31 839 Jeugdzorg

Nr. 403 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2014

Bij onze antwoorden op Kamervragen van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de Privacy Impact Assessment (PIA) voor de eenmalige gegevensoverdracht Jeugdwet (Kamerstuk 31 839, nr. 334), hebben wij toegezegd de daarvoor in aanmerking komende cliëntgroepen nog eens nader te beschouwen.

Uw leden hebben onder andere gevraagd of het echt nodig is om persoonsgegevens voor alle cliëntgroepen over te dragen naar gemeenten ten behoeve van de Jeugdwet die per 1 januari 2015 inwerking treedt. Wij hebben toegezegd u hier nader over te informeren.

De gemeenten willen het liefst van alle zittende cliënten in 2014 persoonsgegevens ontvangen om zich zo goed mogelijk op het nieuwe stelsel voor te bereiden. Dit is heel begrijpelijk. Ook cliënten willen dat gemeenten over de informatie beschikken om hen straks in 2015 zo goed mogelijk te kunnen helpen. Aan de andere kant willen cliënten niet dat hun persoonsgegevens naar gemeenten worden gestuurd als deze niet noodzakelijk zijn voor het continueren van de zorg. De Wet bescherming persoonsgegevens reguleert dit proces, waarin is vastgelegd dat persoonsgegevens verzamelt voor het ene doel, niet klakkeloos voor een ander doel mag worden gebruikt. Wil men van dit stramien afwijken dan moet dat gebeuren met toestemming van de cliënt of door bepalingen op te nemen in relevante wetgeving. Dat laatste is gebeurd in de jeugdwet. En omdat gemeenten niet alle persoonsinformatie nodig hebben voor het continueren van zorg van zittende cliënten in 2014 in het jaar 2015, is er in navolging van de PIA een selectie van cliëntgroepen gemaakt.

Criteria

In onze antwoordbrief hebben wij al te kennen gegeven dat er geen gegevensoverdracht van cliëntgroepen plaatsvindt als:

  • bekostiging geregeld wordt door middel van lumpsum of subsidie;

  • gemeenten uitbesteden aan jeugdhulpaanbieders via raamcontracten;

  • het merendeel van de betreffende groep jeugdigen die jeugdhulp ontvangt uitstroomt in 2015 en geen vervolgjeugdhulp meer nodig heeft;

  • verlenging van de jeugdhulp bepaald wordt door beroepsbeoefenaren.

Bij het toepassen van deze criteria hebben wij betrokken dat wij van gemeenten maatwerk verlangen bij de organisatie van jeugdhulp, zodat deze per gemeente of regio verschillend kan worden georganiseerd en ingekocht.

Daarnaast is het overgangsrecht in deze van belang. Door het overgangsrecht voor de jeugdwet blijft de in 2014 verkregen verwijzing of indicatie onverkort geldig in 2015 en hoeven cliënten niet van hulpverlener te wisselen. Hierom is het in eerste aanleg aan gemeenten en jeugdhulpaanbieders (in de regio) om afhankelijk van de gemaakte afspraken, rekening te houden met de Wet bescherming persoonsgegevens en de Jeugdwet. De te maken afspraken over de bijbehorende overdracht van persoonsgegevens vallen onder dezelfde aanbevelingen en criteria uit de PIA.

Voor cliënten is het van belang dat gemeenten goed inspelen op hun wensen en daarvoor is informatie nodig. Aan de andere kanten wensen cliënten niet dat hun persoonsgegevens worden uitgewisseld als gemeenten er niets mee gaan doen.

Cliëntgroepen

Voor het Rijk wordt de eenmalige gegevensoverdracht, na toepassing van de eerder genoemde criteria, beperkt tot de gegevensoverdracht van cliënten waar gemeenten voor de continuïteit van zorg daadwerkelijk in 2014 zelf aan de slag moeten. Hiervoor komen drie cliëntgroepen in aanmerking:

  • 1. PGB-budgethouders omdat gemeenten hen per 1 januari 2015 een aanbod in natura mogen doen.

  • 2. Cliënten op de wachtlijst, waarmee gemeenten al in 2014 in de slag moeten om hen in 2015 van jeugdhulp te kunnen voorzien.

  • 3. Cliënten die eind december 2014 al wel «gezien» zijn door BJZ of CIZ maar waarvoor de verwijzing of indicatie op 31 december 2014 nog niet is afgegeven.

Stand van zaken

Thans zijn wij bezig deze overdracht zo goed mogelijk te faciliteren door een gegevensoverdracht in september 2014 en een laatste in januari 2015, die zich met name zal richten op cliënten die al wel zijn «gezien» zijn maar geen indicatie of verwijzing hebben. Gemeenten kunnen deze cliënten dan uitnodigen voor een gesprek, bijvoorbeeld over een aanbod in natura voor PGB-houders of een passend hulpaanbod in 2015 voor wachtenden.

Er wordt voor de gegevensuitwisseling geen uitdrukkelijke toestemming van betrokkenen gevraagd. Wel informeert de jeugdhulpaanbieder de jeugdige en diens gezin over de voorgenomen overdracht van hun gegevens naar gemeenten. Als een jeugdige of zijn ouders bezwaar hebben tegen het verwerken van gegevens in het kader van de eenmalige gegevensoverdracht kan een beroep gedaan worden op het in artikel 40 Wbp neergelegde recht van verzet. De gegevensoverdracht zal dan niet plaatsvinden.

De gemeente heeft ook een informatieplicht en kan betrokkenen door middel van folders en brochures op de hoogte stellen van de eenmalige gegevensoverdracht.

Toezicht

Op de naleving van de regels wordt horizontaal toezicht gehouden. Het college legt verantwoording af aan de gemeenteraad. Verder houdt de Inspectie toezicht op de naleving van de Jeugdwet en houdt het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) toezicht op de gegevensuitwisseling en zal het Cpb handhavend optreden indien het Cpb dit nodig acht.

Ten slotte zij benadrukt dat de Jeugdwet specifieke bepalingen kent over de verwerking van persoonsgegevens bij de eenmalige gegevensoverdracht. Indien blijkt dat een gemeente zich niet houdt aan deze privacyregels kan het Rijk een aanwijzing geven.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven