het zorgaanbod als het AMK opgenomen. In mijn analyse reageer ik mede op de brief van 17 februari 2010 van uw commissie voor Jeugd en Gezin waarin gevraagd wordt naar mijn reactie op het rapport van de Randstedelijke Rekenkamer (2010Z03260/2010D09200).1

Tevens informeer ik u over de doorlooptijden bij bureau jeugdzorg en doe hiermee mijn toezegging gestand om te reageren op de motie van het lid Langkamp (TK 2009–2010, 32 123 XVII, nr. 7). Verder informeer ik u op over de ontslagvergoedingen bij bureau jeugdzorg en beantwoord hiermee de brief van de commissie voor Jeugd en Gezin van 4 december 2008 (29815–175/2008D20105).

1. Wachtlijstcijfers provinciale jeugdzorg per 1 januari 2010

Tabel 1 geeft een overzicht van het totaal aantal jeugdigen die langer dan negen weken op zorg wachten, inclusief de jeugdigen die overbruggingszorg ontvangen. Ook is in de tabel het aantal ontvangers van overbruggingszorg en de nettowachtlijsten opgenomen. Het aantal ontvangers van overbruggingszorg meld ik u op uw verzoek. In de bijlage vindt u tabellen met het aantal wachtenden, het aantal ontvangers van overbruggingszorg en de nettowachtlijsten uitgesplitst naar provincies (tabel A, B en C).

Vanaf 1 januari 2008 monitor ik elk kwartaal de stand van de wachtlijstcijfers. Ten opzichte van de stand van 1 januari 2008 zijn de wachtlijsten nu met 71% gedaald.

Tabel 1: overzicht aantal wachtenden

 1-jan-081-jan-0 91-okt-091-jan-10
Totaal aantal wachtenden langer dan negen weken (brutowachtlijsten)6 3105 5103 6931 803
Totaal aantal ontvangers van overbruggingszorg2 459*2 1041 6801 083
Totaal aantal wachtenden zonder ontvangers van overbruggingszorg (nettowachtlijsten)3 8513 4062 013720

* Dit is exclusief de cijfers van Zuid-Holland en LWI Hoenderloo en Harreveld waarvoor de provincie Zuid-Holland penvoerder is. Op dat moment leverde Zuid-Holland deze cijfers niet.

Op 1 januari 2010 ontvangt 60% van het totaal aantal jeugdigen die wachten overbruggingshulp. Er zijn 720 jongeren die op de peildatum langer dan negen weken wachten, terwijl zij geen enkele vorm van overbruggingshulp ontvangen. Naar verhouding ontvangt een steeds groter deel van het aantal wachtenden overbruggingszorg. Onder punt twee van deze brief vindt u een nadere analyse en duiding van de cijfers.

In de afspraken met provincies is uitgegaan van een maximale groei van de vraag van 7,8% in 2008 en 8,4% in 2009. Uit de cijfers die ik van de provincies heb ontvangen blijkt de landelijk gemiddelde groei in 2008 8,9%1 te zijn geweest en in 2009 8,3%. In 2008 was de groei van de vraag dus hoger dan verwacht, terwijl de groei in 2009 is afgevlakt. In de bijlage vindt u een tabel met de groeicijfers uitgesplitst naar provincies (tabel D).

Onder punt drie van deze brief vindt u een uitgebreide analyse en duiding van deze cijfers.

2. Wachtlijstcijfers Advies- en Meldpunt Kindermishandeling per 1 januari 2010

Tabel 3 geeft voor het AMK een overzicht van het aantal jeugdigen die langer dan vijf dagen wachten voordat het onderzoek begint.

Tabel 3: wachtlijsten AMK Aantal wachtenden langer dan 5 dagen voor start onderzoek

 1 jan 20081 jan 20091 okt 20091 jan 2010
Totaal3952797715

Het is nagenoeg alle provincies gelukt om de wachtlijst bij het AMK weg te werken. Bij een provincie (Rotterdam) is sprake van een beperkte wachtlijst van dertien wachtenden. In de bijlage vindt u een tabel met het aantal wachtenden uitgesplitst naar provincie (Tabel E).

In tabel 4 wordt de «doorlooptijd van binnenkomst melding» tot «einde onderzoek» weergegeven.

Tabel 4: stand van zaken doorlooptijd AMK Gemiddelde doorlooptijd in dagen van melding tot beëindiging onderzoek

 1 jan 20081 jan 20091 okt 20091 jan 2010
Totaal78807577

De norm is ultimo 2009 teruggebracht tot tien weken. Samen met de vijf dagen die staan voor het traject van binnenkomst van de melding tot het besluit tot onderzoek komt de maximale doorlooptijd dan uit op 75 dagen. Op 1 januari 2010 moesten alle AMK’s aan deze norm voldoen. Het landelijk gemiddelde is op 1 januari 2010 77 en is hiermee bijna op de norm. De doorlooptijd in de afzonderlijke provincies laat een wisselend beeld zien. Op 1 januari 2010 voldeden zeven van de vijftien AMK’s aan de norm. In de bijlage vindt u de doorlooptijden uitgesplitst naar provincies (F)

In de afspraken met provincies is uitgegaan van een maximale groei van de vraag naar onderzoeken van 22% in 2008 en 22% in 2009. Uit de cijfers die wij van de provincies hebben ontvangen blijkt de groei in 2008 – 3,9% te zijn geweest en in 2009 5,7%. In beide jaren was de groei dus veel lager dan geraamd. In de bijlage vindt u een tabel met de groeicijfers uitgesplitst naar provincies (tabel G).

Onder punt vier van deze brief vindt u een uitgebreide analyse en duiding van deze cijfers.

3. Analyse prestatieafspraken 2008 en 2009 wachtlijsten zorgaanbod

Wanneer ik nu de balans opmaak van twee jaar prestatieafspraken over de wachtlijsten, stel ik vast dat in 11 van de 15 provincies de wachtlijst nagenoeg geheel is weggewerkt. In vier provincies is dit niet het geval, al groeide het gebruik van jeugdzorg daar soms sterker dan verwacht en zijn de wachtlijsten desondanks gehalveerd. Ook geldt dat 63% van deze jeugdigen overbruggingszorg ontvangt. Daarom wil ik toch nog meer inzicht in de achtergrond van de groeicijfers die de provincies mij hebben aangeleverd.

Terugblik

In de achterliggende twee jaar heb ik mij door provincies laten informeren over de wachtlijsten bij het zorgaanbod. Ik ontving zeer regelmatig cijfers over de wachtlijsten en de groei van de vraag. Ook heb ik door persoonlijke gesprekken met gedeputeerden, ambtelijke gesprekken, brieven van provincies en onderzoeken naar de wachtlijsten zoals door Hoeksma, Homans en Menting (HHM)1 en de Randstedelijke Rekenkamer2, beduidend meer inzicht gekregen in de verhalen van wachtende jeugdigen die achter de cijfers schuilgaan.

Het meest concrete resultaat van de prestatieafspraken is dat de brutowachtlijsten de afgelopen twee jaar met 71% zijn afgenomen en de nettowachtlijsten zelfs met 81%. Dit betekent dat er duizenden kinderen meer geholpen zijn, naast het opvangen van de reguliere instroom en de gegroeide vraag.

Beter inzicht in wachtlijstcijfers

De afgelopen jaren is er door de provincies en mij hard gewerkt om inzicht te krijgen in de wachtlijstproblematiek en deze weg te werken.

Begin 2009 verscheen het rapport van HHM over wachtenden op provinciale jeugdzorg. Dit rapport gaf inzicht in de aard en urgentie van de problematiek van jeugdigen op de wachtlijsten en de manier waarop betrokken partijen met wachtlijsten omgaan. Het rapport en mijn reactie daarop heb ik u toegezonden bij brief van 23 maart 2009.

Uit dit rapport blijkt dat een deel van de cliënten op de wachtlijst wacht op een zorgvorm die ze op dat moment al ontvangen (p. 17 van het rapport). Van de kinderen die wachten op residentiële zorg, ontvangt 17% op dat moment al residentiële zorg. Bij pleegzorg gaat dit om 13%, bij dagbehandeling om 4% en bij ambulante zorg om 9%. Ook toelichtingen van provincies onderschrijven dit. Tevens maken deze toelichtingen inzichtelijk om welke redenen jeugdigen wachten op zorg. Zo wacht in een aantal provincies een deel van de kinderen vanwege persoonlijke redenen, zoals bijvoorbeeld een cliënt die op eigen verzoek wacht vanwege ziekte van een familielid.

Dergelijke inzichten zijn van belang voor de duiding van de problematiek van de wachtlijsten, omdat deze cijfers laten zien dat een aanzienlijk deel van de jeugdigen die nu nog wacht al de juiste zorgvorm ontvangt, maar wacht op doorstroming naar de ideale plek of bijvoorbeeld wacht om persoonlijke redenen.

Duiding groeicijfers

Een aantal provincies, waaronder Gelderland, Noord-Brabant, Zuid-Holland, Groningen, Amsterdam en Rotterdam, maakt melding van een hogere groei van de vraag dan was voorzien. Het lijkt erop dat een aantal groeicijfers niet te herleiden is naar individuele kinderen. De groei van de vraag is gebaseerd op het aantal gebruikers van jeugdzorg. Een kind kan meerdere keren «meetellen» als gebruiker wanneer het verschillende zorgvormen ontvangt. In bijvoorbeeld Noord-Brabant is een groei van de vraag opgetreden van 22,6% in 2009 ten opzichte van 2008. Dit lijkt naast andere groeicijfers een onrealistisch percentage en daarom wil ik bij een aantal provincies de achtergronden van de groeicijfers nader laten belichten om meer greep te krijgen op de door de provincies gemelde cijfers.

De beleidsinformatie baart mij al langer zorgen, doordat de gegevens niet altijd betrouwbaar geleverd kunnen worden en ook niet altijd bruikbaar zijn. Sinds 2008 ben ik bezig met het traject Beter Anders Minder (BAM), een traject om de informatievoorziening structureel te verbeteren. Dit traject, dat ik samen met IPO en MOgroep vorm geef, betreft een grondige herijking van de beleidsinformatie. Op dit moment ben ik bezig de Algemene Maatregel van Bestuur, waarin de resultaten van BAM neergelegd zullen worden op te stellen. Deze AMvB zal bij uw Kamer voorgehangen worden. In de nieuwe beleidsinformatie is de focus verschoven van het uitvragen van beleidsinformatie gericht op producten naar informatie op cliëntniveau. De nieuwe beleidsinformatie, die voor het eerst in 2011 zal worden aangeleverd, biedt meer gegevens over individuele jeugdigen in tegenstelling tot gebruikers. Hierdoor ontstaat er beter zicht op het traject dat jeugdigen doorlopen in de jeugdzorg.

Vooruitlopend op de technische implementatie van BAM (2011) wil ik zoals hierboven aangegeven in een aantal provincies onderzoeken hoe het verloop van het aantal unieke cliënten in de jeugdzorg is geweest. Hiervoor wil ik de definities hanteren die in BAM gebruikt gaan worden.

Resultaten en vervolg

De afvlakking die zich vertoont in de landelijke groeicijfers lijkt er op te duiden dat de door mij in de afgelopen jaren ingezette trajecten rendement opleveren, zoals de intensivering van preventieve jeugdzorg en trajecten rondom de kwaliteitsverbetering. Deze afvlakking van de groei lijkt zich ook voor te doen bij de Raad voor de Kinderbescherming en het AMK.

Tezamen met de hierboven geschetste inzichten zie ik deze ontwikkelingen als ondersteuning van het door mij ingezette beleid met het Afsprakenkader jeugdzorg 2010–2011. Zo richt ik mij in het Afsprakenkader jeugdzorg 2010–2011 naast de kwantitatieve aspecten nog meer op de kwalitatieve aspecten om de provincies meer instrumenten te bieden om de toegankelijkheid van de zorg te verhogen. De toegankelijkheid van de zorg blijft voor mij een belangrijk aandachtspunt van beleid en staat tevens hoog op de agenda van de provincies.

Voor meer informatie over mijn nieuwe afspraken met provincies over de wachtlijsten wil ik u wijzen op de beantwoording van de vragen die uw Kamer mij heeft gesteld naar aanleiding van het Afsprakenkader jeugdzorg 2010–2011; deze beantwoording ontvangt u tegelijk met deze brief.

4. Analyse prestatieafspraken wachtlijsten en doorlooptijden AMK

Ik ben blij met het resultaat van de prestatieafspraken voor de wachtlijsten bij het AMK. Deze zijn nagenoeg weggewerkt. Alleen Rotterdam had op 1 januari 2010 nog een beperkte wachtlijst van 13 wachtenden en twee andere provincies hadden op de peildatum nog één wachtende. Gezien de geringe toename van de groei van de vraag bij het AMK is dit resultaat volgens verwachting.

Voor de doorlooptijd geldt dat het landelijke gemiddelde op 1 januari 2010 bijna volgens de norm is. Het beeld van de afzonderlijke provincies vertoont schommelingen. Groningen werd bijvoorbeeld in het laatste kwartaal van 2009 geconfronteerd met een toename van het aantal meldingen, waardoor het laatste kwartaal de norm niet werd gehaald. In andere provincies zijn ondertussen beleidsmaatregelen genomen of worden nog genomen om tot de norm voor de doorlooptijd te komen. Door een uitbreiding van de formatie bij het AMK is bijvoorbeeld de doorlooptijd in de provincie Zuid-Holland inmiddels teruggebracht tot 54 dagen.

5. Reactie op rapport Randstedelijke Rekenkamer

In uw commissiebrief van 17 februari 2010 (2010Z03260/2010D09200) verzoekt u mij in te gaan op het rapport van de Randstedelijke Rekenkamer «Kind Centraal of cijfers centraal?» en de reacties daarop van gedeputeerden. De Randstedelijke Rekenkamer deed in een viertal provincies onderzoek naar de wachtlijsten. Ik heb kennis genomen van het Rapport van de Randstedelijke Rekenkamer en ik vind het een goede zaak dat de wachtlijsten in de betreffende provincies nog eens nader onder de loep zijn genomen.

De Randstedelijke Rekenkamer concludeert dat in 2009 registratieachterstanden zijn weggewerkt. Ik vind deze administratieve opschoning winst omdat de wachtlijstcijfers hier juist kwalitatief beter van worden.

De Randstedelijke Rekenkamer constateert ook dat er administratieve vervuiling is doordat «gebruikers» gedurende de looptijd van de prestatieafspraken anders zijn geteld. Dit heb ik eerder in deze brief ook al aangegeven.

Een andere conclusie van de Randstedelijke Rekenkamer luidt dat de capaciteit van de jeugdzorg is gestegen in 2008 en 2009. Volgens de cijfers gaat het om een stijging van het gebruik met gemiddeld zo’n 7,5 procent per jaar. De extra middelen hebben tot een flinke stijging van de capaciteit en een daling van de wachtlijsten geleid. De cijfers van 1 januari onderbouwen dit beeld. Verder wijst de Randstedelijke Rekenkamer erop dat er kinderen van de wachtlijst afgaan zonder zorg te ontvangen. Het komt voor dat wachtende kinderen uiteindelijk geen of andere zorg nodig hebben. Dat komt vooral omdat de problematiek bij jongeren sterk en snel kan fluctueren, zoals ook in de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg wordt geconcludeerd.

Een aantal gedeputeerden heeft in reactie op het Randstedelijke Rekenkamerrapport gesteld dat er in 2010 en 2011 minder geld beschikbaar komt, omdat de incidentele middelen die gepaard gingen met de prestatieafspraken voor 2008 en 2009 komen te vervallen. Het is van belang erop te wijzen dat de incidentele middelen die gepaard gingen met de prestatieafspraken, bedoeld waren voor het (eenmalig) wegwerken van de wachtlijsten. De groei waarmee rekening werd gehouden in de prestatieafspraken werd opgevangen met structurele middelen, omdat deze groei niet eenmalig zal zijn. De structurele middelen die voor het Afsprakenkader 2010–2011 beschikbaar zijn heb ik u gemeld en zijn elk jaar hoger dan het voorgaande jaar.

Tevens concludeert de Randstedelijke Rekenkamer dat meer rekening gehouden moet worden met speciale doelgroepen. Voor sommige kinderen is bijvoorbeeld een wachttijd van twee weken al te lang, terwijl voor andere kinderen een wachttijd langer dan negen weken bespreekbaar kan zijn. Dit beeld ontstaat ook uit de informatie die ik van provincies krijg. In het Afsprakenkader jeugdzorg 2010–2011 is daarom een meer genuanceerde norm opgenomen voor een verantwoorde wachttijd, waarbij het professionele oordeel van bureau jeugdzorg een grotere rol speelt.

Een inhoudelijke, regelmatig voorkomende reden om te wachten is bijvoorbeeld een trajectaanmelding. Er ligt dan alvast een indicatie voor een volgend onderdeel van het traject, terwijl de jeugdige wel zorg ontvangt. Hierdoor kan tijdige doorstroming van residentieel naar ambulant bewerkstelligd worden. Wachten is in dit geval niet negatief. Een andere reden kan zijn dat er sprake is van een matchingsprobleem bij pleegzorg. Het kan zijn dat een kind zich in een netwerkpleeggezin bevindt, bijvoorbeeld bij familie, maar wacht op een bestandspleeggezin. Dat een kwalitatief goede match dan langer dan negen weken op zich laat wachten, hoeft niet problematisch te zijn. Wanneer het gaat om een beslissing waarbij een jeugdige voor in principe de rest van zijn leven pleegouders krijgt toegewezen, hecht ik veel meer waarde aan een kwalitatief goede match, dan aan de wachttijd.

6. Doorlooptijden bij bureau jeugdzorg

Ik heb naar aanleiding van de motie van mevrouw Langkamp (TK 2009–2010, 32 123 XVII, nr. 7) toegezegd uw Kamer te informeren over de stand van zaken en de ontwikkeling van de doorlooptijden bij bureau jeugdzorg. Wanneer ik de cijfers over de doorlooptijden bezie van aanmelding tot eerste indicatiebesluit, constateer ik dat het landelijk gemiddelde de afgelopen twee jaar is gestabiliseerd rond de twaalf weken, waarbij de verschillen tussen de provincies aanzienlijk zijn. In de bijlage zijn de doorlooptijden bij bureau jeugdzorg uitgesplitst naar provincies (tabel H).

Tabel 5: Doorlooptijden bij BJZ van het eerste kwartaal 2008 tot en met het derde kwartaal 2009

 2008 I2008 II2008 III2008 IV2009 I2009 II2009 III
Landelijk gemiddelde (dagen) *9592928586 8685
Landelijk gemiddelde (weken) *14131312121212

* Gemiddelden 2008 II, III, IV exclusief Noord-Holland. Bureau Jeugdzorg Noord-Holland werkte in 2008 aan de verbetering van haar registratiesysteem, maar kan daardoor de cijfers over doorlooptijden in deze periode niet betrouwbaar leveren. Met ingang van 1 januari 2009 is het systeem op orde en daarmee de cijfers betrouwbaar.

De doelstelling achter de motie om de doorlooptijden bij bureau jeugdzorg tot een minimum te beperken deel ik volledig. De sector zelf heeft in 2008 het Handboek Indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg opgesteld en afgesproken dat de hierin beschreven methoden overal worden gevolgd. Hiermee beoogt de sector indicatiestellingprocessen te verbeteren en te harmoniseren. Zo worden aanmeldingen gecategoriseerd naar mate van ernst door ze te labelen in termen van «crisis», «spoed» of «regulier». Op basis hiervan worden de aanmeldingen geprioriteerd. De cijfers in de hierboven afgebeelde tabel zijn een gemiddelde van de totale doorlooptijd en geven geen uitsplitsing naar de ernst van de verschillende aanmeldingen. Meer precies verloopt het proces als volgt. Eerst wordt de urgentie van een aanvraag bepaald, op grond van:

– de veiligheid van de jeugdige;

– het risico op kindermishandeling; en

– de balans tussen draaglast en draagkracht.

Op basis hiervan wordt een aanvraag gelabeld in termen van crisis, spoed en regulier. Een crisisgeval krijgt binnen 24 uur een vervolggesprek. Met een spoedgeval wordt binnen 24 contact opgenomen en op basis van een negental vragen bepaald wanneer het vervolggesprek moet plaatsvinden. Wanneer geschat wordt dat geïndiceerde jeugdzorg nodig is maar de draaglast-draagkrachtbalans niet zodanig is verstoord dat snel ingrijpen vereist is, krijgt de aanvraag het label regulier. Hiermee wordt beoogd dat er snel wordt gehandeld indien dat nodig is en langere doorlooptijden alleen voorkomen indien dit inhoudelijk verantwoord is.

Naast de acties van de sector zelf vereenvoudig ik de indicatiestelling door omvang en duur uit het indicatiebesluit te schrappen. Ook wordt met het Afsprakenkader jeugdzorg 2010–2011, conform de motie Dijsselbloem (TK 2009–2010, 32 123 XVII, nr. 14), ambulante zorg zonder indicatie mogelijk. Dit betekent minder werk voor Bureau jeugdzorg en snellere doorlooptijden.

Verkorting van doorlooptijden hangt ook samen met de professionalisering van de jeugdzorg, waarover ik u per brief van 25 november 2009 (TK 2009–2010, 31 839, nr. 23) heb geïnformeerd. Om de kwaliteit van de organisaties in de jeugdzorg te verbeteren heb ik ook de invoering van de Doorbraakmethode bij BJZ gestimuleerd. De provincies zullen dit verder oppakken. De Doorbraakmethode is gericht op het versnellen van processen binnen de organisatie en kunnen een effect hebben op bijvoorbeeld de doorlooptijden. Omdat Doorbraak onlangs succesvol in de jeugd-ggz sector is geïntroduceerd, formuleer ik een visie over dit instrument zodat het voor alle onderdelen van de jeugdzorg op een vergelijkbare wijze kan worden ingevoerd. In deze visie wil ik mij ook uitspreken over hoe het zwakke punt van Doorbraakmethoden te ondervangen, omdat goede resultaten in de beginfase beter moeten beklijven dan tot nu toe geval is.

Alle initiatieven zullen op korte termijn (schrappen duur uit indicatiebesluit) of middenlange termijn (invoering Doorbraak) een positief effect hebben op de doorlooptijden.

7. Ontslagvergoeding 2007 en 2008

Op verzoek van uw Kamer heb ik bij de provincies en grootstedelijke regio’s geïnventariseerd hoeveel geld er in 2007 en 2008 is uitgegeven aan ontslagvergoedingen bij de bureaus jeugdzorg en jeugdzorgaanbieders.

In 2007 is er in totaal ongeveer € 1 miljoen uitgegeven voor 4 ontslaggevallen. Over 2008 betreft het ongeveer € 0,7 miljoen voor 3 ontslaggevallen.

De hoogste ontslagvergoeding in die twee jaar bedroeg € 400 000 en was gebaseerd op de kantonrechtersformule. Het jaarlijks budgettair beslag op de totale uitgaven blijft daarmee beneden een promille van het totale jaarbudget jeugdzorg. Bij de vijf met een ontslaggeval geconfronteerde instellingen varieert het budgettair beslag van de ontslagvergoeding tussen de 0,2% en 2,5% van het instellingsbudget. De kantonrechtersformule blijkt de meest gebruikte rekenregel te zijn voor het bepalen van de hoogte van de ontslagvergoeding.

8. Conclusie

De wachtlijsten bij het zorgaanbod zijn op peildatum 1 januari 2010 met 71% gereduceerd ten opzichte van de 1 januari 2008. De wachtlijsten bij het AMK zijn opgelost en de doorlooptijden grotendeels op orde. Ook is nu meer inzicht gekregen in de samenstelling van de wachtlijsten en de wereld achter de cijfers. Voor wat betreft de groei van de vraag blijft er bij sommige provincies nog een aantal vragen, waar ik door middel van een gericht onderzoek vat op wil krijgen. Te zijner tijd zal ik uw Kamer over de uitkomsten hiervan informeren.

Met het Afsprakenkader jeugdzorg 2010–2011 dat ik met de provincies ben overeengekomen zijn de noodzakelijke randvoorwaarden gecreëerd om in 2010 en 2011 alle kinderen de noodzakelijke zorg te geven op een verantwoorde manier.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

BIJLAGE 1

Tabellen uitgesplitst naar provincie

Tabel A: wachtlijsten zorgaanbod jeugdzorg uitgesplitst naar provincie inclusief LWI’s (brutowachtlijsten)

Provincie/gsrAantal wachtenden > 9 weken 
 1 jan 20081 jan 20091 okt 20091 jan 2010
Groningen78143474
Friesland142886923
Drenthe71764
Overijssel4784542589
Gelderland1 448969797549
Utrecht31017611345
Flevoland2932491006
Noord-Holland234372209172
Zuid-Holland62042230071
Zeeland245203592
Noord-Brabant1 063897866559
Limburg3582501382
Amsterdam516649454235
Rotterdam37452919497
Haaglanden144898325
Onbekend0300
Totaal6 3105 5103 6931 803

Tabel B: aantal ontvangers van overbruggingszorg uitgesplitst naar provincie

Provincie/gsrAantal ontvangers van overbruggingszorg  
 1 jan 20081 jan 20091 okt 20091 jan 2010
Groningen0125301
Friesland40223816
Drenthe0323
Overijssel196200970
Gelderland798417370386
Utrecht111723017
Flevoland15898382
Noord-Holland8292103100
Zuid-Hollandnb594811
Zeeland282340
Noord-Brabant488487483341
Limburg196125770
Amsterdam133218230129
Rotterdam341159162
Haaglanden80483915
 115 LWI*   
Totaal2 4592 1041 6801 083

* Op 1 januari 2008 werden LWI’s nog niet uitgesplitst naar provincies uitgevraagd.

**Dit is exclusief de cijfers van Zuid-Holland en LWI Hoenderloo en Harreveld waarvoor de provincie Zuid-Holland penvoerder is. Op dat moment leverde Zuid-Holland deze cijfers niet.

Tabel C: wachtlijsten zorgaanbod jeugdzorg uitgesplitst naar provincie inclusief LWI’s, exclusief ontvangers van overbruggingszorg (nettowachtlijsten)

Provincie/gsrAantal wachtenden langer dan 9 weken die geen enkele vorm van overbruggingszorg ontvangen (nettowachtlijsten)  
 1 jan 20081 jan 20091 okt 20091 jan 2010
Groningen7318173
Friesland9466317
Drenthe71441
Overijssel2542541619
Gelderland564552427163
Utrecht1811048328
Flevoland118151624
Noord-Holland13828010672
Zuid-Holland58436325260
Zeeland203180552
Noord-Brabant512410383218
Limburg141125612
Amsterdam353431224106
Rotterdam31841410335
Haaglanden56414410
 255 LWI*3  
Totaal3 8513 4062013720

* Op 1 januari 2008 werden LWI’s nog niet uitgesplitst naar provincies uitgevraagd.

Tabel D: groeicijfers zorgaanbod 2008 en 2009 uitgesplitst naar provincies in procenten

Provincie/gsr20082009
Groningen42,8– 1,6
Friesland6,920,7
Drenthe9,63,5
Overijssel18,3– 17,1
Gelderland14,67,4
Utrecht3,77,2
Flevoland12,17,4
Noord-Holland8,4– 1,9
Zuid-Holland10,017,4
Zeeland0,1– 15,5
Noord-Brabant14,022,6
Limburg– 26,15,3
Amsterdam13,61,2
Rotterdam9,223,1
Haaglanden6,70,9
Landelijk gemiddelde groei van de vraag8,98,3
Verwachte groei van de vraag7,88,4

Tabel E: wachtlijsten AMK

Provincie/gsrAantal wachtenden langer dan 5 dagen wachtend op start onderzoek 
 1 jan 20081 jan 20091 okt 20091 jan 2010
Groningen89000
Friesland21000
Drenthe0000
Overijssel0000
Gelderland3320
Utrecht2720
Flevoland97000
Noord-Holland306531
Zuid-Holland0000
Zeeland9000
Noord-Brabant2857331
Limburg41700
Amsterdam251800
Rotterdam8766113
Haaglanden046360
Totaal3952797715

Tabel F: stand van zaken doorlooptijd AMK uitgesplitst naar provincie

Provincie/gsrGemiddelde doorlooptijd in dagen van melding tot beëindiging onderzoek 
 1 jan 20081 jan 20091 okt 20091 jan 2010
Groningen73747097
Friesland82718387
Drenthe79975173
Overijssel80999782
Gelderland77686973
Utrecht91698484
Flevoland91978786
Noord-Holland119859874
Zuid-Holland68687585
Zeeland54695866
Noord-Brabant74706870
Limburg69575454
Amsterdam791058454
Rotterdam831107979
Haaglanden56596492
Totaal78807577

Tabel G: groeicijfers AMK 2008 en 2009 uitgesplitst naar provincies in procenten

Provincie/gsr20082009
Groningen– 15,415,7
Friesland12,411,3
Drenthe– 1,0– 5,8
Overijssel11,7– 6,1
Gelderland– 8,2– 1,7
Utrecht17,36,5
Flevoland– 3,536,0
Noord-Holland– 17,114,9
Zuid-Holland26,817,3
Zeeland– 17,49,5
Noord-Brabant– 28,9– 1,8
Limburg– 5,46,6
Amsterdam– 8,0– 1,7
Rotterdam– 14,4– 15,6
Haaglanden17,522,5
Landelijk gemiddelde groei van de vraag– 3,95,7
Verwachte groei van de vraag22,022,0

Tabel H: Stand van zaken doorlooptijd bij bureau jeugdzorg uitgesplitst naar provincie (eerste kwartaal 2008 tot en met derde kwartaal 2009)

 2008 I2008 II2008 III2008 IV2009 I2009 II2009 III
Groningen1391197975635770
Friesland *99958394809298
Drenthe128113122127123110106
Overijssel9510810595999092
Gelderland93867567606855
Flevoland69718277766265
Utrecht10467948110510595
Noord-Holland**87nbnbnb929590
Zuid-Holland73747660385652
Zeeland899692798195100
Noord-Brabant113115131116129138122
Limburg***106115120122124120117
Amsterdam93848770787487
Rotterdam***76797065757372
Haaglanden60617264655458
Landelijk gemiddelde****95929285868685
Weken****14131312121212

* Exclusief indicatiebesluiten PGB/ZIN en LWI’s.

** Bureau Jeugdzorg Noord-Holland werkte in 2008 aan de verbetering van haar registratiesysteem, maar kan daardoor de cijfers over doorlooptijden in deze periode niet betrouwbaar leveren. Met ingang van 1 januari 2009 is het systeem op orde en daarmee de cijfers betrouwbaar.

*** Exclusief indicatiebesluiten PGB.

**** Landelijk gemiddelde voor 2008 II, III en IV is exclusief Noord-Holland


XNoot
1

«Kind Centraal of cijfers centraal?» (4 januari 2010).

XNoot
1

In mijn brief van 23 maart 2009 (TK 2008–2009, 29 815, nr. 185) heb ik u een cijfer gemeld van 6,1% groei. Correctie van cijfers door provincies maken dat de uiteindelijke groei uitkomt op 8,9%.

XNoot
1

Hoeksma, Homans en Menting, Eindrapportage onderzoek naar wachtenden op provinciale jeugdzorg (januari 2009). Bijlage bij brief d.d. 23 maart 2009, TK 2008–2009, 29 815 nr. 185.

XNoot
2

«Kind Centraal of cijfers centraal?» (4 januari 2010)

Naar boven