31 839 Jeugdzorg

Nr. 284 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2013

Hierbij bieden wij twee rapporten aan van de Inspectie Jeugdzorg1. Het betreft het Jaarwerkplan 2013 en het rapport Onderaannemers in de jeugdzorg. Met deze brief wordt eveneens het rapport Leren van calamiteiten van het Samenwerkend Toezicht Jeugd aangeboden2.

Jaarwerkplan 2013

Elk jaar stelt de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) een werkplan op voor de activiteiten van het komende jaar. Wij hebben het jaarwerkprogramma goedgekeurd en vastgesteld.

De (toezicht)activiteiten die de IJZ in 2013 gaat ontplooien zijn onder te verdelen in vijf categorieën:

  • 1. toezicht n.a.v. calamiteiten en incidenten (p.7);

  • 2. toezicht n.a.v. signalen van burgers en professionals (p.7);

  • 3. toezicht op individuele jeugdzorginstellingen in de regio’s, inclusief het nadrukkelijk volgen en hertoetsen van instellingen die onder verscherpt toezicht staan (p. 8);

  • 4. thematisch toezicht, zoals kindermishandeling en opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (p. 9);

  • 5. toezicht samen met andere (jeugd)inspecties binnen Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ).

De jeugdzorg staat de komende jaren in het teken van de stelselwijziging. Dit betekent ook dat een deel van de taken van de IJZ zal wijzigen. Tijdens de transitieperiode houdt de IJZ zicht op de vernieuwde werkwijzen die in het kader van het toekomstige jeugdstelsel worden ontwikkeld. Ook draagt de IJZ met haar kennis en expertise bij aan het beantwoorden van vragen over het toezicht tijdens en na de transitie.

Een ander belangrijk vraagstuk voor het nieuwe stelsel is de samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: IGZ). Op korte termijn zullen wij bezien wat de aanbevelingen die gelden voor de IGZ n.a.v. de rapporten van Van der Steenhoven en Sorgdrager betekenen voor de IJZ. Uitgangspunt is dat relevante elementen uit het verbetertraject van de IGZ ook van toepassing kunnen zijn voor de IJZ. Zo ligt het voor de hand dat de IJZ in de toekomst aansluit bij het Zorgloket van de IGZ. Hierover wordt u voor de zomer geïnformeerd in de door de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) toegezegde visiebrief over het toezicht in het nieuwe stelsel.

Rapport Onderaannemers in de jeugdzorg

In 2012 heeft de IJZ onderzoek gedaan naar de uitbesteding van jeugdzorg aan onderaannemers. In haar rapport beschrijft de IJZ haar oordeel over de wijze waarop de uitbesteding van jeugdzorg van hoofdaannemers naar onderaannemers plaatsvindt.

De IJZ verwacht bij gebruik van onderaannemers dat er jeugdzorg wordt geleverd van voldoende kwaliteit en dat hoofdaannemers hier voldoende zicht op hebben. Het moet voor de kwaliteit van de geleverde zorg niet uitmaken of een jeugdige zorg ontvangt bij een door de provincie gesubsidieerde zorgaanbieder (de hoofdaannemer) of een onderaannemer. Om de kwaliteit van de zorg bij onderaannemers en het toezicht hierop te borgen, is het Protocol voorwaarden inzet particuliere zorgaanbieders in de jeugdzorg als onderaannemer opgesteld. Hoofdaannemers die gebruik maken van onderaannemers dienen te voldoen aan de voorwaarden en eisen uit het protocol en dienen tevens een contract af te sluiten met de onderaannemer. Hiermee worden de hoofdaannemers verantwoordelijk voor het bieden van verantwoorde zorg door de onderaannemers.

Het eindoordeel van de IJZ luidt dat bij vijf van de acht hoofdaannemers de uitbesteding van de jeugdzorg voldoende verantwoord plaatsvindt. De onderaannemers bieden volgens de IJZ voldoende veilige en verantwoorde zorg en het zorgaanbod van de onderaannemer sluit voldoende aan op de zorgvraag van de jeugdigen. Bij één hoofdaannemer is de uitbesteding matig te noemen. Zo voert deze aanbieder geen kwaliteitstoets uit voorafgaand aan de eerste plaatsing en wordt er geen kwaliteitsdossier van de onderaannemer bijgehouden.

Bij twee hoofdaannemers luidde het oordeel van de IJZ dat de uitbesteding onvoldoende verantwoord plaatsvond. Het betrof hier de zorg geleverd door één onderaannemer waar beide hoofdaannemers gebruik van maakten. Op advies van de IJZ hebben deze twee hoofdaannemers de kinderen vanuit de onderaannemer overgeplaatst naar een andere voorziening. De meeste kinderen waren binnen een week overgeplaatst. De locatie van betreffende onderaannemer is nog in 2012 gesloten.

Uit het rapport blijkt dat enkele bureaus jeugdzorg en een landelijke werkende instelling jeugdigen direct plaatsen bij een onderaannemer, zonder tussenkomst van een door de provincie gesubsidieerde zorgaanbieder. De betreffende plaatsers zijn er door de IJZ op aangesproken dat deze werkwijze niet strookt met de voorwaarden zoals opgenomen in bovengenoemd protocol. De staatssecretaris van VWS heeft de bestuursverantwoordelijke provincies van de bevindingen van de IJZ op de hoogte gebracht en hen verzocht er op toe te zien dat plaatsingen bij een onderaannemer altijd met tussenkomst van een hoofdaannemer geschieden.

Het inspectierapport laat zien dat er nog inhoudelijke verbeteringen nodig zijn. Zo beveelt de IJZ onder andere aan voor iedere medewerker een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aan te vragen, jeugdigen voor te lichten over de klachtenprocedure en de vertrouwenspersoon van de hoofdaannemer, het aanbod goed aan te laten sluiten op de hulpvraag van de jeugdige en incidenten eenduidig en herkenbaar te registreren. De IJZ heeft provincies verzocht er op toe te zien dat de aanbevelingen voor 1 juli 2013 zijn geïmplementeerd. Het IPO heeft de staatssecretaris van VWS laten weten de aanbevelingen op te pakken en op korte termijn met provincies om de tafel te gaan om de resultaten van het inspectierapport te bespreken.

Rapport Leren van Calamiteiten

Naar aanleiding van diverse calamiteiten in de jeugdzorg heeft het Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) een analyse uitgevoerd naar acht calamiteitenonderzoeken die in 2011–2012 door de IJZ en/of STJ zijn uitgevoerd. De calamiteiten die STJ heeft onderzocht gaan over de meest complexe gevallen binnen de hulpverlening en dienen dan ook niet gezien te worden als representatief voor de wijze waarop de hulpverlening wordt verleend. Aan al deze kinderen en/of andere gezinsleden was voor kortere of langere tijd (extra) zorg en ondersteuning geboden. Uit analyse van de onderzoeken komt naar voren dat, hoewel elke casus verschillend is, er duidelijke patronen te herkennen zijn en algemeen geldende knelpunten te benoemen zijn die effectieve hulpverlening aan jongeren en gezinnen in de weg staan

Op basis van de onderzochte calamiteiten blijkt dat, in verschillende stadia van betrokkenheid bij deze kinderen en gezinnen, professionals en organisaties uit de verschillende sectoren niet voldoende inhoud hebben kunnen geven aan hun handelingsplicht. Het overnemen van de verbeteringen door professionals en hun organisaties vergt enerzijds implementatie van concrete maatregelen, anderzijds vraagt het om een aanpassing in houding, gedrag en aansturing.

Het rapport noemt onder andere het gebruik van de Verwijsindex Risicojongeren, scholing en opleiding, ontwikkelen van kennis en het (her)inschatten van veiligheidsrisico’s als punten van verbetering.

De inspecties hebben per casus aanbevelingen gedaan aan de betrokken instellingen en de inspecties zien eveneens toe op de implementatie van de verbeteringen.

Zoals ook in het rapport vermeld, biedt de decentralisatie van de jeugdzorg, de invoering Passend Onderwijs, de overheveling van de begeleidingsfunctie naar de Wmo en de invoering van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gemeenten de mogelijkheid om risico’s vroegtijdig te signaleren, zorg- en hulpverlening op maat aan te bieden en zorg integraal te organiseren. Professionals, managers, gemeenten en andere samenwerkingspartners moeten zich er allemaal van bewust zijn dat zij een handelingsplicht hebben richting kinderen en hun ouders. Dit stelt niet alleen hoge eisen aan de professionaliteit van de hulp- en zorgverleners maar juist ook aan de samenwerking tussen organisaties.

STJ wil haar bevindingen niet alleen weergeven in een rapport maar er actief mee aan de slag gaan, samen met alle betrokken partijen. Daarom organiseert STJ in september 2013 een congres over dit thema. Hiervoor zullen gemeenten, koepel- en brancheorganisaties en ook professionals uit de verschillende domeinen

worden uitgenodigd. We juichen dit initiatief van harte toe en hebben te kennen gegeven er zelf graag een bijdrage aan te willen leveren.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven