31 839 Jeugdzorg

Nr. 417 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 oktober 2014

Hierbij ontvangt u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de eindrapportage «Zes jaar toezicht jeugdzorg plus»1. Deze rapportage is het sluitstuk van het stapsgewijs toezicht dat de inspecties Jeugdzorg, Gezondheidszorg en Onderwijs de afgelopen zes jaar hebben uitgeoefend bij de instellingen en de scholen voor jeugdzorgplus. Het toezicht vond plaats in drie stappen:

  • Stap 1: de rechtspositie;

  • Stap 2: het leefklimaat en de kwaliteit van het onderwijs in de scholen voor jeugdzorgplus en de samenwerking tussen de scholen en de instellingen;

  • Stap 3: het behandeltraject

De rapporten over deze stappen en de samenvattende tussenrapportages over stap 1 en 2 heeft u de afgelopen jaren ontvangen.

In deze eindrapportage kijken de inspecties terug op deze gehele periode en besteden zij extra aandacht aan de derde stap. Zij geven een algemene beschouwing, signaleren knelpunten en spreken hun verwachtingen uit.

Belangrijkste uitkomsten van zes jaar stapsgewijs toezicht jeugdzorgplus

Het eindrapport van de inspecties verschijnt op een uitgelezen moment. Immers, we staan aan de vooravond van de invoering van de Jeugdwet. Op basis daarvan verschuift de verantwoordelijkheid voor alle jeugdhulp naar de gemeenten. Dat geldt ook voor jeugdzorgplus. Dat juist nu de inspecties de balans opmaken van zes jaar jeugdzorgplus komt alle partijen van pas. Niet alleen omdat de inspecties een overwegend positief beeld schetsen van de jeugdzorgplus, maar ook omdat zij aangeven hoe deze positieve ontwikkeling voortgezet kan worden.

Ik onderschrijf het compliment dat de inspecties uitdelen aan de instellingen voor jeugdzorgplus. De instellingen hebben zich in de afgelopen zes jaar versterkt. Met de scholen leveren zij steeds meer de zorg en het onderwijs die zij bij de start in 2008 beoogden. De inspecties zijn van oordeel dat de jeugdzorgplus instellingen en de scholen aan jeugdigen die een zwaardere vorm van gespecialiseerde jeugdhulp nodig hebben adequate zorg en onderwijs kunnen bieden. Het is belangrijk dat deze positieve trend voortgezet wordt. De inspecties hebben aangegeven welke punten verbetering behoeven en welke knelpunten aangepakt moeten worden. Hieronder ga ik daar nader op in. Ik betrek daarbij ook hetgeen de inspecties hebben uitgesproken over wat zij verwachten van het Rijk, de gemeenten en de instellingen in de nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden.

Aanpak van verbeter- en knelpunten

• Verdere verbeteringen op basis van het toetsingskader stap 3 zijn mogelijk

Vrijwel alle instellingen hebben een of meerdere punten ter verbetering meegekregen tijdens het toezicht stap 3. Een voorbeeld hiervan is dat sommige instellingen geen zicht hebben op hoe het jeugdigen vergaat na vertrek uit de instelling. Zij kunnen leren van andere instellingen die jeugdigen één tot twee jaar monitoren of een follow-up onderzoek uitvoeren. Datzelfde geldt voor instellingen waar het meer dan twee werkdagen duurt voordat de jeugdige naar school gaat, na start bij de instelling. De ervaring, met eerder genoemde verbeterpunten, heeft geleerd dat instellingen en scholen deze punten hebben aangepakt. Daarom verwacht ik dat de jeugdzorgplus instellingen, ook met deze verbeterpunten uit het toezicht stap 3, aan de slag gaan en de hier gewenste verbeteringen kunnen realiseren.

• Uitkomsten Monitor Jeugdzorgplus zijn niet of nauwelijks beschikbaar

De Monitor Jeugdzorgplus is nog in ontwikkeling. De deze zomer verschenen rapportage over 2013 is het cijfermatige resultaat van anderhalf jaar gebruik van de monitor. Dat de uitkomsten nog beperkt bruikbaar zijn komt voor een belangrijk deel doordat de onderzoeksgroep alleen bestaat uit jeugdigen die toestemming hebben gegeven om hun gegevens te gebruiken. Deze toestemming is nodig in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens. Er vindt vanwege deze beperking in de tweede helft van 2014 nader onderzoek plaats naar de representativiteit van de cijfers om te komen tot verbetering van de kwaliteit van de data. Ik verwacht daarom dat de instellingen ook dit verbeterpunt met succes kunnen aanpakken.

• De doorstroming in de keten (zorg en onderwijs) kent belemmeringen

Ondanks de inspanningen van de instellingen en de scholen is er regelmatig geen sprake van continuïteit van het zorgtraject en kan doorstroming naar de meest passend geachte verblijfplaats en onderwijsvorm soms niet goed worden geregeld als gevolg van wachtlijsten, lastige aansluiting met de jeugd-GGZ, buitenregionale plaatsingen, ontbreken van samenwerkingsovereenkomsten tussen scholen en belemmeringen vanuit onderwijsregelgeving. De verwachting is dat in het nieuwe stelsel waarin de gemeenten de financier zijn van de gehele jeugdhulp de voorwaarden voor doorstroming binnen de jeugdhulp en de doorstroom naar een passende plek in het onderwijs verbeterd zijn. Ik onderschrijf daarom de verwachting die de inspecties uitspreken in de richting van de gemeenten.

De inspecties doen verder de aanbeveling in de beleidsmonitor van de jeugdwet specifiek aandacht te besteden aan een adequate doorstroming van jeugdigen vanuit jeugdzorgplus naar andere voorzieningen voor jeugdhulp. Ik ben bereid nader onderzoek te doen. Maar omdat deze beleidsmonitor geen onderscheid kent naar GGZ en LVB zal ik dat doen met behulp van de hierboven genoemde monitor jeugdzorgplus.

Ook de plaatsing van jeugdigen in het onderwijs na een verblijf in een gesloten setting blijft een punt van aandacht. Vanwege de onderbroken schoolloopbaan en mogelijke gedragsproblemen is plaatsing in vervolgonderwijs niet altijd gemakkelijk. Bij de invoering van passend onderwijs per 1 augustus 2014 zijn zaken geregeld die bijdragen aan een betere overgang tussen het onderwijs in geslotenheid en het onderwijs daarna:

  • Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs cluster 4, die verbonden zijn aan een instelling voor jeugdzorgplus nemen deel aan de samenwerkingsverbanden passend onderwijs en maken daar afspraken over een dekkend onderwijsaanbod.

  • De zorgplicht die geldt voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en die inhoudt dat de school waar de leerling wordt aangemeld een passende plek in het onderwijs moet vinden, geldt ook voor leerlingen die na jeugdzorgplus vervolgonderwijs moeten vinden.

  • Ook moeten in het samenwerkingsverband afspraken worden gemaakt over de terugplaatsing en overplaatsing van leerlingen van het (voortgezet) speciaal onderwijs naar het regulier onderwijs. Dit moet worden vastgelegd in het ondersteuningsplan. Ook de school die is verbonden aan een jeugdzorgplus instelling moet afspraken maken met het samenwerkingsverband (waartoe de leerling behoorde) over de terugplaatsing van de leerling na het verblijf.

  • Het samenwerkingsverband passend onderwijs en de gemeenten hebben over en weer de wettelijke opdracht om een op overeenstemming gericht overleg te voeren over de samenwerking tussen onderwijs en de zorg voor jeugd. Zij kunnen hierbij ook afspraken maken over de samenhang tussen het verblijf in een jeugdzorgplus instelling en het onderwijs

Vanaf 1 januari 2015 is de vernieuwde handreiking «Focus op onderwijstraject» beschikbaar voor scholen die zijn verbonden aan een instelling voor jeugdzorgplus of aan een justitiële jeugdinrichting. In de handreiking zijn op basis van goede voorbeelden de succesfactoren op een rij gezet die leiden tot een goede overdracht en plaatsing in het onderwijs na het verblijf in geslotenheid.

Daarnaast biedt het door OCW gesubsidieerde project Gedragswerk de scholen in geslotenheid en de samenwerkingsverbanden concrete ondersteuning om de succesfactoren uit de handreiking te implementeren.

• Voor sommige jeugdigen is minder maatwerk in de verblijfsduur mogelijk

Jeugdigen met LVB beperking en slachtoffers van loverboys hebben meer tijd nodig om hun doelen te behalen en om voorbereid te worden op een veilige en minder gestructureerde vervolgsituatie. Het is daarom belangrijk om de benodigde verblijfsduur voor deze groepen goed in kaart te brengen. De inspecties doen de aanbeveling om de benodigde verblijfsduur in kaart te brengen met de Monitor Jeugdzorgplus. Ik ben bereid op dit punt aanvullend onderzoek te doen.

• De kwaliteit van het onderwijsaanbod in geslotenheid is kwetsbaar

De diversiteit van de jeugdigen in de jeugdzorgplus en de wisselende, soms onvoorspelbare verblijfsduur van jeugdigen maken de kwaliteit van het onderwijsaanbod in een gesloten setting kwetsbaar. Daarom is het goed te constateren dat de inspecties concluderen dat de kwaliteit van het onderwijs voor jeugdigen in de jeugdzorgplus in de afgelopen twee jaren verbeterd is. Met uitzondering van één school die zwak is bevonden, hebben alle scholen een basisarrangement van de Inspectie van het Onderwijs verkregen. Dit is een belangrijke verbetering ten opzichte van de toezichtresultaten in 2012 waarbij drie scholen zwak en één school zeer zwak werd bevonden.

Ondanks de betere wettelijke randvoorwaarden en de hierboven genoemde handreiking worden er nog verschillende knelpunten ervaren bij het onderwijs in geslotenheid. Daarom heeft recent een commissie van onafhankelijke deskundigen op het terrein van onderwijs en jeugdhulp een kort onderzoek uitgevoerd naar de verbetermogelijkheden van het onderwijs in geslotenheid. De resultaten daarvan worden opgenomen in de zesde voortgangsrapportage passend onderwijs die eind november naar uw Kamer wordt gestuurd.

Ontwikkelagenda jeugdzorgplus

De invoering van passend onderwijs en de komende decentralisatie van de jeugdhulp, waaronder jeugdzorgplus, bieden kansen om een aantal van de hierboven genoemde en gewenste verbeteringen te realiseren. Voor de gemeenten ligt er de uitdaging om de positieve ontwikkelingen die de inspecties gesignaleerd hebben verder te bevorderen. Op dit moment gaat alle aandacht uit naar de inkoop van jeugdzorgplus door gemeenten voor 2015. Daarvoor heeft de VNG een Inkoophandreiking jeugdzorgplus gemaakt. Daarin is ook de aanbeveling opgenomen om een gezamenlijke ontwikkelagenda op te stellen. Ik zal bevorderen dat daarin ook aandacht besteed wordt aan de uitkomsten van deze rapportage.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven