31 839 Jeugdzorg

Nr. 415 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 oktober 2014

Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 24 september jl. heeft u ons gevraagd u nader te informeren over de voortgang bij de inkoop van jeugdhulp. Tijdens de wetsbehandeling van de Invoeringswet van de Jeugdwet hebben wij u reeds de stand van zaken gemeld. Met deze brief geven wij invulling aan uw verzoek.

In deze brief informeren wij u om te beginnen over de uitkomsten van de doorlichting die is uitgevoerd in elf regio’s waarbij wij ons zorgen maakten over de voortgang bij de inkoop1. Zoals aan uw Kamer inmiddels mondeling gemeld, verwachten wij bij zeven regio’s dat er goede inkoopafspraken worden gerealiseerd. Bij vier regio’s zijn wij nog niet gerust op een probleemloos vervolg en hebben wij nadere stappen gezet. Onder 1 gaan we hier op in.

In deze brief gaan wij vervolgens nader in op de afspraken voor de bovenregionale specialistische jeugdhulpfuncties, waarover we u in de brief van 23 september jl. al informeerden (Kamerstuk 31 839, nr. 412). Uw Kamer gehoord hebbende tijdens het debat op 24 september jl., hebben wij bij de afspraken ook invulling gegeven aan de wens om extra financiële waarborgen in te bouwen voor gemeenten. Binnen de reeds bestaande mogelijkheden voor zorgaanbieders om zich te melden bij de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) komt een nadere invulling ten behoeve van de continuïteit van zorg voor bepaalde specialistische jeugdhulpfuncties. Onder 2 in deze brief geven we toelichting op de afspraken die op landelijk niveau zijn gemaakt met gemeenten en aanbieders. De afspraken treft u als bijlage aan2.

In deze brief gaan wij tot slot in op twee mondelinge verzoeken die uw Kamer tijdens het AO van 24 september jl. heeft gedaan en waarover op 8 oktober met u is gesproken (Handelingen II 2014/15, nr.11, behandeling Invoeringswet Jeugdwet) Het betreft ten eerste uw verzoek om verdere transparantie van de Transitiemonitor Jeugd. Onder 3 geven wij aan dat wij de volgende uitvraag in november gespecificeerd openbaar zullen maken. Zoals besproken met uw Kamer op 8 oktober jl. honoreren wij tot slot graag het verzoek van uw Kamer om in het voorjaar nog een afzonderlijke rapportage over de stand van zaken van de stelselherziening jeugd te ontvangen. Onder 4 geven wij aan hoe wij dit willen uitvoeren.

1. Uitkomsten audits in 11 regio’s

In september hebben in het kader van de doorlichting in 11 regio’s audits plaatsgevonden tussen het rijk en de afzonderlijke regio’s over de voortgang van het inkoopproces. Vanuit het rijk zijn de gesprekken gevoerd door inkoopexperts op het jeugddomein. Deze gesprekken zijn vanuit het rijk geïnitieerd omdat er serieuze zorg bestond of het inkoopproces in de betreffende regio’s tijdig zou zijn afgerond om op 1 januari 2015 alle benodigde jeugdhulp in de regio beschikbaar te hebben.

Toetsingskader audits

Alhoewel het niet halen van het tijdpad een belangrijke aanleiding is geweest om met spoed deze gesprekken te entameren in de 11 regio’s, is voor de beoordeling van de stand van zaken naar meer factoren gekeken dan het tijdpad alleen. Het toetsingskader bestaat uit:

– Tijdpad:

Zijn er tijdig sluitende afspraken gemaakt;

– Inkooporganisatie:

Is het inkoopproces goed georganiseerd en wordt er gewerkt vanuit een duidelijke strategie;

– Toegang:

Geeft de vormgeving van de toegang de gemeenten invloed op de vraag naar jeugdhulp;

– Kwaliteit afspraken:

Kunnen de aanbieders onder de gestelde voorwaarden (tarief, volume, garanties) redelijkerwijs kwaliteit van jeugdhulp garanderen;

– Kwaliteit samenwerking:

Geeft de (bestuurlijke) samenwerking in de regio vertrouwen in een voorspoedige afronding van het inkoopproces.

Uitkomsten audits

In zeven van de elf regio’s is gebleken dat de zaken voldoende op orde zijn – soms gekoppeld aan een gerichte ondersteuningsactie. Dat betekent dat op de toetspunten een vertrouwenwekkend beeld naar boven is gekomen, inclusief gedeeld bestuurlijk commitment om vanaf 1 januari 2015 een goed lopend jeugdhulpstelsel te hebben. Overigens is de inschatting dat niet alle zeven de regio’s op 1 november de inkoopafspraken zullen hebben afgerond, maar kort daarna wel. Omdat het beeld als geheel er in deze regio’s degelijk uitziet achten wij verdere interventies niet nodig en niet gepast.

Bij gemeenten in vier regio’s zien wij om uiteenlopende redenen aanleiding om verdere stappen te ondernemen. Alle vier de regio’s zijn verzocht per direct verbeteracties op de regiospecifieke zorgpunten in gang te zetten. Over de ingezette verbeteracties vindt binnen twee weken bestuurlijk overleg plaats. Alle gemeenten in deze regio’s krijgen – na dit bestuurlijke overleg – van ons een brief waarin de afspraken uit het bestuurlijk overleg zijn vastgelegd. Op dat moment zullen wij de namen van de regio’s waarover zorgen blijven dat de continuïteit van zorg is geborgd, ook openbaar maken richting uw Kamer. Wij laten de regio’s met deze brief weten dat een vooraankondiging voor een aanwijzing aan gemeenten in deze regio’s uit zal gaan indien de inspanningen de komende weken niet tot zichtbare verbeteringen hebben geleid. Deze aanpak is in lijn met wat wij eerder hebben aangegeven over het hanteren van de escalatieladder van bestuurlijk ingrijpen.

Het beeld in de overige regio’s

Ook de overige 31 regio’s blijven bij ons in beeld – onder meer via de ondersteuningsprogramma’s vanuit het Transitiebureau Jeugd. Ons beeld blijft dat de meeste regio’s goed op koers liggen. Voor één van deze regio’s geldt echter dat wij aanleiding hebben gezien om in gesprek te gaan over de ontwikkelingen in het inkoopproces. Mocht onze zorg terecht blijken, dan ontvangt ook deze regio een spoedverzoek voor een verbeteraanpak en worden mogelijke verdere stappen voorbereid.

2. Uitkomsten bestuurlijk overleg over inkoop specialistische jeugdhulp

De afgelopen weken hebben wij intensief bestuurlijk overleg gevoerd met gemeenten en zorgaanbieders over de inkoop van bepaalde specialistische functies van jeugdhulp3. Met gemeenten is nu afgesproken dat deze functies bovenregionaal worden ingekocht, waarbij naar het oordeel van beide partijen goedlopende onderhandelingen niet mogen worden belemmerd door deze afspraken. Dat is een belangrijke stap om de continuïteit van deze jeugdhulp te kunnen waarborgen. In combinatie met de eerder overeengekomen veranderagenda om de toekomst van ons zorglandschap in kaart te brengen, biedt dit voor nu rust en een gerichte aanpak voor de komende jaren. De gemaakte afspraken treft u tevens als bijlage aan.

2.1 Solidariteit met gemeenten

Tijdens de gesprekken hebben gemeenten duidelijk hun zorg op tafel gelegd dat de omvang van de vraag naar deze jeugdhulp in 2015 nog niet vastligt en ook hoger kan zijn dan geraamd. Aangezien het specialistische jeugdhulp betreft die duur is, kan een hogere vraag onverhoopt problemen voor gemeenten opleveren. Ook uw Kamer heeft tijdens het AO van 24 september deze zorg geuit en de vraag gesteld of het kabinet gemeenten hierin tegemoet kan komen. Wij hebben met gemeenten afgesproken dat dit een gezamenlijk probleem is. Wij zullen in het voorjaar van 2015 de realisatiecijfers van 2013 vergelijken met het macrobudget. Voor de jeugd-ggz houdt dit in dat het structurele bedrag voor de jeugd-ggz gebaseerd wordt op geactualiseerde cijfers over het gemiddelde aandeel jeugd van de jaren 2011, 2012 en 2013 en de cGGZ-uitgaven (de uitkomst kan een opwaartse of een neerwaartse aanpassing zijn).

2.2 Monitoring aantal kinderen in Jeugd ggz

Voor de jeugd-ggz wordt daarnaast specifiek gekeken of de zorginstroom in de tweede helft van 2014 hoger is dan verwacht, VWS bekijkt waar een versnelling in de aanlevering van gegevens mogelijk is. Indien in 2015 blijkt dat er meer zorg moet worden geleverd in 2015 als gevolg van een afwijkende zorginstroom in 2014 dan wordt een aparte, eenmalige regeling getroffen. Tevens wordt daarbij de contractering voor 2016 betrokken om te bekijken in hoeverre de overgang van schadelastjaar naar boekjaar (vanwege de dbc-systematiek) de realisatie in 2014 en 2015 heeft beïnvloed. Gemeenten zullen van hun aanbieders inzicht krijgen in de instroom in de laatste helft van 2014 om deze te kunnen vergelijken met de instroom in de laatste helft van eerdere jaren. Eventuele verschillen dienen verklaard te worden en gemeenten kunnen in hun financiële afspraken met aanbieders gevolgen verbinden aan een eventueel onverklaard verschil. Hierbij kunnen bijvoorbeeld de uitgaven aan het overgangsrecht worden gemaximeerd op een onderling overeen te komen bedrag4.

2.3 Opvangen gevolgen toepassing woonplaatsbeginsel

Een ander punt van zorg bij gemeenten is de toepassing van het woonplaatsbeginsel. Een kleine groep gemeenten met relatief zeer veel residentiële jeugdhulpcapaciteit kunnen daardoor meer jeugdhulp moeten leveren, omdat de toerekening van het woonplaatsbeginsel daar mogelijk niet volkomen werkt. Voor deze gemeenten kan in de transitiefase worden bekeken of dat eenmalig en op individuele basis kan worden aangetoond en gecompenseerd. Dit is een verdelingsvraagstuk binnen het overgehevelde budget. Indien noodzakelijk wordt hiertoe een bedrag uit het macrobudget 2016 naar voren gehaald.

2.4 Reële kortingen bij inkoopafspraken

Alle betrokkenen bij de onderhandelingen van de afgelopen weken zijn het met elkaar eens dat de inkoopafspraken er niet toe moeten leiden dat zorgaanbieders te maken krijgen met kortingen die een gezonde bedrijfsvoering – en daarmee de continuïteit van zorg – in gevaar brengen. Gemeenten passen een reële korting toe ten opzichte van het gecontracteerde tarief 2014 voor deze functies op voorwaarde dat instellingen de daarvoor noodzakelijke informatie met gemeenten delen. Uitgangspunt daarbij is dat de gemeenten zich gezamenlijk verantwoordelijk verklaren voor de continuïteit van zorg in de betreffende functie. Tot 1 november 2014 hebben gemeenten de tijd om daar zelf voldoende invulling aan te geven.

2.5 Advisering en bemiddeling TAJ bij specialistische jeugdhulpfuncties

Indien voor de specialistische jeugdhulpfuncties de continuïteit van zorg in gevaar komt, kan de zorgaanbieder zich voor deze functies melden bij de TAJ. Na 1 november wordt voor de bovenregionale functies vastgesteld welk gemiddeld kortingspercentage in reeds gesloten contracten, in een aantal nader te bepalen regio’s5, is vastgelegd. Op basis van dit gemiddelde kan een benchmark voor de maximaal aanvaardbare korting ten opzichte van het budget 2014 worden bepaald, die kan worden gebruikt door de TAJ in de beoordeling van de inkoopafspraken voor deze specifieke functies. Als uitkomst kan de TAJ ons vervolgens adviseren dat gemeenten de afspraken moeten aanpassen en/of dat er steun moet worden gegeven aan de instelling om de frictiekosten op te vangen.

Binnen de beleidsregels bijzondere transitiekosten Jeugdwet bestaat de mogelijkheid, ook voor aanbieders van de betreffende specialistische jeugdhulpfuncties, om een aanvraag in te dienen bij VWS om in aanmerking te komen voor de vergoeding van bijzondere frictiekosten als gevolg van de invoering van de Jeugdwet, waarbij de TAJ inzake deze aanvraag een advies zal uitbrengen.

2.6 Transparantie over tarieven en aantallen kinderen in zorg

Een belangrijke factor voor het inkoopproces is openheid over de werkelijke aantallen kinderen die in zorg zijn en de tarieven die de aanbieders daar nu voor rekenen. Alhoewel veel aanbieders deze openheid van zaken geven, is dit niet altijd het geval. De brancheorganisaties hebben afgesproken dat hun leden deze openheid zonder uitzondering zullen geven, ook om verdere vertraging in het inkoopproces te voorkomen.

2.7 Afspraken op een rij

De afspraken die zijn gemaakt tussen Rijk, gemeenten en zorgaanbieders bestaan samengevat uit:

  • Bovenregionale inkoop voor bepaalde specialistische jeugdhulpfuncties;

  • Gezamenlijke veranderagenda voor de toekomst van het zorglandschap;

  • Solidariteit met gemeenten bij onverhoopte groei buiten eigen invloed;

  • Monitoring van de werkelijke jeugdhulpvraag in het voorjaar van 2015;

  • Specifieke monitoring van de vraag naar Jeugd ggz;

  • Oplossen van evidente knelpunten door toepassing van het woonplaatsbeginsel;

  • Reële kortingen op tarief en volume ten behoeve van continuïteit van zorg van specialistische functies;

  • Een benchmark om te bepalen wat reële tarieven voor deze functies zijn;

  • Specifieke mogelijkheden voor aanbieders van de betreffende specialistische functies om zich te melden bij de TAJ.

Nu is het zaak dat gemeenten en aanbieders de inkoopprocessen gaan afronden – in het bijzonder ook voor deze specialistische functies. Tot slot laten deze afspraken onverlet dat zorgaanbieders die in de problemen komen waardoor de continuïteit van zorg in het geding komt, zich kunnen melden bij de TAJ.

3. Aggregatieniveau rapportages Transitiemonitor Jeugd

Tot nu toe is de afspraak geweest dat de voortgangsrapportages uit de Transitiemonitor Jeugd niet voor de afzonderlijke gemeenten openbaar wordt gemaakt. Tijdens de wetsbehandeling van de Invoeringswet van de Jeugdwet, op 8 oktober jl., hebben wij aangegeven de volgende rapportage van november voor uw Kamer en voor gemeenteraden volledig transparant te maken.

4. Een extra rapportage over de continuïteit van zorg na 1 januari

In navolging van het advies van de Algemene Rekenkamer heeft het kabinet besloten de transities in het sociaal domein integraal te willen volgen via één onafhankelijke commissie. Dit heeft geleid tot de oprichting van de Transitiecommissie Sociaal Domein (TSD)6. De TSJ is bij het van start gaan van de TSD niet per direct gestopt, maar blijft haar werkzaamheden verrichten tot 1 januari 2015 – het moment waarop de decentralisatie van de jeugdhulp een feit is. De TSJ constateert in haar recente briefadvies7 dat de oorspronkelijke focus van de TSJ op zorgcontinuïteit binnen de jeugdzorg niet volledig overeenkomt met de focus van de transitiecommissie sociaal domein. De Transitiecommissie Sociaal Domein richt zich op de voortgang bij gemeenten.

Uw kamer heeft tijdens het AO op 24 september jl. aangegeven dat u het belangrijk vindt dat er onafhankelijk onderzoek plaatsvindt naar de continuïteit van de zorg voor de jeugd in 2015. Tijdens het debat met uw Kamer op 8 oktober hebben wij aangegeven dat ook wij het waardevol achten om in 2015 een onafhankelijk beeld te krijgen. Daarom vragen wij de Transitie Autoriteit Jeugd om hier onderzoek naar te laten uitvoeren. Dit dient in het voorjaar van 2015 te resulteren in een rapportage die wij naar uw Kamer zullen zenden – in lijn met de wijze waarop dat tot nu toe met de TSJ-rapportages is gebeurd. Hiertoe wordt de kennis en kunde die door de TSJ is opgedaan ingebed binnen de TAJ. De rapportage die in het voorjaar wordt opgeleverd zal ook als zodanig worden afgestemd met de TSD.

Tot slot

Met deze brief hebben wij u in aanloop naar het door uw Kamer aangekondigde Voortgezet-AO over een aantal onderwerpen geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Zie ook onze brief van 28 augustus jl. (Kamerstuk 31 839, nr. 410)

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

In onze brief van 23 september jl. is aangegeven welke functies van jeugdhulp het betreft (Kamerstuk 31 839, nr.412)

X Noot
4

In het macrobudget dat is overgeheveld aan gemeenten is rekening gehouden met zorguitgaven van zorgtrajecten die in 2014 zijn begonnen, op macroniveau betreft dit ca. 35% van de jGGZ uitgaven.

X Noot
5

Mogelijk op voordracht van de branches, waarbij naast de gezamenlijke voordracht ook iedere branche een regio kan aanwijzen.

X Noot
6

Brief van de Minister van BZK van 2 juli jl. (Kamerstuk 33 750 VII, nr. 65)

X Noot
7

Bijlage bij onze brief van 23 september jl. (Kamerstuk 31 839, nr. 412)

Naar boven