31 839 Jeugdzorg

Nr. 377 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 mei 2014

Hierbij bied ik u het rapport «Vormgeving zorg en ondersteuning aan gezinnen met geringe sociale redzaamheid» van het Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) aan1.

In dit onderzoek van de samenwerkende jeugdinspecties wordt in de aanloop naar het nieuwe jeugdstelsel onderzocht in hoeverre gemeenten en andere betrokken organisaties klaar zijn voor een effectieve en efficiënte samenwerking bij de hulp aan gezinnen met een geringe sociale redzaamheid.

STJ heeft onderzocht hoe 21 (middel)grote gemeenten met hun netwerkpartners de zorg en ondersteuning aan gezinnen met de meest complexe problemen vormgeven. In het vervolgonderzoek wordt ook de praktijk van het beleid onderzocht. Er wordt bekeken hoe de zorg en ondersteuning van deze zeer complexe gezinnen in vier gemeenten in de praktijk wordt vorm gegeven. Dit vervolgonderzoek verschijnt naar verwachting in de zomer van 2014.

Op basis van genoemd toezichtonderzoek constateert STJ dat in vrijwel alle 21 gemeenten die hebben deelgenomen aan het onderzoek, specifieke aandacht is voor gezinnen met een geringe sociale redzaamheid en actief wordt gewerkt aan of met een aanpak om de problemen van deze gezinnen beheersbaar te maken. Dit doen zij volgens de systematiek die in de nieuwe Jeugdwet beoogd wordt, namelijk de aanpak volgens het principe van «één gezin, één plan, één regisseur». Daarbij is een belangrijk uitgangspunt in de aanpak, dat de eigen kracht en het sociale netwerk van de meest kwetsbare gezinnen wordt benut.

STJ plaatst wel enkele kanttekeningen bij de manier waarop de zorg en ondersteuning aan gezinnen met geringe sociale redzaamheid is georganiseerd.

Men constateert in het rapport dat het zicht op de omvang van de groep gezinnen met multiproblematiek nog onvoldoende bekend is bij gemeenten.

De voorwaarden voor het werken met de «één gezin, één plan, één regisseur» aanpak zijn nog onvoldoende geregeld. Zo zijn de bevoegdheden van de regisseur nog niet goed geregeld. En ook is op dit moment nog onvoldoende geregeld dat professionals zich bij de zorg en ondersteuning aan het gezin (kunnen) laten leiden door de afspraken in het gezinsplan.

De beschikbaarheid van zorg en ondersteuning aan deze zeer kwetsbare gezinnen laat bovendien te wensen over. Deze zorg moet zoveel mogelijk ononderbroken worden aangeboden. Het maken van goede afspraken daarover met de verschillende netwerkpartners helpt, maar is nog onvoldoende vormgegeven.

Tenslotte is er meer aandacht voor nazorg nodig. Deze nazorg moet duidelijk geregeld zijn en er moet helder zijn wat er van de nazorg verwacht kan worden.

Het is goed om te zien dat er in veel gemeenten al gewerkt wordt met de aanpak «één gezin, één plan, één regisseur». De voorgenomen decentralisaties in het sociale domein (Jeugdwet, Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015, en Participatiewet) bieden gemeenten meer mogelijkheden om de, door de STJ gesignaleerde knelpunten, zoals het organiseren van doorlopende zorg op te lossen en integrale hulp aan deze gezinnen te bieden.

De uitkomsten van dit onderzoek, alsmede de aanbevelingen en kanttekeningen, kunnen de gemeenten helpen bij het verder ontwikkelen en vormgeven van de geïntegreerde hulp aan (de meest) kwetsbare gezinnen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven