31 839
Jeugdzorg

nr. 34
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2010

Inleiding

Op 2 november 2009 heeft de Socialistische Partij (SP) het rapport «De jeugdhulpverlener aan het woord» gepubliceerd. Tijdens de begrotingsbehandeling Jeugd en Gezin op 4 en 5 november 2009 heb ik uw Kamer toegezegd dat ik schriftelijk op dit rapport zou reageren. Met deze brief doe ik die toezegging gestand.

Ik waardeer dat de SP het initiatief heeft genomen om de mening van de jeugdhulpverleners te peilen. Het beeld dat van de jeugdsector naar voren komt, is niet erg rooskleurig. Veel signalen uit de rapportage zijn bij mij bekend. Op verschillende aanbevelingen uit het rapport zijn reeds acties ondernomen. Voor de wachtlijstproblematiek, aanbeveling nummer 8 uit het SP-rapport, verwijs ik naar de brief wachtlijsten in de jeugdzorg (Kamerstuk 31 839, nr. 21). Voor de aanbeveling over jeugdzorg aan 18-plussers, aanbeveling nummer 9, verwijs ik naar de brief over hulpverlening aan jongeren van achttien jaar en ouder (Kamerstuk 31 839, nr. 20). Ik zal hieronder achtereenvolgens verder ingaan op de aanbevelingen over bureaucratie, de Centra voor Jeugd en Gezin en één financieringsstroom.

1. Bureaucratie

In de rapportage is veel aandacht besteed aan de bureaucratie in de jeugdsector.

Uit het rapport blijkt dat 82% van de ondervraagden de bureaucratie als grootste bedreiging voor de jeugdhulpverlening beschouwt. Zij geven aan dat de hoeveelheid administratieve handelingen niet in verhouding staat tot de tijd die de jeugdhulpverlener heeft voor een jeugdige. De rapportage van de SP onderstreept het belang van de regeldrukaanpak in de jeugdsector en biedt een goede aanvulling op de nulmeting ervaren regeldruk, die ik begin 2008 heb laten uitvoeren. Op basis van de resultaten van de nulmeting is het actieplan Regeldruk AanPak (RAP) voor de brede jeugdsector opgesteld. Het project RAP heeft de ambitie de ervaren regeldruk van professionals en cliënten in 2011 met 25% terug te dringen ten opzichte van 2007.

Voor meer informatie verwijs ik naar de brief over de stand van zaken van het project RAP (14 augustus 2009 Kamerstukken II, 2008/09, 31 839, nr. 12). De praktijk is weerbarstig, hierdoor kan het voorkomen dat misverstanden blijven bestaan en maatregelen soms moeizaam tot de werkvloer doordringen. Daarom heb ik een brochure van het actieplan op laten stellen die onder 10 000 professionals is verspreid en verschijnt er ééns per kwartaal een digitale nieuwsbrief RAP. De eerste nieuwsbrief treft u in de bijlage1.

a. Verhogen van de cliëntcontacttijd

De eerste aanbeveling uit de rapportage van de SP is dat de contacttijd tussen cliënt en hulpverlener omhoog moet. Ik onderschrijf deze aanbeveling. Door de vermindering van de ervaren regeldruk krijgen jeugdhulpverleners meer ruimte om hun vak met meer plezier uit te oefenen. Cliënten krijgen hierdoor meer aandacht en begrip en een prettigere bejegening door een gemotiveerde hulpverlener. Vanuit het veld worden initiatieven genomen om slim te werken zonder onnodige bureaucratie zoals het screenen van alle rapportages op de noodzaak ervan. Deze initiatieven hebben mijn steun.

b. Beperken registratie en verslaglegging

Het rapport geeft het advies om de registratie en de verslaglegging te beperken. Samen met de sector werk ik op de volgende manier aan de vermindering van registratieverplichtingen:

• Het project BAM

In het project BAM («Beter, Anders, Minder») werk ik samen met het IPO en de MOgroep Jeugdzorg aan verbetering van de beleidsinformatie in de jeugdzorg. Samen kijken we welke sturingsinformatie we écht nodig hebben en welke items op dit moment wel worden uitgevraagd, maar niet worden gebruikt (Minder). Doel is dat in 2011 de beleidsinformatie uitvraag bij bureau jeugdzorg met 25% is verminderd ten opzichte van 2009. Daarnaast moeten de registraties Beter aansluiten bij de praktijk van de professional. Veel registratiesystemen worden op dit moment ervaren als een organisatorische verplichting zonder meerwaarde voor de uitvoering. Dat moet Anders.

• Gebruiksvriendelijkheid ICT

De registraties worden zelf minder tijdrovend door de inzet van het A-team (automatiserings-team) en «intelligente formulieren». Het A-team gaat bij lokale vestigingen van bureaus jeugdzorg langs om de meest urgente ICT knelpunten op te lossen. Inmiddels zijn acht bureaus jeugdzorg bezocht door het A-team.

Het overtypen van gegevens is ook een veelgehoorde ergernis van medewerkers van bureau jeugdzorg. Daarom start de MOgroep Jeugdzorg met de ontwikkeling van «intelligente formulieren». Hierdoor verschijnen gegevens die met de computer zijn ingevoerd in het ene formulier ook standaard in het andere formulier. Dit zal het invullen van de formulieren vergemakkelijken en de registratielast verminderen. Beide trajecten worden getrokken door de MOgroep Jeugdzorg en door Jeugd en Gezin gefinancierd.

• Jaardocument

Om de verantwoordingsinformatie te verminderen wil ik met de provinciale jeugdzorg aansluiten bij de verantwoordingssystematiek in de cure en de care. Door het Jaardocument Zorg vast te stellen als centraal verantwoordingsdocument voor de jeugdzorg hoeft de verantwoordingsplichtige nog maar op één manier in één document verantwoording af te leggen. Alle andere verantwoordingsstromen vervallen en het aantal accountantsverklaringen wordt teruggebracht. Met name voor instellingen die nu al het Jaardocument Zorg moeten indienen omdat zij Zvw-zorg, jeugdzorg en AWBZ-zorg combineren, zal de registratielast aanzienlijk verminderen.

c. Vermindering meet- en controle instrumenten

De SP doet tevens de aanbeveling om het aantal meeten controle-instrumenten waar de jeugdhulpverlener mee wordt belast, terug te dringen. Deze aanbeveling sluit aan bij het project BAM en het voornemen om in de jeugdzorg te komen tot één integraal verantwoordingsdocument (Jaardocument). Het Selectief Toezicht door de Inspectie Jeugdzorg is een andere wijze om het aantal controle-instrumenten te verminderen. Met Selectief Toezicht wordt bedoeld dat de Inspectie alleen daar toezicht houdt waar de veiligheidsrisico’s het grootst zijn. Deze werkwijze is minder belastend voor de jeugdsector.

De SP constateert dat de controledruk niet alleen wordt veroorzaakt door de financier maar dat bureaucratie ook voor een deel ligt in de uitvoering zelf. Hier ligt dan ook een belangrijke sleutel voor oplossingen. Vanuit het veld worden goede initiatieven genomen om interne werkprocessen slimmer te organiseren waardoor de werkdruk afneemt. Een voorbeeld hiervan is de bijeenkomst die op 4 november 2009 plaatsvond op het programmaministerie. Daar waren alle bureaus jeugdzorg (directie én hulpverleners) aanwezig om te leren van succesvolle initiatieven van collega’s om de werkdruk en regeldruk te verminderen. De Belangenvereniging van Medewerkers van bureaus Jeugdzorg (BMJ) heeft hiervoor het initiatief genomen en ik heb dit initiatief van harte ondersteund.

2. Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s)

De mening van de respondenten ten aanzien van de Centra voor Jeugd en Gezin vind ik interessant. In eerste instantie oogt de mening vrij negatief: circa 40% van de respondenten ziet de CJG’s niet als een waardevolle aanvulling en 60% verwacht dat de CJG’s een extra bureaucratische laag worden. Een groot deel van de respondenten uit het onderzoek, waarvan de overgrote meerderheid afkomstig is uit de provinciale jeugdzorg, heeft aangegeven dat zij nog niet met een CJG hebben gewerkt en er dus geen oordeel over kunnen geven. Anderzijds lijkt het erop dat de respondenten een stapje verder willen gaan: 59% vindt dat de instanties in het CJG zoveel mogelijk moeten opgaan in één organisatie en 44% vindt dat delen van bureau jeugdzorg moeten worden ondergebracht bij de CJG’s. Het is opvallend dat vrij veel van de professionals een verdergaande integratie zouden willen zien.

Het is juist niet de bedoeling dat een CJG een doorverwijsmachine is, iets wat door mij en door mijn programmaministerie bij voortduring wordt uitgedragen. De CJG’s bundelen bestaande activiteiten op gemeentelijk niveau en zorgen voor meer samenhang daartussen. De centra voorzien in de behoefte om laagdrempelige en toegankelijke eerstelijns zorg dichtbij mensen te organiseren. Een eerstelijn die zelf hulp biedt en vanuit haar professionele praktijk de gespecialiseerde (tweede lijns) hulp kan inroepen. Daarom zijn er in alle centra goed opgeleide hulpverleners met pedagogische kennis aanwezig die direct zelf ondersteuning kunnen bieden, om te voorkomen dat cliënten nodeloos in de zwaardere vormen van geïndiceerde zorg instromen. Goed werkende CJG’s zullen de bureaus jeugdzorg daarom flink ontlasten. Onderdeel van het basismodel CJG is dat het CJG goed verbonden is met bureau jeugdzorg, zodat als zwaardere zorg nodig is, de overdracht van een cliënt soepel kan verlopen.

Ik zie praktijkvoorbeelden waar dit met veel inzet en enthousiasme wordt opgepakt door de gemeente, managers en professionals. Bij deze voorbeelden zie je ook dat het werkt. Hier is de inzet van alle betrokkenen voor nodig: gemeente, managers en uitvoerende professionals.

De SP doet de aanbeveling om vrijwillige hulpverlening over te hevelen van bureau jeugdzorg naar de CJG’s. In de kabinetsvisie over de zorg voor jeugd dat ik u in dit voorjaar zal aanbieden, kom ik hierop terug.

3. Financiering

Uit de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg blijkt dat de verschillende financieringsstromen tot knelpunten leiden. De SP spreekt zich ook uit voor één financieringsstroom. Ik zal in de kabinetsvisie over de Toekomst van de zorg voor jeugd ingaan op de wijze waarop het knelpunt rondom de verschillende wet- en regelgeving en bijbehorende financieringsstelsels kan worden aangepakt.

Tenslotte

De rapportage van de SP schetst een beeld van een sector vol slachtoffers en weinig daadkracht. Dit beeld klopt naar mijn idee niet. In deze rapportage geven zeven van de tien jeugdhulpverleners aan dat zij het werken in de jeugdzorg als (zeer) positief waarderen. Dit positieve beeld komt ook naar voren in de nulmeting ervaren regeldruk. De sector zit bomvol energie, zoals ondermeer bleek uit de BMJ-dag van 4 november over «slim werken». Deze initiatieven, die ik van harte ondersteun, bieden een goede basis om in de jeugdsector een cultuur te creëren van vertrouwen en ruimte voor de professional.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven