Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2014
Hierbij bied ik u het rapport «Vormgeving zorg en ondersteuning aan gezinnen met geringe
sociale redzaamheid» van het Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) aan1.
In dit onderzoek van de samenwerkende jeugdinspecties wordt in de aanloop naar het
nieuwe jeugdstelsel onderzocht in hoeverre gemeenten en andere betrokken organisaties
klaar zijn voor een effectieve en efficiënte samenwerking bij de hulp aan gezinnen
met een geringe sociale redzaamheid.
STJ heeft onderzocht hoe 21 (middel)grote gemeenten met hun netwerkpartners de zorg
en ondersteuning aan gezinnen met de meest complexe problemen vormgeven. In het vervolgonderzoek
wordt ook de praktijk van het beleid onderzocht. Er wordt bekeken hoe de zorg en ondersteuning
van deze zeer complexe gezinnen in vier gemeenten in de praktijk wordt vorm gegeven.
Dit vervolgonderzoek verschijnt naar verwachting in de zomer van 2014.
Op basis van genoemd toezichtonderzoek constateert STJ dat in vrijwel alle 21 gemeenten
die hebben deelgenomen aan het onderzoek, specifieke aandacht is voor gezinnen met
een geringe sociale redzaamheid en actief wordt gewerkt aan of met een aanpak om de
problemen van deze gezinnen beheersbaar te maken. Dit doen zij volgens de systematiek
die in de nieuwe Jeugdwet beoogd wordt, namelijk de aanpak volgens het principe van
«één gezin, één plan, één regisseur». Daarbij is een belangrijk uitgangspunt in de
aanpak, dat de eigen kracht en het sociale netwerk van de meest kwetsbare gezinnen
wordt benut.
STJ plaatst wel enkele kanttekeningen bij de manier waarop de zorg en ondersteuning
aan gezinnen met geringe sociale redzaamheid is georganiseerd.
Men constateert in het rapport dat het zicht op de omvang van de groep gezinnen met
multiproblematiek nog onvoldoende bekend is bij gemeenten.
De voorwaarden voor het werken met de «één gezin, één plan, één regisseur» aanpak
zijn nog onvoldoende geregeld. Zo zijn de bevoegdheden van de regisseur nog niet goed
geregeld. En ook is op dit moment nog onvoldoende geregeld dat professionals zich
bij de zorg en ondersteuning aan het gezin (kunnen) laten leiden door de afspraken
in het gezinsplan.
De beschikbaarheid van zorg en ondersteuning aan deze zeer kwetsbare gezinnen laat
bovendien te wensen over. Deze zorg moet zoveel mogelijk ononderbroken worden aangeboden.
Het maken van goede afspraken daarover met de verschillende netwerkpartners helpt,
maar is nog onvoldoende vormgegeven.
Tenslotte is er meer aandacht voor nazorg nodig. Deze nazorg moet duidelijk geregeld
zijn en er moet helder zijn wat er van de nazorg verwacht kan worden.
Het is goed om te zien dat er in veel gemeenten al gewerkt wordt met de aanpak «één
gezin, één plan, één regisseur». De voorgenomen decentralisaties in het sociale domein
(Jeugdwet, Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015, en Participatiewet) bieden gemeenten
meer mogelijkheden om de, door de STJ gesignaleerde knelpunten, zoals het organiseren
van doorlopende zorg op te lossen en integrale hulp aan deze gezinnen te bieden.
De uitkomsten van dit onderzoek, alsmede de aanbevelingen en kanttekeningen, kunnen
de gemeenten helpen bij het verder ontwikkelen en vormgeven van de geïntegreerde hulp
aan (de meest) kwetsbare gezinnen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn